Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Avontuur in Turkije 3

donderdag, augustus 22nd, 2013

EEN RIJK HISTORISCH VERLEDEN

Na Troje volgde een busreis door een vaak bebost bergland tot we eindelijk aan de kust van de Middellandse Zee kwamen. We moesten helemaal om de Baai van Edremit heen, een erg toeristisch gebied. Het was wat heiig, zodat we het eiland Lesbos, dat voor de baai ligt, niet konden zien. We overnachtten in Ayvalik. Pas de volgende morgen zagen we hoe prachtig het uitzicht is.

Bij het huidige Bergama liggen de ruïnes van de Akropolis                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   van Pergamon hoog boven de stad. De stad heeft vroeger een ongekende bloei gekend. We zien de resten van een bibliotheek, een amfitheater en een Zeusaltaar. Vanaf deze locatie heb je een prachtig uitzicht op de moderne stad. Daar komen we bij de overblijfselen van het Asklepion, de resten van wat vroeger een enorm groot hospitaal is geweest. Hier komt het esculaap teken van de artsen vandaan. Hier werden toen al bijzondere geneeswijzen toegepast. Er is bijvoorbeeld een niet zo groot amfitheater, want als je de mensen vermaakt gaan ze zich beter voelen en daardoor versnelt het genezingsproces. Er was ook een soort onderaardse gang, waar mensen bevrijd werden van ziekten veroorzakers. We overnachtten daarna in Kușadasi aan de kust ter hoogte van het eiland Samos.

De volgende dag ging het naar het historische Efese. Het is vroeger een belangrijke havenstad geweest. De welvaart straalt er nog van af. Maar de haven verzandde door slib van een nabijgelegen rivier. Efese werd een dode stad. De ruïnes beslaan een enorm oppervlak. Je doet er twee en een half uur over en onderweg zijn geen toiletten. Daar moet je wel rekening mee houden. We zagen onder andere een gerechtsgebouw, een winkelstraat, gerestaureerde villa’s, een prachtige bibliotheek en een reusachtig amfitheater. De Havenstraat is zeer indrukwekkend. In zo’n stad komen mensen van alle windstreken, ook Paulus, die een brief schreef aan de jonge christengemeente. Volgens de overlevering woonden Maria de moeder van Jezus en Zijn leerling Johannes in de buurt van Efese. Er valt nog een huisje te bezichtigen, waar ze gewoond zouden hebben. Toch merkwaardig, dat er in Jeruzalem een graf van Maria is en een Dormitiokerk, die herinnert aan het ontslapen van Maria. Tenslotte leert de Rooms-katholieke Kerk, dat Maria ten hemel is opgenomen. Een mooi idee, dat we met een gerust hart kunnen koesteren. De apostel en evangelist Johannes is kennelijk wel in de omgeving van Efese overleden. In Selçuk zagen we te midden van de restanten van de zesde-eeuwse Johannesbasiliek het graf van de apostel Johannes. Even buiten Celçuk genoten we een heerlijke lunch in een tuinrestaurant. Vervolgens was er weer een lange busrit het binnenland in naar een landelijk gelegen hotel bij Pamukkale.

De volgende dag bezochten we eerst de overblijfselen van de oude stad Hiërapolis en dan vooral de uitgestrekte begraafplaats of necropolis. Veel sarcofagen zijn opengebroken. Er viel kennelijk veel te halen. De stad was heel welvarend en dat is ook te zien aan de praalgraven. Ongemerkt kwamen we bij de travertijnterrassen. Er zijn heetwaterbronnen. In de ondergrond lost kalk op in het warme water en aan de oppervlakte verdampt het water en slaat de kalk neer. Zo krijg je uitgestrekte witte terrassen van die travertijn. Het lijken wel sneeuwvelden. Mensen baden net als in de oudheid in het warme water. Daarna wachtte ons een lange tocht naar het aan de zuidkust gelegen Antalya. Hier maakten we voor het eerst kennis met de demonstraties tegen het autoritaire beleid van premier Erdogan. Bij het standbeeld van Ataturk, de stichter van de seculiere Turkse staat betoogde een kleine menigte. De bus moest een kleine omweg maken. Ons klassieke hotel staat in de binnenstad, onbereikbaar voor een grote toeristenbus. We moesten een stuk lopen en met kleine bestelbussen werd de bagage opgehaald. We aten ook niet in het hotel maar in het er naast gelegen restaurant. Als je echt bij de haven wilt komen, moet je heel wat trappen af en vervolgens weer op. Het is er heel rustiek. Intussen hoorden we de geluiden van de demonstratie, die al uren aan de gang was. Actie, actie! En een claxonconcert. Het klonk allemaal wat nostalgisch.

De volgende morgen werd het weer terug lopen naar de bus, maar nu berg op. Dat viel me wat tegen. Eerst brachten we een bezoek aan Perge. Opvallend was, dat hier het harde graniet als bouwmateriaal werd gebruikt. We zagen een indrukwekkende hellenistische poort en konden ook de overblijfselen van de vloerverwarming met hete lucht zien en verschillende bouwkundige details. In Aspendos zagen we een bijzonder groot openluchttheater, waar nog voortdurend voorstellingen worden gegeven van opera’s In de buurt van Antalya is meer te zien dan strand en dure winkels.

Door het Taurusgebergte reden we naar de volgende stopplaats, Konya. Daar zou een abrupt einde komen aan deze bijzondere reis. Daarover schreef ik al een column op 10 juni, gevolgd door een tweede deel op 14 juni. U moest lang wachten op deel 3, maar andere onderwerpen

Jaargang 6, Nr. 280.

We moeten meer gaan kopen, zegt Rutte

vrijdag, augustus 16th, 2013

EEN FALENDE PREMIER

En een falende coalitie. Keer op keer roept de premier het. We moeten niet op ons geld blijven zitten. We moeten meer consumeren. Dan trekt de economie weer aan en komt er een eind aan de bezuinigingen. Heb toch vertrouwen. Inderdaad wordt er veel gespaard en dus niet geconsumeerd. Toch is dit een te gemakkelijk verhaal. Er is wel wat meer aan de hand.

Eerst komt de vraag waarom er vóór het uitbreken van de crisis zo véél geconsumeerd werd. Een flink deel van de consumptie geschiedde op de pof. Een PL-letje was snel afgesloten. Op allerlei sites zag je zeer aantrekkelijke aanbiedingen en er werd niet geïnformeerd naar de solvabiliteit bij het Bureau Kredietwaardigheid in Tiel. Als je huis enige overwaarde had, kon je gemakkelijk je hypotheek verhogen. Dan had je weer geld om op vakantie te gaan. Zo raakten heel wat mensen diep in de schulden en als dan plotseling de wasmachine en de TV en computer het begaven werd het onmogelijk al die schulden af te lossen. Zo kwam je in de schuldsanering en dan wordt het uitgavenplafond wel heel laag.

Er waren genoeg mensen, die probleemloos van alles konden kopen. Er waren weinig werklozen en in veel huishoudens werkten beide partners. Tiener kinderen konden gemakkelijk een bijbaantje of vakantiewerk vinden. In bepaalde sectoren was een tekort aan arbeidskrachten en daar kon je hoge salariseisen stellen. Een auto van de zaak was heel normaal. Daaraan hoefde je geen geld uit te geven. Salarissen stegen elk jaar en  pensioenen en uitkeringen werden voor de inflatie gecorrigeerd. Mensen waren het van jongs af aan zo gewend. Als kind hoefde je maar te kikken en je ouders vervulden al je wensen. Als volwassene idem. Alles werd door de overheid opgelost en dreigde de schatkist leeg te raken, dan was lenen voor de staat erg goedkoop.

Het is allemaal radicaal veranderd. Uitkeringstrekkers zijn er veel meer en ze hebben minder te besteden. In deze onzekere tijden gaan mensen niet zo gemakkelijk schulden maken. Mensen krijgen in de gaten hoe hoog de rentepercentages liggen voor een persoonlijke lening. Dan sparen ze liever eerst voordat ze iets kopen. De komende tijd zullen we uitgesteld koopgedrag gaan zien. Dan krijgt Rutte toch een beetje zijn zin. We zien dat nu al bij woningen. Je moet eerst zorgen voor een eigen geldje voordat je de aankoop kunt financieren.

De lastenverzwaring tast de koopkracht aan, zo wordt steeds gesteld. Dat is maar ten dele waar. Het geld, dat de overheid int, wordt voor een groot deel besteed aan salarissen en uitkeringen en als er goederen voor gekocht worden, bijvoorbeeld spullen voor de wegenbouw, wordt daar ook weer aan verdiend. Er treedt verschuiving van de koopkracht op. Betaalt de overheid rente op de staatsleningen, dan kan een lek ontstaan naar buitenlandse geldschieters of naar particulieren met een hoog inkomen, die niet nog meer kunnen consumeren. Er is alle reden om wantrouwend te staan tegenover de waarschuwing, dat lastenverzwaring landelijk leidt tot minder consumptie.

Al die werklozen produceren nu geen goederen of diensten. Het bruto nationaal product neemt dus af. Er valt minder te verdelen en dus minder te consumeren. Waarom gaan die werklozen niet aan de slag? Simpel gezegd: Werkloze A kan iets maken dat werkloze B nodig heeft. Werkloze B kan een dienst leveren, bijvoorbeeld een kind van A bijles geven. Ze zijn beiden geholpen. Hun inkomen is feitelijk verhoogd. Dat gebeurt al veel in de informele economie. Het onttrekt zich aan de waarneming van de belasting en dus van de statistieken.

Waarom worden die werklozen niet aan het werk gezet om goederen of diensten voor elkaar te produceren? Soms ben ik bang, dat in Nederland eenzelfde mentaliteit aan het ontstaan is als in de achttiende eeuw. Er was toen een kleine groep rijken, die in de Gouden Eeuw veel geld verdiend had. Ze bleven op hun geld zitten of belegden het in het buitenland. De grote massa van de Nederlandse bevolking leefde in armoede.

Het zou ook kunnen, dat er een mentaliteitsomslag plaats vindt. Mensen en vooral jonge mensen zijn het zinloos consumeren zat. Ze weten wat op de langere termijn de gevolgen zullen zijn. Ze willen een duurzame levensstijl ontwikkelen. Slimme ondernemers spelen daar nu al op in. Ze produceren spullen, die veel langer mee gaan en veel minder onderhoud vergen. Maar zo komen we op het spoor van een mogelijke oplossing.

Als mensen rijp zijn voor een andere manier van produceren en consumeren, dan maakt de Green New Deal een goede kans. Het omschakelen naar een andere energievoorziening, een andere manier van bouwen, een echte kringloopeconomie, dan vraagt dat zo’n enorme omschakeling. Dus zijn veel investeringen nodig en dus komt er veel werk. We zullen weer spoedig economische groei gaan kennen. Ik heb al eens eerder verwezen naar de Kondratjief golven. Recent werd in een groot artikel in de Volkskrant dat verband ook gelegd tussen deze economische opleving bij ingrijpende veranderingen in ons productiesysteem en de omschakeling naar een groene economie. Als je lef hebt, beste Mark, ga je daarmee aan de slag. Het bedrijfsleven is al begonnen.

Jaargang 6, Nr.279.

Rampzalig beleid van de Nederlandse Bisschoppen

vrijdag, augustus 9th, 2013

EEN NEERWAARTSE SPIRAAL

Godsdiensthaters in Nederland en in meerdere andere Europese landen moeten wel heel blij zijn met de bisschoppen in hun land. Het is immers het beleid van de bisschoppen, dat er voor zorgt, dat steeds meer mensen los raken van de kerk en geleidelijk ook de waarden van het christendom zien verflauwen. Zo komen ze steeds meer onder invloed van antireligieuze media en veranderen ze in godsdienstsceptici en uiteindelijk in godsdiensthaters.

Wat doen de Nederlandse bisschoppen? Ze sluiten bij gebrek aan personeel steeds meer filialen. Zo verliezen ze veel klanten. De omzet daalt. Ze moeten personeel ontslaan en weer meer filialen sluiten. Opnieuw daalt de omzet. De Katholieke Kerk raakt in een neerwaartse spiraal. De cliënten voelen zich behoorlijk in de steek gelaten. Ze houden van de geloofsgemeenschap in hun dorp. Ze zijn vaste klanten. Zoals mensen in hun dorp liever niet de laatste supermarkt zien verfwijnen, zo zien ze evenmin graag hun kerk verdwijnen. De kranten meldden, dat ontevreden bankklanten hun eigen coöperatieve bank gaan oprichten. Zo zie je, dat 600 parochianen gemeenschap blijven vieren na de gedwongen kerksluiting; met elkaar en met Jezus van Nazareth en Zijn Vader maar nu in een zaal van het dorpshuis. Overal neemt het verzet toe. Geloofsgemeenschappen gaan in beroep tegen het bisschoppelijk decreet bij de Congregatie van de Clerus, onderdeel van het bestuur van de Wereldkerk in Rome. Nu blijkt met succes.

De Congregatie van de Clerus is zo gealarmeerd, dat ze nu een brief naar de bisschoppen hebben gestuurd. Daarin zetten ze nog eens duidelijk de puntjes op de i. De Nederlandse bisschoppen overtreden bij de gedwongen kerksluitingen regelmatig de kerkelijke wetgeving en de daarbij horende jurisprudentie. Bij elke kerksluiting moet de argumentatie vanuit de plaatselijke situatie geschieden. Er mag niet vanuit het bisdom of de fusieparochie geredeneerd worden. Uitgangspunt moet zijn het zielenheil van de betrokken gelovigen. Een diocesaan beleid om door fusie tot een kleiner aantal parochies te komen is onvoldoende motivatie. Dat proces hebben we inmiddels achter de rug, maar blijkt dus strijdig met kerkelijke wetgeving. Als vervolg op de fusie decreteert bisschop Eijk het onttrekken van een kerk aan de eredienst. De kerkelijke wetgeving schrijft voor, dat er tevoren overlegd wordt met de lokale geloofsgemeenschap. Dat gebeurt vrijwel nooit. De Congregatie van de Clerus gaat zelfs zo ver, dat ze een lijst van ongeldige argumenten geeft. Ze komen wel regelmatig voor in bisschoppelijke decreten. Bezield Verband Utrecht somt ze op.
1. Een algemeen plan van het diocees om het aantal kerken terug te brengen.
2. De kerk is niet langer nodig.
3. De parochie is opgeheven.
4. Het aantal parochianen is teruggelopen.
5. Sluiting zal niet ten koste gaan van het zielenheil van de gelovigen.
6. Het streven om de eenheid van de parochie te bevorderen.
7. Een potentiële toekomstige aanleiding die in werkelijkheid nog niet heeft plaatsgevonden.
Al deze argumenten zijn op zich onvoldoende. Parochies of lokale geloofsgemeenschappen blijken dus een goede kans te maken, wanneer ze tegen sluiting in beroep gaan bij de Congregatie van de Clerus in Rome.

Maar het kan ook anders. Een prachtig voorbeeld vormt het bisdom Poitiers in Frankrijk. Tien jaar geleden besloot Bisschop Albert Rouet precies het omgekeerde te doen. Geen fusies, geen kerksluiting en geen centralisatie. Hij koos voor het coöperatiemodel. In elke lokale geloofsgemeenschap worden vijf mensen geroepen om samen leiding te geven aan de gemeenschap en zelf besluiten te nemen. Een is coördinerend voorzitter, een verantwoordelijk voor de catechese, de geloofsverkondiging, een verantwoordelijk voor de liturgie, het gebed, een volgende voor de caritas, het dienen en de vijfde voor de materiële zaken, het onderhoud en het schoonhouden. De priester begeleidt op afstand of wordt om hulp gevraagd.. Ik vertaal het naar onze eigen organisatie. Er blijkt een overduidelijke overeenkomst. Wij gaan ook zo veel mogelijk onze eigen gang. In Poitiers gaat het vooral om het heil van de mensen. Men is er voor elkaar. De verantwoordelijkheid ligt helemaal bij de mensen zelf. Dat willen we hier ook wel, maar vooral de moderne ouderwetse jonge priesters grijpen voortdurend in en wijzen op de regeltjes, zoals de bisschop hen heeft laten zweren bij hun installatie. Het gaat om de regeltjes, niet om het zielenheil van de mensen. Poitiers is een hoopvol teken. Dat blijkt ook vooral uit het feit, dat steeds meer jonge mensen een taak op zich nemen in de leiding van de lokale geloofsgemeenschap.

 Jaargang 6, Nr, 278.

De Dode Zee rollen

vrijdag, augustus 2nd, 2013

ISRAËL TOEN EN NU

Gedachten bij een bezoek aan de tentoonstelling De Dode Zee rollen

Er staan lange rijen voor de ingang van het Drents museum en ook binnen bij de kern van de tentoonstelling, de fragmenten van originele geschriften uit de eeuwen vóór en direct na het begin van onze jaartelling. De Joodse Bijbel werd en wordt geschreven of gedrukt op een rol perkament en nu papier. Die Bijbel of Thora wordt dan bewaard in een schrijn, een soort ronde mooi versierde koffer. In die tijd waren deze handgeschreven boekrollen uiterst kostbaar. In de kleine nederzetting Qumran bij de Dode Zee woonden in die tijd waarschijnlijk Joodse Bijbelgeleerden, die de Thora bestudeerden en becommentarieerden. Ze beschikten over een rijk gevulde bibliotheek. Om de kostbare boekrollen niet in handen van de vijand te laten vallen hebben inwoners van Qumran deze in kruiken gestopt en die verborgen in nabij gelegen grotten. In het droge woestijnklimaat zijn ze bewaard gebleven en in 1947 en de jaren erna gevonden.

De Dode Zee rollen zijn zeer belangrijk. Ze geven een veel beter inzicht in het Joodse religieuze denken in de tijd van Jezus van Nazareth, die zo ook beter geplaatst kan worden binnen dat joodse denken. In de kruiken vond men fragmenten van de Joodse Bijbel. Zulke oude teksten waren niet eerder bekend. Ze bieden de mogelijkheid om de oorspronkelijke tekst te vergelijken met latere vertalingen. Fouten en interpretatieverschillen kunnen zo worden opgespoord.

De tentoonstelling biedt een overzicht van de geschiedenis van het gebied. Steeds opnieuw werd het door andere overheersers veroverd. Als de Joden eens een periode onafhankelijk waren was hun grondgebied elke keer weer anders. Dan denk je: Er is niets veranderd. Steeds weer wordt het gebied betwist. Oorlogen volgen elkaar op. De Joden worden omringd door vijandige volken. Deze week werd een nieuwe onderhandelingsronde tussen Israël en de Palestijnen begonnen. Het doel is ambitieus. Wat gaat er gebeuren als een overeenkomst echt dichtbij lijkt te komen? Zullen de Palestijnse leiders nu wel durven instemmen? Wordt er weer een Israëlische premier door een landgenoot vermoord? Schakelen de Israëliërs vanuit de lucht weer eens een Hamasleider uit? Willen beide partijen wel echt vrede?

Aan de hand van archeologische vondsten uit Jeruzalem, Jericho, Qumran, Ein-Gedi en Masada wordt een beeld gegeven van de leefwijze van de bevolking in die tijd. Veel vaatwerk werd uit steen gehouwen of gedraaid. Aardewerk was er nog niet zo veel en wat gevonden was vaak geïmporteerd of behoorde aan de Romeinse bezetters. Net als in Nederland wordt er veel wapentuig gevonden en militaire uitrustingsstukken. Bakstenen en dakpannen dragen de kenmerken van het tiende legioen.

Een namaak laboratorium laat zien hoe de fragmenten ontcijferd worden. Betere fotografische methodes en het gebruik van de computer vergemakkelijken het onderzoek. Het gaat erom de fragmenten te herkennen. Dan worden ze zo goed mogelijk vertaald uit het Hebreeuws, Grieks of Aramees en dan wordt de betekenis vastgesteld. Men weet welke soorten inkt werden gebruikt en van welke huiden het perkament werd gemaakt. Ook papyrus werd gebruikt. Hier worden de wortels van het christendom bestudeerd. Dan zie je bijna aan het slot de tentoongestelde fragmenten. Ze mogen niet te veel aan het licht worden blootgesteld. De vertaling op een paneeltje boven de vitrine is niet goed te lezen. Je zou er wat langer willen vertoeven, maar vaak staat er een flinke rij bezoekers te wachten. Eigenlijk zien die aangevreten stukken donker verkleurd perkament er niet uit. Je moet je er echt van bewust zijn, dat je iets unieks bekijkt.

Als je eerder in Israël was is de tentoonstelling een boeiende aanvulling op wat je daar ervaren hebt. Iedereen, die zich wil verdiepen in de oorsprong van zijn geloof, gaat er naar toe. Theologen zien er nog veel meer in als een leek op dit gebied. Voor iedereen, die geïnteresseerd is in het Joods-Palestijnse probleem, is een bezoek een must.

Jaargang 6, Nr. 277.

Armoede in Nederland

vrijdag, juli 26th, 2013

HOE ERG IS RELATIEVE ARMOEDE?

De katholieke ontwikkelingsorganisatie Cordaid wil aan de hand van haar ervaring met het werken in de Derde Wereld in Nederland armoede gaan bestrijden. De TV-reporter merkte relativerend op, dat er sprake is van relatieve armoede. In Nederland hoeven de mensen niet van anderhalve dollar per dag rond te komen zoals in de Derde Wereld, zei hij. De verslaggever greep naar het veel gebruikte en zeer onbetrouwbare kenmerk van armoede, het gemiddelde Bruto Binnenlands Product per inwoner. Dat gemiddelde bruto inkomen zegt niets over de inkomensverdeling, over de koopkracht en over de overige lasten zoals belastingen of schoolgeld. Beter is uit te gaan van een definitie, die zich afvraagt of mensen kunnen voorzien in hun primaire levensbehoeften: voedsel, drinken (schoon water), kleding en huisvesting. Als aan die primaire levensbehoeften niet voldaan kan worden, is er zeker sprake van armoede. Maar je kunt verder kijken. Hoort voldoende gratis onderwijs er bij? Hoort een kind in de Nederlandse situatie dan ook een computer te hebben? Beschikt het gezin over een informatiebron, dus een TV of een krantenabonnement? Hoort een telefoon erbij? Kan het gezin de huur opbrengen en de rekening voor gas, elektriciteit, water en de  verplichte ziektekostenverzekering? In Nederland zijn er honderdduizenden kinderen, die lijden aan tekorten aan deze simpele zaken. Ze komen zonder iets gegeten te hebben op school. Een opdracht om krantenknipsels te verzamelen geeft problemen. Over allerlei zaken kunnen ze niet meepraten. Hun kansen in het onderwijs worden kleiner. Alleen slecht betaalde banen liggen in hun verschiet. Hun ouders kennen ook niet de wegen om uit de problemen te komen. Ze komen in aanmerking voor de voedselbank, maar hoe pak je dat aan? Mensen zijn niet weerbaar.

Juist daarom is de aanpak van Cordaid zo goed. Uit de Derde Wereld kennen ze de basisgemeenschappen, waar de mensen onderling samenwerken om op een betere manier voldoende voedsel te verbouwen. In je eentje leg je geen dam aan om in de regentijd water op te vangen, dat je later voor irrigatie gebruikt. In je eentje koop je geen vrachtauto om de landbouwproducten naar de markt in de stad te brengen. In je eentje bouw je geen school en kun je geen onderwijzer aantrekken. Cordaid wil in Nederlandse termen het coöperatiemodel gaan toepassen in het samen voedsel verbouwen en verhandelen. Maar er zijn uiteraard meer mogelijkheden. Hun aanpak lijkt op de manier waarop ATD Vierde Wereld werkt. Mensen bewust maken, hen hun zelfrespect teruggeven en ze weerbaar maken. In de Rooms-katholieke Kerk krijgt deze aanpak eindelijk de wind mee. De bevrijdingstheologie wil mensen bewust maken van hun positie van uitgebui­tenen. Dat gebeurt in basisgemeenschappen, waar aan de hand van de Bijbel hen duidelijk wordt gemaakt hoe onrechtvaardig zij behandeld worden. De mensen kunnen, als zij dat zelf willen, zich bevrijden uit hun positie van armoede en onderdrukking. Het is alsof je Marx hoort. Daar moest je niet mee aankomen bij vorige pausen en zeker niet bij de Poolse Johannes Paulus II. Bij de huidige paus kun je juist verwachten, dat hij de priesters aanmoedigt zich het lot van de armen aan te trekken. Ga de favela’s in. Trek samen op met de armen. Leer hen zich zelf te helpen. Leonardo Boff noemt Paus Franciscus een aanhanger van de bevrijdingstheologie. De Paus zal dat niet hardop zeggen. Er zijn immers nog genoeg tegenkrachten in de kerk.

Terwijl in Nederland de armoede toeneemt, stijgt ook het aantal miljonairs. De ongelijkheid neemt toe. Allerlei belastingmaatregelen maken het mogelijk. Als we niet oppassen, gaat ook de ontslagbescherming verdwijnen. Dan kun je mensen aannemen als je ze nodig hebt en ze weer ontslaan als je dat als werkgever goed uitkomt. Onderzoek van de OESO leert, dat ontslagbescherming goed is voor de werkgelegenheid, aldus Peter de Waard vandaag (26-07-2013) in zijn rubriek ‘De Kwestie’ in de Volkskrant. Goed om te onthouden als vernieuwende denkers in GroenLinks weer eens komen met plannen om de arbeidsmarkt te versoepelen. Vergelijking tussen landen met een rigide arbeidsmarkt en landen met veel vrijheid leert, dat er geen enkele correlatie is tussen een soepel werkende arbeidsmarkt en de groei van de werkgelegenheid. Terwijl overal in Europa er tekenen zijn, dat de economie weer aantrekt, gebeurt er niets in Nederland. Wij maar doorgaan met het uitvoeren van het VVD-programma om de collectieve uitgaven omlaag te brengen. Dan kunnen we nog gemakkelijker miljonair worden. Als schaamlap gebruiken we dan de eisen van de EU, terwijl Rutte I en nu Rutte II er alles aan deden en doen om dat strenge beleid voort te zetten. En de PvdA maar enthousiast meewerken aan de toenemende armoede in Nederland en de toename van het aantal miljonairs.

Jaargang 6, Nr.276.

Een nostalgische wandeling door Park Sonsbeek

vrijdag, juli 19th, 2013

CULTUURHISTORISCH EN AARD­KUNDIG WAARDEVOL

Mijn herinneringen aan Park Sonsbeek gaan terug tot mijn kleutertijd. Deze week was ik er weer en al die her­inneringen kwamen weer naar boven. Als kleuter mocht ik met een tante mee, zo getuigen foto’s uit die tijd. Die verkering van mijn tante heeft overigens niet tot een hu­welijk geleid. Met mijn babyzusje in de kinderwagen gin­gen we wandelen rond de grote vijver. Eerst moesten we keurig naast elkaar voorop lopen, maar op een geven moment werden we vrij gelaten en konden hellingen be­klimmen en er weer van af hollen. Die plek zagen we nu weer terug. Zo is er ook een foto van ons zesde klasje, waarvan de leerlingen werden opgeleid om toelatings­examen te doen voor HBS of Gymnasium. Huize Sons­beek zie je op de achtergrond. Er is nu een restaurant in gevestigd. Als verkenners speelden wij af en toe het Spel in Sonsbeek Onze blokhut lag er vijf minuten lopen van­daan. Sonsbeek met zijn vele hellingen was en is ook zeer geschikt om er sleetje te rijden en als het lang genoeg hard vriest kan er op de grote vijver rond het eiland geschaatst worden. Die vijver is behoorlijk diep, het water stroomt en er zijn bronnen. Alles niet bevorderlijk voor betrouwbare ijsvorming. Eenmaal volwassen bezocht ik enkele afleveringen van de Beeldententoonstelling. Van de “Instuif” in het Sonsbeekpaviljoen heb ik nooit gebruik gemaakt. De Instuif organiseerde dansavonden voor jongelui van katholieke huize. Onze vrienden, waarmee we nu de wandeling maakten, hebben elkaar daar gevonden. Is dat nostalgisch of niet?

Er is ook veel veranderd. Op de prachtige gazons stonden vroeger bordjes met de tekst “Verboden zich op het gras te begeven.” Nu werd er door honderden heerlijk gezond. Vaak zie je in Sonsbeek ook veel allochtonen. We zagen in Istanbul, dat een picknick in een park voor velen een leuke besteding van de zondag is. Nu waren ze opvallend afwezig. Het is Ramadan bedacht ik later. Er is ook meer horeca dan vroeger. De boerderij is alleen open voor mensen, die er willen lunchen, niet om even iets te drin­ken. Dat voelde wat irritant aan. Maar er is dichtbij Huize Sonsbeek een alternatief. Vroeger was er terzijde van de Tellegenlaan een wat verwaarloosde kwekerij. Dat is nu een Steile Tuin. Bijzonder fraai. Bij Sonsbeek hoort ook het Watermuseum in een oude watermolen gevestigd. Vroeger waren er meer watermolens, bestemd voor het malen van graan. Nu zijn er watervallen. Vroeger kon je onder de Grote Waterval door lopen. Het stenen brugje in de grot is verdwenen. Jammer.

De Sonsbeek liep vroeger door de stad, maar is nu in een riool verborgen. Het zou mooi zijn als de Bovenbeek­straat en de Beekstraat hun naam weer eer aan zouden doen. De beek die in de Neder-Rijn uitmondde, maakte van deze plek op de fluvio-glaciale vlakte aan de voet van de stuwwal een zeer geschikte vestigingsplaats voor een stad.

Zo komen we bij het bijzondere reliëf, dat bijdraagt aan het unieke karakter van dit park. De Sonsbeek ligt in een enorm smeltwaterdal, met een aantal zijdalen. In de een na laatste ijstijd, het Saalien werd door het ijs in de Betuwe een dik pakket riviersedimenten noordwaarts opgestuwd. Tussen de lagen zand en grint waren ook klei- en leemlagen. Die liggen nu schuin en verhinderen het wegzakken van het regenwater. Waar ze dagzomen krijg je bronnen. Die zie je nu in Sonsbeek en het aangrenzende Zijpendaal als stukken grasland waar het bronwater omhoog komt en als bronvijvers. Door al die bronnen wordt de Sonsbeek gevoed. Een smeltwaterdal is in het Saalien en in de (voorlopig) laatste ijstijd, het Weichselien gevormd. In een ijstijd was de grond tot grote diepte permanent bevroren. Smeltwater en regen konden in de zomer niet wegzakken en stroomden over de oppervlakte weg. Daarbij werden smeltwaterdalen uitgeschuurd. Heel mooi zijn ze ook te zien in de omgeving van de Posbank bij Rheden en De Steeg. Het reliëf wat je daar ziet is een fossiel toendrareliëf. De Sonsbeek is dus van oorsprong een zomerse toendrasmeltwaterstroom. De poolvossen, ijsberen en elanden kun je er bij denken. Als je met die wetenschap door Park Sonsbeek wandelt besef je nog beter hoe bijzonder dit unieke stadspark is. En dan heb ik nog lang niet alles verteld.

Jaargang 6, Nr. 275.

Discussie in GroenLinks

vrijdag, juli 12th, 2013

ZIJN DE BRUTOLONEN VOOR ONGESCHOOLDE ARBEID TE HOOG?

Dat schijnt de communis opinio te zijn in de leidinggevende kringen van GroenLinks. De oorzaak wordt gezien in de hoge loonbelasting en vooral de hoge bijdrage aan de premies voor de sociale verzekeringen. Als deze brutolonen lager zouden zijn, dan zouden werkgevers meer geneigd zijn deze mensen in dienst te nemen. Dat is nog maar de vraag. Alle reden om eens een blik te werpen op die laagbetaalde ongeschoolde arbeid.

Een eeuw geleden was er een grote vraag naar ongeschoolde of laaggeschoolde arbeidskrachten. Die waren er ook volop. De leerplicht was nog maar net ingevoerd (1901) en veel kinderen volstonden met alleen lager onderwijs met geleidelijk ook de zevende en achtste klas. Zelfs in het midden van de vorige eeuw was dat nog zo. Na school wachtte voor meisjes werk in de industrie bijvoorbeeld bij Douwe Egberts, Verkade of Unilever of in de kledingindustrie, in het boerenbedrijf als melkmeid of in de huishouding bij gegoede families. Voor jongens was er de textielindustrie of de steenfabrieken of de kolenmijn of lopendebandwerk. Meisjes met iets meer in hun mars konden schooljuf of verpleegster worden. Het meer geschoolde werk was een mannenaangelegenheid. Een man hoorde ook zo veel te verdienen, dat hij een gezin kon onderhouden. Bij gebrek aan een goed betaalde baan bleven velen ongehuwd. In arbeiderskringen moest de vrouw mee verdienen als werkster bijvoorbeeld. Het is goed je te realiseren waar we vandaan komen.

Er is veel veranderd. Ongeschoolde en een flink deel van de lager en middelbaar geschoolde arbeid is geautomatiseerd en als dat niet of maar beperkt mogelijk was naar lagelonenlanden verdwenen. Denk aan de textielindustrie. Tegelijk nam de deelname aan het secundair onderwijs en het beroepsonderwijs enorm toe. Met de afname van het ongeschoolde werk nam het percentage weinig of ongeschoolden spectaculair af. Dat is zo sterk het geval, dat we veel mensen uit het buitenland halen om werk in bijvoorbeeld in de tuinbouw te verrichten. Vaak worden ze onderbetaald.

Wat resteert er nu aan werk, dat weinig scholing vergt? Eigenlijk moeten we hier onderscheid maken tussen stuwende en verzorgende werkgelegenheid. Stuwende bedrijvigheid stuwt werk en inkomen en dus ook mensen naar een regio. De afzet vindt ook buiten de regio plaats. Een nationaal stuwende bedrijfstak exporteert goederen of diensten. De meeste baggerbedrijven werken vooral in het buitenland en zijn dus stuwend, net als DAF of ASML. De bakker op de hoek is lokaal verzorgend. De broodfabriek van een supermarktketen is nationaal verzorgend. Verzorgende bedrijvigheid is aan een regio gebonden. Stuwende bedrijvigheid kan wel aan een regio gebonden zijn; bijvoorbeeld aan een lokale grondstof of aan een aanvoerhaven. Denk aan de hoogovens in IJmuiden. Het is een nationaal stuwend bedrijf, maar zou evengoed in een andere haven in een ander land gevestigd kunnen zijn.

De discussie draait om lokaal verzorgend werk, dat moet gebeuren en niet naar een lagelonenland verplaatst kan worden. Denk aan de schoonmaakbranche, de horeca, de zorg, het onderwijs, de overheid, de beveiliging of de detailhandel. Elke werkgever probeert het werk te doen met zo weinig mogelijk mensen. Hoe lager de loonkosten hoe hoger de winst. Een werkgever gaat dan echt geen extra mensen aannemen als ze goedkoper worden. Hij zal eerder de mensen opjagen om met minder mensen hetzelfde werk te doen of hij zal goedkope arbeidskrachten uit het buitenland halen, bijvoorbeeld Filipijnse verpleegkundigen als Nederlandse verpleegkundigen alleen willen komen werken als ze een hoger loon krijgen.

Eigenlijk draait het vooral om het werk, dat collectief betaald wordt. De zorgvraag neemt toe door de vergrijzing en door meer medische mogelijkheden. Vooral nu de bevolkingskrimp al merkbaar wordt bij de beroepsbevolking moeten we met steeds minder mensen de kosten van de zorg opbrengen. De jongeren zijn het als kind en tot voor kort ook als jongere goed gewend geweest. Die mooie tijden zijn voorbij. Het geld moet ergens vandaan komen. Als je de premies voor de sociale verzekeringen te hoog vindt voor de lagere inkomensgroepen, dan kun je voor hen de premies wel verlagen, maar dan moeten de middelbare en hogere inkomens het gat opvullen. We hebben gezien wat voor een onrust dat veroorzaakt in VVD-kringen. Vergrijzing en ontgroening doen pijn. Dat is een gegeven. We kunnen er niets aan veranderen.

Jaargang 6, Nr. 274.

De mazelen epidemie

vrijdag, juli 5th, 2013

WAT WIL GOD, DAT WIJ DOEN?

Het lijkt of het om deze vraag draait. Verwacht God van ons, dat wij ons doelbewust en uit vrije wil overgeven aan Zijn voorzienigheid? Spelen wij voor God, treden wij in Zijn plaats als wij onze kinderen laten inenten? Maar achter deze vragen liggen andere vragen verborgen. Hoe werkt de goddelijke voorzienigheid? Hoe grijpt God in in het leven van de mens? Hoe kunnen wij dat weten?

Het Christendom is een openbaringsgodsdienst. Wat wij weten over God is ons geopenbaard in de Bijbel. De Bijbel is Gods Woord. Hoe wij de Bijbel moeten verstaan is een zaak van traditie, neergelegd in belijdenisgeschriften, zoals de Heidelbergse Catechismus. In de Protestante traditie kent elke gemeente een eigen gezag en wordt in elke afzonderlijke gemeente over geloofszaken beslist. Daarnaast is het gewoon, dat iedereen zelf over de betekenis van een Bijbeltekst nadenkt en een eigen mening vormt

In de Rooms-katholieke Kerk is de uitleg van de H. Schrift een zaak van het kerkelijk leergezag. Dat berust in hoogste instantie bij een concilie, een vergadering van alle bisschoppen van de hele wereld onder leiding van het Hoofd van de Kerk en de eerste onder zijns gelijken, de bisschop van Rome, ofwel de Paus. Soms doet de Paus in samenspraak met het concilie een plechtige uitspraak en die zou onfeilbaar zijn. Over dit dogma van de onfeilbaarheid bestaan grote twijfels. Het is in grote haast en met veel oppositie door het eerste Vaticaans concilie in 1870 afgekondigd.

In twee gereformeerde kerken is een sterke gemeenschappelijke opinie, dat je je kinderen niet tegen een ziekte mag inenten. Daar ga je als individu niet zomaar tegenin. Je plaatst je dan buiten de gemeenschap. Heeft het zin daar tegenin te gaan? Ogenschijnlijk niet, want er treden elke keer weer epidemieën op en elke keer komt weer dezelfde kritiek. Dat helpt niet. Mensen volharden in hun houding en misschien stijft de kritiek hen eerder in die houding, dan dat ze mensen op een andere gedachte brengt. Het is ook heel wat als je gelooft, dat God rechtstreeks in jouw leven kan ingrijpen en je soms straft voor jouw zonden of die van je voorvaderen met ziekte of tegenspoed. De dood van je kind kan een straf zijn voor jouw zonden.

Het is dus vooral het Godsbeeld, dat beslissend is voor de houding van deze mensen. Het Godsbeeld verandert in de loop van de tijd. Het kinderlijke beeld van de man met een baard gezeten op een gouden troon op een wolk is al lang verdwenen, maar ook die alwetende God, die precies weet wat je stiekem allemaal aan kwaad doet en die streng straft; als het niet hier op aarde gebeurt dan toch later in de hel; dat beeld is gelukkig verleden tijd bij mij en bij velen met mij. Ook het beeld van de almachtige God. die rechtstreeks kan ingrijpen in het lot van de mensen heb ik achter mij gelaten. Velen vragen zich af hoe zo’n almachtige God al die vreselijke dingen kan toelaten. Het is een van de oorzaken van twijfel aan het bestaan van God. Als geseculariseerde mensen zeggen niet in God te geloven vraag ik mij altijd weer af in welk beeld van God ze niet geloven. Ik krijg nooit antwoord.

Als God bestaat, dan zijn wij mensen met alle verzamelde intelligentie niet in staat ook maar iets zinnigs over Hem te zeggen. Ons verstand kan Hem niet bemeesteren. Ik probeer Zijn werk te ervaren. Maar ik kan niet weten of ik Zijn zorg voor ons ervaar. Ik kan het slechts geloven in dankbaarheid. Zo ervaren mystici Gods liefde. Ze kunnen hun ervaring niet met woorden beschrijven en kunnen slechts getuigen van hun gelukkig zijn.

Soms zie je hoe God door mensen werkt. Dan zie je het werk van een moeder Teresa, die de stervenden in de straten van Calcutta liefdevol opneemt of een Peerke Donders, die melaatsen bijstaat. Maar God kan ook werken door een arts, die een ouderpaar weet te overtuigen, dat die inenting tegen mazelen of tegen polio overeenkomt met de zorg voor hun kinderen, die God van ouders verwacht. Als het Goddelijke bestaat, wat verwacht Hij/Zij dan van mij? Wat mogen mijn medemensen van mij verwachten? Het goede doen? Wat is dan het goede?

Jaargang 6, Nr. 273.

Verplichting weg bij de sociale zekerheid?

vrijdag, juni 28th, 2013

HOE DE SOCIALE ZEKERHEID BEKOSTIGEN?

Een van mijn medebloggers kwam afgelopen week met het idee de sociale zekerheid niet meer te bekostigen uit de premies van deze verzekeringen, maar er een uitkering van te maken, die bekostigd zou moeten worden uit een groene belasting op energie, grondstoffen, hulpstoffen en water. Arbeid zou daardoor goedkoper worden. Dat zou een verbetering van het investeringsklimaat betekenen. Bedrijven zouden minder snel hun productie verplaatsen naar een lagelonenland en minder bepaalde werkzaamheden out-sourcen. Die sociale verzekeringen hebben als nadeel, dat ze verplicht zijn. Ze spruiten voort uit een CDA-filosofie en uit het CDA kan niets goeds voortkomen. Mijn medeblogger streeft naar het Scandinavische model voor de sociale zekerheid, al zou je uit sommige formuleringen de indruk kunnen krijgen, dat het Angelsaksische model veel invloed heeft op zijn denken. Hij wil echter een eerlijke verdeling van werk en inkomen en ons sociale verzekeringsstelsel zou daar niet aan bijdragen. Zo is er een maximum aan de premieheffing, zodat de hogere inkomens een veel kleiner deel van hun inkomen aan de premieheffing kwijt zijn. Hij heeft dus wel degelijk linkse idealen. De vraag is alleen of zijn oplossing dan wel leidt tot een eerlijke verdeling van werk en inkomen.

Er zijn geen redenen te bedenken om terug te verlangen naar de tijd vóór de invoering van onze sociale verzekeringen. Voor de Industriële Revolutie was er een veel kleinere afstand tussen de meester en de knechten en gezellen. In geval van ziekte hielp men elkaar. Anders was er de familie of de kerk. Bittere armoede kwam voor. De Industriële Revolutie gaf veel mensen werk, maar de lonen waren laag en bij ziekte of arbeidsongeschiktheid wachtte de armoede. Ouderen woonden bij hun kinderen en voor alleenstaanden was er het oudemannenhuis. Er was geen recht. Men was afhankelijk van armenzorg. Het was geen vetpot. Jarenlange strijd van de vakbonden zorgde voor een langzame verbetering. De crisis van de dertiger jaren betekende voor de vele werklozen vooral ellende.

De socialist Drees zorgde voor de AOW. Ouderen zonder of met een heel laag pensioen waren hem zeer dankbaar. Daarna volgden de Ziektewet, de arbeidsongeschiktheidswetten en tenslotte de nabestaandenwet. Al die sociale wetten hadden als uitgangspunt onderlinge solidariteit. Vanzelfsprekend was het onverdraaglijk, dat iemand zich daaraan zou onttrekken. Dat zou de solidariteitsgedachte ondergraven. Dus werden de sociale verzekeringen verplicht. Ook misbruik kan de solidariteit ondergraven. Werklozen werken soms zwart bij. Werkgevers loosden overtollige arbeidskrachten in de WAO. Werkgeversontslaan hun personeel en nemen het als ZZP’er weer in dienst. Zo ontduiken ze de Sociale premieheffing. Van allerlei goede dingen kan ook misbruik worden gemaakt.

Verplaatsing van werkgelegenheid naar een lage lonengebied is een eeuwenoud verschijnsel. De Hollandse textielindustrie verhuisde naar Brabant en Twente. Het heeft weinig zin om te proberen met zo’n lage lonengebied te concurreren. Onze welvaart geeft een hoog voorzieningenniveau en dat geeft hoge collectieve uitgaven en dus moeten de bruto lonen hoog zijn. Door te specialiseren op duurdere producten worden die hoge lonen mogelijk. Textiel weg? Dan schakelen we over op zeer sterke vezels (Dyneema) of luxe gordijnstoffen.

Je kunt natuurlijk de loon- en inkomstenbelasting verlagen of de sociale uitkeringen anders financieren, maar de hoge inkomsten van de staat blijven nodig. Verhogen van de omzetbelasting (BTW) of vergroenen van de belastingen geeft de staat dan inkomsten, maar juist de laagste inkomens komen dan het meest in de problemen, want alles wordt duurder. De inflatie neemt toe. Je spaargeld wordt minder waard. Dat draagt niet bij aan een eerlijke verdeling van de inkomens. De solidariteitsgedachte wordt ondergraven, want niemand begrijpt, dat alles zo duur wordt om de sociale uitkeringen mogelijk te maken.

Vergroenen van de belastingen is een goed instrument om milieudoelen na te streven. Zoals hoge lonen leiden tot diepte-investeringen, namelijk om de productie minder arbeidsintensief te maken, zo leiden groene belastingen tot milieuvriendelijker produceren, energiezuiniger of met meer kringloopmaterialen. Zo dalen de opbrengsten van de groene belastingen. Dat valt toe te juichen. De financiering van de sociale uitkeringen mist op deze wijze op de lange termijn zekerheid. Is dan financiering uit de algemene middelen beter? Iedereen, die afhankelijk is van financiering door de overheid weet, hoe onbetrouwbaar de overheid vaak blijkt. Van de ene op de andere dag verdwijnt de financiering geheel of gedeeltelijk. Op dit moment kunnen heel wat instellingen daarover meepraten. Handhaaf wat mij betreft de huidige financiering van de sociale zekerheid ook al is die het resultaat van wetgeving door opeenvolgende Rooms-rode kabinetten.

Jaargang 6, Nr. 272.

140 jaar KNAG

zaterdag, juni 22nd, 2013

OOG VOOR DE RUIMTELIJKE DIMENSIE

Onlangs was ik voor onderzoek in het ziekenhuis en de specialist vroeg me welk vak ik gegeven had. Aardrijkskunde, was mijn antwoord. Maar dat is tegenwoordig toch onderdeel van wereldoriëntatie. Beter van niet, zei ik, want aardrijkskunde heeft ook een instrumentkarakter. Wat bedoelt u daarmee, was de volgende vraag. Aardrijkskunde laat je kijken naar het ruimtelijk karakter van veel processen. Het oefent de leerlingen in het bedenken van oplossingen voor ruimtelijke problemen. Daar zaten we hier ook mee. Waar moest de uitbreiding van het ziekenhuis komen. Een intelligent man. Hij had het snel door.

Maar in de dagelijkse praktijk is het vaak wel anders. In de discussies over een betere ontsluiting van het dorp Houten kwam naar voren, dat het overgrote deel van het uitgaande verkeer in de richting van de stad Utrecht gaat of uit de stad Utrecht komt. Houten heeft inmiddels behoorlijk wat werkgelegenheid. In die Noordwestelijke richting is Houten ook het beste ontsloten. Een ambtenaar van de provincie begreep niet, dat een ontsluiting naar het Zuiden de problemen naar het Noordwesten kon oplossen. Het verkeer naar het Zuiden en naar Nieuwegein maakt van dezelfde ontsluitingswegen gebruik. Als dat verkeer wegvalt, dan worden de ontsluitingswegen naar Utrecht ontlast en kunnen ze het verkeer beter verwerken.

Als je de ruimtelijke dimensie van de Europese integratie bekijkt, dan zie je dat de onderlinge handel en dus het verkeer zich over heel Europa afspeelt. Onze producten gaan naar alle landen in Europa en wij gebruiken producten uit alle landen van de Europese Unie. Dan is het handig als je met dezelfde munt kunt betalen en dat overal dezelfde kwaliteitseisen gelden en dezelfde etikettering. Een kwaliteitseis voor groente en fruit is, dat er niet te veel gif is achtergebleven. Dus komt de EU met een verordening daarover. Dan moet een groente- of fruitkweker daarvan goed op de hoogte zijn. In het beroepsonderwijs wordt er dus aandacht aan besteed. Het is allemaal hartstikke logisch als je het ruimtelijk bekijkt en ziet hoe onze nationale economieën deel uitmaken van één grote Europese economie. Je moet er oog voor hebben. Voor een geograaf is het vanzelfsprekend. Het grote publiek denkt er niet over na. Dat je dat leert bij het schoolvak aardrijkskunde ontgaat nog veel meer mensen.

Ik moest er aan denken, toen ik gisteren de viering meemaakte van het 140-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, kortweg het KNAG. Ben de Pater beschreef de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar. Zo kenden we een periode, dat we probeerden de geografische werkelijkheid te vangen in wiskundige formules. Bij mij was mijn HBS-b-wiskunde al aardig weggezakt en bovendien ontbraken toen nog belangrijke onderdelen. Voor mij waren het onleesbare artikelen. Maar die geografische werkelijkheid is het resultaat van menselijk handelen. Dat is nooit zo logisch dat je het kunt vatten in wiskundige formules. Die benadering heeft het niet lang volgehouden. Tegenwoordig heeft men vooral oog voor het eigene van elke afzonderlijke regio. Generaliseren is op de achtergrond geraakt. Eenzelfde ontwikkeling zie je bij economie. Sommige economen menen, dat hun vak als exacte wetenschap meer status krijgt. Maar als geen enkele berekening blijkt uit te komen, kun je beter erkennen, dat economie in feite een gedragswetenschap is.

Ik beschouw de aardrijkskunde ook als een gedragswetenschap. Ons gedrag wordt bepaald door de eigenschappen van ons woongebied, het economisch systeem, het politiek systeem en het sociaal systeem. Geografen herkennen het denken van Hoekveld. Bij mij kregen de waarden van de bewoners bijzondere aandacht. Waarden zijn de opvattingen, die het gedrag bepalen. In het vorige nummer van het tijdschrift Geografie stond een mooi artikel, dat dit duidelijk illustreert. Geconstateerd is, dat in gemeenten met een overheersend protestante bevolking meer gefietst wordt dan in een gemeente met een overheersend katholieke bevolking. Hoewel meer factoren een rol kunnen spelen, vond ik er een voor mij zeer aannemelijke verklaring bij. Die ging geheel uit van opvattingen zoals die bij protestanten en katholieken leven. Daarover ga ik eerst elders schrijven.

Die bijeenkomst in Paushuize in Utrecht gaf mij veel te denken. Tegelijk begreep ik, dat er voor het KNAG nog veel te doen is. Nog steeds wordt er aan de poten van je stoel gezaagd. Met andere oude bekenden constateerde ik, dat er niet veel veranderd is.

Zesde jaargang, Nummer 271.