Author Archive

De Dode Zee rollen

vrijdag, augustus 2nd, 2013

ISRAËL TOEN EN NU

Gedachten bij een bezoek aan de tentoonstelling De Dode Zee rollen

Er staan lange rijen voor de ingang van het Drents museum en ook binnen bij de kern van de tentoonstelling, de fragmenten van originele geschriften uit de eeuwen vóór en direct na het begin van onze jaartelling. De Joodse Bijbel werd en wordt geschreven of gedrukt op een rol perkament en nu papier. Die Bijbel of Thora wordt dan bewaard in een schrijn, een soort ronde mooi versierde koffer. In die tijd waren deze handgeschreven boekrollen uiterst kostbaar. In de kleine nederzetting Qumran bij de Dode Zee woonden in die tijd waarschijnlijk Joodse Bijbelgeleerden, die de Thora bestudeerden en becommentarieerden. Ze beschikten over een rijk gevulde bibliotheek. Om de kostbare boekrollen niet in handen van de vijand te laten vallen hebben inwoners van Qumran deze in kruiken gestopt en die verborgen in nabij gelegen grotten. In het droge woestijnklimaat zijn ze bewaard gebleven en in 1947 en de jaren erna gevonden.

De Dode Zee rollen zijn zeer belangrijk. Ze geven een veel beter inzicht in het Joodse religieuze denken in de tijd van Jezus van Nazareth, die zo ook beter geplaatst kan worden binnen dat joodse denken. In de kruiken vond men fragmenten van de Joodse Bijbel. Zulke oude teksten waren niet eerder bekend. Ze bieden de mogelijkheid om de oorspronkelijke tekst te vergelijken met latere vertalingen. Fouten en interpretatieverschillen kunnen zo worden opgespoord.

De tentoonstelling biedt een overzicht van de geschiedenis van het gebied. Steeds opnieuw werd het door andere overheersers veroverd. Als de Joden eens een periode onafhankelijk waren was hun grondgebied elke keer weer anders. Dan denk je: Er is niets veranderd. Steeds weer wordt het gebied betwist. Oorlogen volgen elkaar op. De Joden worden omringd door vijandige volken. Deze week werd een nieuwe onderhandelingsronde tussen Israël en de Palestijnen begonnen. Het doel is ambitieus. Wat gaat er gebeuren als een overeenkomst echt dichtbij lijkt te komen? Zullen de Palestijnse leiders nu wel durven instemmen? Wordt er weer een Israëlische premier door een landgenoot vermoord? Schakelen de Israëliërs vanuit de lucht weer eens een Hamasleider uit? Willen beide partijen wel echt vrede?

Aan de hand van archeologische vondsten uit Jeruzalem, Jericho, Qumran, Ein-Gedi en Masada wordt een beeld gegeven van de leefwijze van de bevolking in die tijd. Veel vaatwerk werd uit steen gehouwen of gedraaid. Aardewerk was er nog niet zo veel en wat gevonden was vaak geïmporteerd of behoorde aan de Romeinse bezetters. Net als in Nederland wordt er veel wapentuig gevonden en militaire uitrustingsstukken. Bakstenen en dakpannen dragen de kenmerken van het tiende legioen.

Een namaak laboratorium laat zien hoe de fragmenten ontcijferd worden. Betere fotografische methodes en het gebruik van de computer vergemakkelijken het onderzoek. Het gaat erom de fragmenten te herkennen. Dan worden ze zo goed mogelijk vertaald uit het Hebreeuws, Grieks of Aramees en dan wordt de betekenis vastgesteld. Men weet welke soorten inkt werden gebruikt en van welke huiden het perkament werd gemaakt. Ook papyrus werd gebruikt. Hier worden de wortels van het christendom bestudeerd. Dan zie je bijna aan het slot de tentoongestelde fragmenten. Ze mogen niet te veel aan het licht worden blootgesteld. De vertaling op een paneeltje boven de vitrine is niet goed te lezen. Je zou er wat langer willen vertoeven, maar vaak staat er een flinke rij bezoekers te wachten. Eigenlijk zien die aangevreten stukken donker verkleurd perkament er niet uit. Je moet je er echt van bewust zijn, dat je iets unieks bekijkt.

Als je eerder in Israël was is de tentoonstelling een boeiende aanvulling op wat je daar ervaren hebt. Iedereen, die zich wil verdiepen in de oorsprong van zijn geloof, gaat er naar toe. Theologen zien er nog veel meer in als een leek op dit gebied. Voor iedereen, die geïnteresseerd is in het Joods-Palestijnse probleem, is een bezoek een must.

Jaargang 6, Nr. 277.

Armoede in Nederland

vrijdag, juli 26th, 2013

HOE ERG IS RELATIEVE ARMOEDE?

De katholieke ontwikkelingsorganisatie Cordaid wil aan de hand van haar ervaring met het werken in de Derde Wereld in Nederland armoede gaan bestrijden. De TV-reporter merkte relativerend op, dat er sprake is van relatieve armoede. In Nederland hoeven de mensen niet van anderhalve dollar per dag rond te komen zoals in de Derde Wereld, zei hij. De verslaggever greep naar het veel gebruikte en zeer onbetrouwbare kenmerk van armoede, het gemiddelde Bruto Binnenlands Product per inwoner. Dat gemiddelde bruto inkomen zegt niets over de inkomensverdeling, over de koopkracht en over de overige lasten zoals belastingen of schoolgeld. Beter is uit te gaan van een definitie, die zich afvraagt of mensen kunnen voorzien in hun primaire levensbehoeften: voedsel, drinken (schoon water), kleding en huisvesting. Als aan die primaire levensbehoeften niet voldaan kan worden, is er zeker sprake van armoede. Maar je kunt verder kijken. Hoort voldoende gratis onderwijs er bij? Hoort een kind in de Nederlandse situatie dan ook een computer te hebben? Beschikt het gezin over een informatiebron, dus een TV of een krantenabonnement? Hoort een telefoon erbij? Kan het gezin de huur opbrengen en de rekening voor gas, elektriciteit, water en de  verplichte ziektekostenverzekering? In Nederland zijn er honderdduizenden kinderen, die lijden aan tekorten aan deze simpele zaken. Ze komen zonder iets gegeten te hebben op school. Een opdracht om krantenknipsels te verzamelen geeft problemen. Over allerlei zaken kunnen ze niet meepraten. Hun kansen in het onderwijs worden kleiner. Alleen slecht betaalde banen liggen in hun verschiet. Hun ouders kennen ook niet de wegen om uit de problemen te komen. Ze komen in aanmerking voor de voedselbank, maar hoe pak je dat aan? Mensen zijn niet weerbaar.

Juist daarom is de aanpak van Cordaid zo goed. Uit de Derde Wereld kennen ze de basisgemeenschappen, waar de mensen onderling samenwerken om op een betere manier voldoende voedsel te verbouwen. In je eentje leg je geen dam aan om in de regentijd water op te vangen, dat je later voor irrigatie gebruikt. In je eentje koop je geen vrachtauto om de landbouwproducten naar de markt in de stad te brengen. In je eentje bouw je geen school en kun je geen onderwijzer aantrekken. Cordaid wil in Nederlandse termen het coöperatiemodel gaan toepassen in het samen voedsel verbouwen en verhandelen. Maar er zijn uiteraard meer mogelijkheden. Hun aanpak lijkt op de manier waarop ATD Vierde Wereld werkt. Mensen bewust maken, hen hun zelfrespect teruggeven en ze weerbaar maken. In de Rooms-katholieke Kerk krijgt deze aanpak eindelijk de wind mee. De bevrijdingstheologie wil mensen bewust maken van hun positie van uitgebui­tenen. Dat gebeurt in basisgemeenschappen, waar aan de hand van de Bijbel hen duidelijk wordt gemaakt hoe onrechtvaardig zij behandeld worden. De mensen kunnen, als zij dat zelf willen, zich bevrijden uit hun positie van armoede en onderdrukking. Het is alsof je Marx hoort. Daar moest je niet mee aankomen bij vorige pausen en zeker niet bij de Poolse Johannes Paulus II. Bij de huidige paus kun je juist verwachten, dat hij de priesters aanmoedigt zich het lot van de armen aan te trekken. Ga de favela’s in. Trek samen op met de armen. Leer hen zich zelf te helpen. Leonardo Boff noemt Paus Franciscus een aanhanger van de bevrijdingstheologie. De Paus zal dat niet hardop zeggen. Er zijn immers nog genoeg tegenkrachten in de kerk.

Terwijl in Nederland de armoede toeneemt, stijgt ook het aantal miljonairs. De ongelijkheid neemt toe. Allerlei belastingmaatregelen maken het mogelijk. Als we niet oppassen, gaat ook de ontslagbescherming verdwijnen. Dan kun je mensen aannemen als je ze nodig hebt en ze weer ontslaan als je dat als werkgever goed uitkomt. Onderzoek van de OESO leert, dat ontslagbescherming goed is voor de werkgelegenheid, aldus Peter de Waard vandaag (26-07-2013) in zijn rubriek ‘De Kwestie’ in de Volkskrant. Goed om te onthouden als vernieuwende denkers in GroenLinks weer eens komen met plannen om de arbeidsmarkt te versoepelen. Vergelijking tussen landen met een rigide arbeidsmarkt en landen met veel vrijheid leert, dat er geen enkele correlatie is tussen een soepel werkende arbeidsmarkt en de groei van de werkgelegenheid. Terwijl overal in Europa er tekenen zijn, dat de economie weer aantrekt, gebeurt er niets in Nederland. Wij maar doorgaan met het uitvoeren van het VVD-programma om de collectieve uitgaven omlaag te brengen. Dan kunnen we nog gemakkelijker miljonair worden. Als schaamlap gebruiken we dan de eisen van de EU, terwijl Rutte I en nu Rutte II er alles aan deden en doen om dat strenge beleid voort te zetten. En de PvdA maar enthousiast meewerken aan de toenemende armoede in Nederland en de toename van het aantal miljonairs.

Jaargang 6, Nr.276.

Een nostalgische wandeling door Park Sonsbeek

vrijdag, juli 19th, 2013

CULTUURHISTORISCH EN AARD­KUNDIG WAARDEVOL

Mijn herinneringen aan Park Sonsbeek gaan terug tot mijn kleutertijd. Deze week was ik er weer en al die her­inneringen kwamen weer naar boven. Als kleuter mocht ik met een tante mee, zo getuigen foto’s uit die tijd. Die verkering van mijn tante heeft overigens niet tot een hu­welijk geleid. Met mijn babyzusje in de kinderwagen gin­gen we wandelen rond de grote vijver. Eerst moesten we keurig naast elkaar voorop lopen, maar op een geven moment werden we vrij gelaten en konden hellingen be­klimmen en er weer van af hollen. Die plek zagen we nu weer terug. Zo is er ook een foto van ons zesde klasje, waarvan de leerlingen werden opgeleid om toelatings­examen te doen voor HBS of Gymnasium. Huize Sons­beek zie je op de achtergrond. Er is nu een restaurant in gevestigd. Als verkenners speelden wij af en toe het Spel in Sonsbeek Onze blokhut lag er vijf minuten lopen van­daan. Sonsbeek met zijn vele hellingen was en is ook zeer geschikt om er sleetje te rijden en als het lang genoeg hard vriest kan er op de grote vijver rond het eiland geschaatst worden. Die vijver is behoorlijk diep, het water stroomt en er zijn bronnen. Alles niet bevorderlijk voor betrouwbare ijsvorming. Eenmaal volwassen bezocht ik enkele afleveringen van de Beeldententoonstelling. Van de “Instuif” in het Sonsbeekpaviljoen heb ik nooit gebruik gemaakt. De Instuif organiseerde dansavonden voor jongelui van katholieke huize. Onze vrienden, waarmee we nu de wandeling maakten, hebben elkaar daar gevonden. Is dat nostalgisch of niet?

Er is ook veel veranderd. Op de prachtige gazons stonden vroeger bordjes met de tekst “Verboden zich op het gras te begeven.” Nu werd er door honderden heerlijk gezond. Vaak zie je in Sonsbeek ook veel allochtonen. We zagen in Istanbul, dat een picknick in een park voor velen een leuke besteding van de zondag is. Nu waren ze opvallend afwezig. Het is Ramadan bedacht ik later. Er is ook meer horeca dan vroeger. De boerderij is alleen open voor mensen, die er willen lunchen, niet om even iets te drin­ken. Dat voelde wat irritant aan. Maar er is dichtbij Huize Sonsbeek een alternatief. Vroeger was er terzijde van de Tellegenlaan een wat verwaarloosde kwekerij. Dat is nu een Steile Tuin. Bijzonder fraai. Bij Sonsbeek hoort ook het Watermuseum in een oude watermolen gevestigd. Vroeger waren er meer watermolens, bestemd voor het malen van graan. Nu zijn er watervallen. Vroeger kon je onder de Grote Waterval door lopen. Het stenen brugje in de grot is verdwenen. Jammer.

De Sonsbeek liep vroeger door de stad, maar is nu in een riool verborgen. Het zou mooi zijn als de Bovenbeek­straat en de Beekstraat hun naam weer eer aan zouden doen. De beek die in de Neder-Rijn uitmondde, maakte van deze plek op de fluvio-glaciale vlakte aan de voet van de stuwwal een zeer geschikte vestigingsplaats voor een stad.

Zo komen we bij het bijzondere reliëf, dat bijdraagt aan het unieke karakter van dit park. De Sonsbeek ligt in een enorm smeltwaterdal, met een aantal zijdalen. In de een na laatste ijstijd, het Saalien werd door het ijs in de Betuwe een dik pakket riviersedimenten noordwaarts opgestuwd. Tussen de lagen zand en grint waren ook klei- en leemlagen. Die liggen nu schuin en verhinderen het wegzakken van het regenwater. Waar ze dagzomen krijg je bronnen. Die zie je nu in Sonsbeek en het aangrenzende Zijpendaal als stukken grasland waar het bronwater omhoog komt en als bronvijvers. Door al die bronnen wordt de Sonsbeek gevoed. Een smeltwaterdal is in het Saalien en in de (voorlopig) laatste ijstijd, het Weichselien gevormd. In een ijstijd was de grond tot grote diepte permanent bevroren. Smeltwater en regen konden in de zomer niet wegzakken en stroomden over de oppervlakte weg. Daarbij werden smeltwaterdalen uitgeschuurd. Heel mooi zijn ze ook te zien in de omgeving van de Posbank bij Rheden en De Steeg. Het reliëf wat je daar ziet is een fossiel toendrareliëf. De Sonsbeek is dus van oorsprong een zomerse toendrasmeltwaterstroom. De poolvossen, ijsberen en elanden kun je er bij denken. Als je met die wetenschap door Park Sonsbeek wandelt besef je nog beter hoe bijzonder dit unieke stadspark is. En dan heb ik nog lang niet alles verteld.

Jaargang 6, Nr. 275.

Discussie in GroenLinks

vrijdag, juli 12th, 2013

ZIJN DE BRUTOLONEN VOOR ONGESCHOOLDE ARBEID TE HOOG?

Dat schijnt de communis opinio te zijn in de leidinggevende kringen van GroenLinks. De oorzaak wordt gezien in de hoge loonbelasting en vooral de hoge bijdrage aan de premies voor de sociale verzekeringen. Als deze brutolonen lager zouden zijn, dan zouden werkgevers meer geneigd zijn deze mensen in dienst te nemen. Dat is nog maar de vraag. Alle reden om eens een blik te werpen op die laagbetaalde ongeschoolde arbeid.

Een eeuw geleden was er een grote vraag naar ongeschoolde of laaggeschoolde arbeidskrachten. Die waren er ook volop. De leerplicht was nog maar net ingevoerd (1901) en veel kinderen volstonden met alleen lager onderwijs met geleidelijk ook de zevende en achtste klas. Zelfs in het midden van de vorige eeuw was dat nog zo. Na school wachtte voor meisjes werk in de industrie bijvoorbeeld bij Douwe Egberts, Verkade of Unilever of in de kledingindustrie, in het boerenbedrijf als melkmeid of in de huishouding bij gegoede families. Voor jongens was er de textielindustrie of de steenfabrieken of de kolenmijn of lopendebandwerk. Meisjes met iets meer in hun mars konden schooljuf of verpleegster worden. Het meer geschoolde werk was een mannenaangelegenheid. Een man hoorde ook zo veel te verdienen, dat hij een gezin kon onderhouden. Bij gebrek aan een goed betaalde baan bleven velen ongehuwd. In arbeiderskringen moest de vrouw mee verdienen als werkster bijvoorbeeld. Het is goed je te realiseren waar we vandaan komen.

Er is veel veranderd. Ongeschoolde en een flink deel van de lager en middelbaar geschoolde arbeid is geautomatiseerd en als dat niet of maar beperkt mogelijk was naar lagelonenlanden verdwenen. Denk aan de textielindustrie. Tegelijk nam de deelname aan het secundair onderwijs en het beroepsonderwijs enorm toe. Met de afname van het ongeschoolde werk nam het percentage weinig of ongeschoolden spectaculair af. Dat is zo sterk het geval, dat we veel mensen uit het buitenland halen om werk in bijvoorbeeld in de tuinbouw te verrichten. Vaak worden ze onderbetaald.

Wat resteert er nu aan werk, dat weinig scholing vergt? Eigenlijk moeten we hier onderscheid maken tussen stuwende en verzorgende werkgelegenheid. Stuwende bedrijvigheid stuwt werk en inkomen en dus ook mensen naar een regio. De afzet vindt ook buiten de regio plaats. Een nationaal stuwende bedrijfstak exporteert goederen of diensten. De meeste baggerbedrijven werken vooral in het buitenland en zijn dus stuwend, net als DAF of ASML. De bakker op de hoek is lokaal verzorgend. De broodfabriek van een supermarktketen is nationaal verzorgend. Verzorgende bedrijvigheid is aan een regio gebonden. Stuwende bedrijvigheid kan wel aan een regio gebonden zijn; bijvoorbeeld aan een lokale grondstof of aan een aanvoerhaven. Denk aan de hoogovens in IJmuiden. Het is een nationaal stuwend bedrijf, maar zou evengoed in een andere haven in een ander land gevestigd kunnen zijn.

De discussie draait om lokaal verzorgend werk, dat moet gebeuren en niet naar een lagelonenland verplaatst kan worden. Denk aan de schoonmaakbranche, de horeca, de zorg, het onderwijs, de overheid, de beveiliging of de detailhandel. Elke werkgever probeert het werk te doen met zo weinig mogelijk mensen. Hoe lager de loonkosten hoe hoger de winst. Een werkgever gaat dan echt geen extra mensen aannemen als ze goedkoper worden. Hij zal eerder de mensen opjagen om met minder mensen hetzelfde werk te doen of hij zal goedkope arbeidskrachten uit het buitenland halen, bijvoorbeeld Filipijnse verpleegkundigen als Nederlandse verpleegkundigen alleen willen komen werken als ze een hoger loon krijgen.

Eigenlijk draait het vooral om het werk, dat collectief betaald wordt. De zorgvraag neemt toe door de vergrijzing en door meer medische mogelijkheden. Vooral nu de bevolkingskrimp al merkbaar wordt bij de beroepsbevolking moeten we met steeds minder mensen de kosten van de zorg opbrengen. De jongeren zijn het als kind en tot voor kort ook als jongere goed gewend geweest. Die mooie tijden zijn voorbij. Het geld moet ergens vandaan komen. Als je de premies voor de sociale verzekeringen te hoog vindt voor de lagere inkomensgroepen, dan kun je voor hen de premies wel verlagen, maar dan moeten de middelbare en hogere inkomens het gat opvullen. We hebben gezien wat voor een onrust dat veroorzaakt in VVD-kringen. Vergrijzing en ontgroening doen pijn. Dat is een gegeven. We kunnen er niets aan veranderen.

Jaargang 6, Nr. 274.

De mazelen epidemie

vrijdag, juli 5th, 2013

WAT WIL GOD, DAT WIJ DOEN?

Het lijkt of het om deze vraag draait. Verwacht God van ons, dat wij ons doelbewust en uit vrije wil overgeven aan Zijn voorzienigheid? Spelen wij voor God, treden wij in Zijn plaats als wij onze kinderen laten inenten? Maar achter deze vragen liggen andere vragen verborgen. Hoe werkt de goddelijke voorzienigheid? Hoe grijpt God in in het leven van de mens? Hoe kunnen wij dat weten?

Het Christendom is een openbaringsgodsdienst. Wat wij weten over God is ons geopenbaard in de Bijbel. De Bijbel is Gods Woord. Hoe wij de Bijbel moeten verstaan is een zaak van traditie, neergelegd in belijdenisgeschriften, zoals de Heidelbergse Catechismus. In de Protestante traditie kent elke gemeente een eigen gezag en wordt in elke afzonderlijke gemeente over geloofszaken beslist. Daarnaast is het gewoon, dat iedereen zelf over de betekenis van een Bijbeltekst nadenkt en een eigen mening vormt

In de Rooms-katholieke Kerk is de uitleg van de H. Schrift een zaak van het kerkelijk leergezag. Dat berust in hoogste instantie bij een concilie, een vergadering van alle bisschoppen van de hele wereld onder leiding van het Hoofd van de Kerk en de eerste onder zijns gelijken, de bisschop van Rome, ofwel de Paus. Soms doet de Paus in samenspraak met het concilie een plechtige uitspraak en die zou onfeilbaar zijn. Over dit dogma van de onfeilbaarheid bestaan grote twijfels. Het is in grote haast en met veel oppositie door het eerste Vaticaans concilie in 1870 afgekondigd.

In twee gereformeerde kerken is een sterke gemeenschappelijke opinie, dat je je kinderen niet tegen een ziekte mag inenten. Daar ga je als individu niet zomaar tegenin. Je plaatst je dan buiten de gemeenschap. Heeft het zin daar tegenin te gaan? Ogenschijnlijk niet, want er treden elke keer weer epidemieën op en elke keer komt weer dezelfde kritiek. Dat helpt niet. Mensen volharden in hun houding en misschien stijft de kritiek hen eerder in die houding, dan dat ze mensen op een andere gedachte brengt. Het is ook heel wat als je gelooft, dat God rechtstreeks in jouw leven kan ingrijpen en je soms straft voor jouw zonden of die van je voorvaderen met ziekte of tegenspoed. De dood van je kind kan een straf zijn voor jouw zonden.

Het is dus vooral het Godsbeeld, dat beslissend is voor de houding van deze mensen. Het Godsbeeld verandert in de loop van de tijd. Het kinderlijke beeld van de man met een baard gezeten op een gouden troon op een wolk is al lang verdwenen, maar ook die alwetende God, die precies weet wat je stiekem allemaal aan kwaad doet en die streng straft; als het niet hier op aarde gebeurt dan toch later in de hel; dat beeld is gelukkig verleden tijd bij mij en bij velen met mij. Ook het beeld van de almachtige God. die rechtstreeks kan ingrijpen in het lot van de mensen heb ik achter mij gelaten. Velen vragen zich af hoe zo’n almachtige God al die vreselijke dingen kan toelaten. Het is een van de oorzaken van twijfel aan het bestaan van God. Als geseculariseerde mensen zeggen niet in God te geloven vraag ik mij altijd weer af in welk beeld van God ze niet geloven. Ik krijg nooit antwoord.

Als God bestaat, dan zijn wij mensen met alle verzamelde intelligentie niet in staat ook maar iets zinnigs over Hem te zeggen. Ons verstand kan Hem niet bemeesteren. Ik probeer Zijn werk te ervaren. Maar ik kan niet weten of ik Zijn zorg voor ons ervaar. Ik kan het slechts geloven in dankbaarheid. Zo ervaren mystici Gods liefde. Ze kunnen hun ervaring niet met woorden beschrijven en kunnen slechts getuigen van hun gelukkig zijn.

Soms zie je hoe God door mensen werkt. Dan zie je het werk van een moeder Teresa, die de stervenden in de straten van Calcutta liefdevol opneemt of een Peerke Donders, die melaatsen bijstaat. Maar God kan ook werken door een arts, die een ouderpaar weet te overtuigen, dat die inenting tegen mazelen of tegen polio overeenkomt met de zorg voor hun kinderen, die God van ouders verwacht. Als het Goddelijke bestaat, wat verwacht Hij/Zij dan van mij? Wat mogen mijn medemensen van mij verwachten? Het goede doen? Wat is dan het goede?

Jaargang 6, Nr. 273.

Verplichting weg bij de sociale zekerheid?

vrijdag, juni 28th, 2013

HOE DE SOCIALE ZEKERHEID BEKOSTIGEN?

Een van mijn medebloggers kwam afgelopen week met het idee de sociale zekerheid niet meer te bekostigen uit de premies van deze verzekeringen, maar er een uitkering van te maken, die bekostigd zou moeten worden uit een groene belasting op energie, grondstoffen, hulpstoffen en water. Arbeid zou daardoor goedkoper worden. Dat zou een verbetering van het investeringsklimaat betekenen. Bedrijven zouden minder snel hun productie verplaatsen naar een lagelonenland en minder bepaalde werkzaamheden out-sourcen. Die sociale verzekeringen hebben als nadeel, dat ze verplicht zijn. Ze spruiten voort uit een CDA-filosofie en uit het CDA kan niets goeds voortkomen. Mijn medeblogger streeft naar het Scandinavische model voor de sociale zekerheid, al zou je uit sommige formuleringen de indruk kunnen krijgen, dat het Angelsaksische model veel invloed heeft op zijn denken. Hij wil echter een eerlijke verdeling van werk en inkomen en ons sociale verzekeringsstelsel zou daar niet aan bijdragen. Zo is er een maximum aan de premieheffing, zodat de hogere inkomens een veel kleiner deel van hun inkomen aan de premieheffing kwijt zijn. Hij heeft dus wel degelijk linkse idealen. De vraag is alleen of zijn oplossing dan wel leidt tot een eerlijke verdeling van werk en inkomen.

Er zijn geen redenen te bedenken om terug te verlangen naar de tijd vóór de invoering van onze sociale verzekeringen. Voor de Industriële Revolutie was er een veel kleinere afstand tussen de meester en de knechten en gezellen. In geval van ziekte hielp men elkaar. Anders was er de familie of de kerk. Bittere armoede kwam voor. De Industriële Revolutie gaf veel mensen werk, maar de lonen waren laag en bij ziekte of arbeidsongeschiktheid wachtte de armoede. Ouderen woonden bij hun kinderen en voor alleenstaanden was er het oudemannenhuis. Er was geen recht. Men was afhankelijk van armenzorg. Het was geen vetpot. Jarenlange strijd van de vakbonden zorgde voor een langzame verbetering. De crisis van de dertiger jaren betekende voor de vele werklozen vooral ellende.

De socialist Drees zorgde voor de AOW. Ouderen zonder of met een heel laag pensioen waren hem zeer dankbaar. Daarna volgden de Ziektewet, de arbeidsongeschiktheidswetten en tenslotte de nabestaandenwet. Al die sociale wetten hadden als uitgangspunt onderlinge solidariteit. Vanzelfsprekend was het onverdraaglijk, dat iemand zich daaraan zou onttrekken. Dat zou de solidariteitsgedachte ondergraven. Dus werden de sociale verzekeringen verplicht. Ook misbruik kan de solidariteit ondergraven. Werklozen werken soms zwart bij. Werkgevers loosden overtollige arbeidskrachten in de WAO. Werkgeversontslaan hun personeel en nemen het als ZZP’er weer in dienst. Zo ontduiken ze de Sociale premieheffing. Van allerlei goede dingen kan ook misbruik worden gemaakt.

Verplaatsing van werkgelegenheid naar een lage lonengebied is een eeuwenoud verschijnsel. De Hollandse textielindustrie verhuisde naar Brabant en Twente. Het heeft weinig zin om te proberen met zo’n lage lonengebied te concurreren. Onze welvaart geeft een hoog voorzieningenniveau en dat geeft hoge collectieve uitgaven en dus moeten de bruto lonen hoog zijn. Door te specialiseren op duurdere producten worden die hoge lonen mogelijk. Textiel weg? Dan schakelen we over op zeer sterke vezels (Dyneema) of luxe gordijnstoffen.

Je kunt natuurlijk de loon- en inkomstenbelasting verlagen of de sociale uitkeringen anders financieren, maar de hoge inkomsten van de staat blijven nodig. Verhogen van de omzetbelasting (BTW) of vergroenen van de belastingen geeft de staat dan inkomsten, maar juist de laagste inkomens komen dan het meest in de problemen, want alles wordt duurder. De inflatie neemt toe. Je spaargeld wordt minder waard. Dat draagt niet bij aan een eerlijke verdeling van de inkomens. De solidariteitsgedachte wordt ondergraven, want niemand begrijpt, dat alles zo duur wordt om de sociale uitkeringen mogelijk te maken.

Vergroenen van de belastingen is een goed instrument om milieudoelen na te streven. Zoals hoge lonen leiden tot diepte-investeringen, namelijk om de productie minder arbeidsintensief te maken, zo leiden groene belastingen tot milieuvriendelijker produceren, energiezuiniger of met meer kringloopmaterialen. Zo dalen de opbrengsten van de groene belastingen. Dat valt toe te juichen. De financiering van de sociale uitkeringen mist op deze wijze op de lange termijn zekerheid. Is dan financiering uit de algemene middelen beter? Iedereen, die afhankelijk is van financiering door de overheid weet, hoe onbetrouwbaar de overheid vaak blijkt. Van de ene op de andere dag verdwijnt de financiering geheel of gedeeltelijk. Op dit moment kunnen heel wat instellingen daarover meepraten. Handhaaf wat mij betreft de huidige financiering van de sociale zekerheid ook al is die het resultaat van wetgeving door opeenvolgende Rooms-rode kabinetten.

Jaargang 6, Nr. 272.

140 jaar KNAG

zaterdag, juni 22nd, 2013

OOG VOOR DE RUIMTELIJKE DIMENSIE

Onlangs was ik voor onderzoek in het ziekenhuis en de specialist vroeg me welk vak ik gegeven had. Aardrijkskunde, was mijn antwoord. Maar dat is tegenwoordig toch onderdeel van wereldoriëntatie. Beter van niet, zei ik, want aardrijkskunde heeft ook een instrumentkarakter. Wat bedoelt u daarmee, was de volgende vraag. Aardrijkskunde laat je kijken naar het ruimtelijk karakter van veel processen. Het oefent de leerlingen in het bedenken van oplossingen voor ruimtelijke problemen. Daar zaten we hier ook mee. Waar moest de uitbreiding van het ziekenhuis komen. Een intelligent man. Hij had het snel door.

Maar in de dagelijkse praktijk is het vaak wel anders. In de discussies over een betere ontsluiting van het dorp Houten kwam naar voren, dat het overgrote deel van het uitgaande verkeer in de richting van de stad Utrecht gaat of uit de stad Utrecht komt. Houten heeft inmiddels behoorlijk wat werkgelegenheid. In die Noordwestelijke richting is Houten ook het beste ontsloten. Een ambtenaar van de provincie begreep niet, dat een ontsluiting naar het Zuiden de problemen naar het Noordwesten kon oplossen. Het verkeer naar het Zuiden en naar Nieuwegein maakt van dezelfde ontsluitingswegen gebruik. Als dat verkeer wegvalt, dan worden de ontsluitingswegen naar Utrecht ontlast en kunnen ze het verkeer beter verwerken.

Als je de ruimtelijke dimensie van de Europese integratie bekijkt, dan zie je dat de onderlinge handel en dus het verkeer zich over heel Europa afspeelt. Onze producten gaan naar alle landen in Europa en wij gebruiken producten uit alle landen van de Europese Unie. Dan is het handig als je met dezelfde munt kunt betalen en dat overal dezelfde kwaliteitseisen gelden en dezelfde etikettering. Een kwaliteitseis voor groente en fruit is, dat er niet te veel gif is achtergebleven. Dus komt de EU met een verordening daarover. Dan moet een groente- of fruitkweker daarvan goed op de hoogte zijn. In het beroepsonderwijs wordt er dus aandacht aan besteed. Het is allemaal hartstikke logisch als je het ruimtelijk bekijkt en ziet hoe onze nationale economieën deel uitmaken van één grote Europese economie. Je moet er oog voor hebben. Voor een geograaf is het vanzelfsprekend. Het grote publiek denkt er niet over na. Dat je dat leert bij het schoolvak aardrijkskunde ontgaat nog veel meer mensen.

Ik moest er aan denken, toen ik gisteren de viering meemaakte van het 140-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, kortweg het KNAG. Ben de Pater beschreef de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar. Zo kenden we een periode, dat we probeerden de geografische werkelijkheid te vangen in wiskundige formules. Bij mij was mijn HBS-b-wiskunde al aardig weggezakt en bovendien ontbraken toen nog belangrijke onderdelen. Voor mij waren het onleesbare artikelen. Maar die geografische werkelijkheid is het resultaat van menselijk handelen. Dat is nooit zo logisch dat je het kunt vatten in wiskundige formules. Die benadering heeft het niet lang volgehouden. Tegenwoordig heeft men vooral oog voor het eigene van elke afzonderlijke regio. Generaliseren is op de achtergrond geraakt. Eenzelfde ontwikkeling zie je bij economie. Sommige economen menen, dat hun vak als exacte wetenschap meer status krijgt. Maar als geen enkele berekening blijkt uit te komen, kun je beter erkennen, dat economie in feite een gedragswetenschap is.

Ik beschouw de aardrijkskunde ook als een gedragswetenschap. Ons gedrag wordt bepaald door de eigenschappen van ons woongebied, het economisch systeem, het politiek systeem en het sociaal systeem. Geografen herkennen het denken van Hoekveld. Bij mij kregen de waarden van de bewoners bijzondere aandacht. Waarden zijn de opvattingen, die het gedrag bepalen. In het vorige nummer van het tijdschrift Geografie stond een mooi artikel, dat dit duidelijk illustreert. Geconstateerd is, dat in gemeenten met een overheersend protestante bevolking meer gefietst wordt dan in een gemeente met een overheersend katholieke bevolking. Hoewel meer factoren een rol kunnen spelen, vond ik er een voor mij zeer aannemelijke verklaring bij. Die ging geheel uit van opvattingen zoals die bij protestanten en katholieken leven. Daarover ga ik eerst elders schrijven.

Die bijeenkomst in Paushuize in Utrecht gaf mij veel te denken. Tegelijk begreep ik, dat er voor het KNAG nog veel te doen is. Nog steeds wordt er aan de poten van je stoel gezaagd. Met andere oude bekenden constateerde ik, dat er niet veel veranderd is.

Zesde jaargang, Nummer 271.

Krijg je zo meer priesterroepingen?

donderdag, juni 20th, 2013

Onderstaand artikel is eerder gepubliceerd  in het parochieblad Open Venster, editie Odijk, nr. 4 van juni 2013. Het lijkt mij voor een breder publiek interessant en vormt – hoop ik – nuttige feedback voor de makers van de glossy

 

Aantrekkelijke glossy: “Priester”

John Jorna

 Met dit tijdschrift vol fraaie kleurenfoto’s op glanspapier heeft de Roepingenraad van het Aartsbisdom veel publiciteit gewekt. U kent ze wel, de Linda of de Maarten. Ze verkopen goed. Het aartsbisdom heeft van ‘Priester’ al honderden exemplaren verkocht. De reacties zijn redelijk positief maar tegelijk ook nogal oppervlakkig en weinig opbouwend kritisch.

In “Priester” worden negen priesters geïnterviewd, waarvan Anton ten Klooster (1983) de jongste is. Hij is tegelijk met Wouter de Paepe priester gewijd en kort geleden benoemd in de Paus Johannes XXIII parochie tussen Rijn en Lek en de Suitbertusparochie tussen Rijn/Lek en de Waal. De oudste is Henk van Doorn (1938), die nog steeds actief is als pastoor voor een parochie op de Veluwe, maar vooral als bisschoppelijk gedelegeerde voor de oecumene. Ook Kardinaal Aartsbisschop Wim Eijk is een van de geïnterviewden. Er zijn late roepingen bij en anderen wisten al jong, dat het priesterschap hen trok. Een bijzonder verhaal is dat van Martin Los, Pastoor in De Meern. Hij groeide op in een Gereformeerd milieu, werd predikant en ging over naar de Rooms-katholieke Kerk. Hij wilde graag priester worden, maar hij is gehuwd en heeft vier kinderen. Na drie jaar stemde Rome in. Martin Los werd eerst diaken en daarna priester gewijd.

Roeping
De verhalen draaien vooral om de vraag hoe hun roeping tot stand kwam. Bij sommige groeide het heel geleidelijk, soms met veel innerlijk verzet en een eerste keuze voor een ander beroep. Bij anderen was er een mystieke ervaring. Plotseling werden zij zich bewust van het feit dat God hen riep tot het priesterschap.
Het valt heel sterk op. In de visie van de interviewer en de geïnterviewden is het steeds God, die je roept. Als ze eenmaal werken in een parochie, dan voelen zij zich gelukkig in hun werk; het vieren van de liturgie, het verkondigen van de boodschap van Jezus van Nazareth en het dagelijks gebed. De herderlijke zorg voor de parochianen, het bijstaan van de zieken en andere hulpbehoevenden komt in de verhalen wat minder aan de orde. De priester zet het werk van Jezus van Nazareth voort, maar veel mensen zullen daarvan een ander beeld hebben. In deze glossy verrijst het beeld van een sacraal priesterschap. De priester is een heilig mens, die in nauw contact staat met God. Zo zet dit magazine de priester toch enigszins op afstand van de mensen. Die afstand zal er in werkelijkheid niet zijn, maar wordt door de Roepingenraad opgeroepen. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat iemand zich tot het priesterschap geroepen voelt, omdat hij gelooft als priester te doen wat Jezus ons heeft voorgedaan, er te zijn voor de mensen. Die uitdrukking komt in het boekwerk voor, maar wordt anders ingevuld.

Algemeen priesterschap
Als gedoopten vormen wij een priesterlijk volk. We spreken over het Algemeen Priesterschap van alle gelovigen. Je hoort er nog maar weinig over. Het begrip is nauwelijks uitgewerkt en het wordt ons maar zelden voorgehouden. Maar wat hier exclusief aan de priester wordt toegeschreven is net zo goed de taak van iedere gedoopte. Iedereen streeft naar een nauw contact met het Goddelijke, iedereen heeft de taak de boodschap van Jezus van Nazareth te verkondigen, elke gedoopte behoort de mens in nood bij te staan, de zieken te genezen, de verwarden te bemoedigen, de armen uit de nood te helpen, de gevangenen te bezoeken en de eenzamen uit hun eenzaamheid te verlossen. De priester gaat ons daarin voor. Hij is een van ons. Hij staat midden onder ons. Ik denk, dat dit heus wel geldt voor de geïnterviewde priesters, maar waarom dan toch het beeld van verheven priester wordt opgeroepen is mij een raadsel. Misschien is het een reactie op de steeds vaker klinkende opvatting, dat het priesterschap zou moeten worden open gesteld voor gehuwden en voor vrouwen en dat in elke geloofsgemeenschap iemand zou moeten worden aangewezen, die ons voorgaat in het breken van het brood en het delen van de wijn.

Ik hoop, dat in een volgende uitgave het priesterschap duidelijk wordt gezien binnen het algemeen priesterschap van alle gelovigen en als een verbijzondering van dat algemeen priesterschap.

Avontuur in Turkije 2

vrijdag, juni 14th, 2013

EEN CULTURELE RONDREIS

Het was onze zesde reis met een Culturele Reisorganisatie uit Groningen. Weer hadden we een uitstekende gids, een Turk in België opgegroeid en uitstekend Nederlands sprekend, uitstekend opgeleid met een uitgebreide talenkennis en met ook nog twee jaar studie van de archeologie. Hij begeleidt niet alleen toeristische reizen, maar ook studiereizen en congressen en is voorzitter van de Nationale Vereniging van Gidsen en Reisleiders. We boften maar met onze Güven Dündar uit Izmir.

Voor velen is Turkije vooral een zonnige strandvakantie en dan liefst all-in. Maar Turkije is een land met een zich snel ontwikkelende economie. Het richt zich daarbij niet alleen op Europa, maar in toenemende mate op de buren in het Oosten en dan vooral Iran. Daarheen worden industrieproducten uitgevoerd en Turkse bouwondernemingen zijn er actief. Tegelijk is er in dat Midden-Oosten allerminst sprake van een stabiele situatie. Het was dus ook schrikken, toen de opstootjes in allerlei steden ernstige vormen aannamen. Een instabiel Turkije kunnen we missen als kiespijn. Gelukkig zien de meeste Turken dat nu ook in en kan er een redelijke oplossing uitrollen.

Maar we gingen uiteraard niet alleen om het economisch belang van het land te bekijken: kantoorkolossen, industrieterreinen en enorme nieuwe woonwijken, vooral in hoogbouw. Doordat Rome en Constantinopel los van elkaar raakten, ontstond de eerste grote kerksplitsing tussen de Latijnse kerk en de Orthodoxe kerk en daardoor werden bijvoorbeeld Griekenland, Bulgarije, Rusland en Servië orthodox. In Istanbul zijn de sporen daarvan te zien. Een paar jaar geleden las ik “Baudolino” van Umberto Eco, waarin de oorlogsmisdaden van de kruisvaarders in Constantinopel aan de orde komen. Ook uit die tijd zijn er nog sporen te vinden. Dat Oost-Romeinse Rijk gaat uiteindelijk ten onder en er ontstaat een zeer groot Turks rijk. Hoe rijk en machtig de Turkse sultans waren hebben we goed kunnen zien. Bijvoorbeeld in het Topkapi paleis.

Istanbul groeit nu vooral aan de Aziatische kant van de stad. Het oude Constantinopel lag aan de Zee van Marmora waar de Gouden Hoorn uitmondt. Daar vind je de belangrijkste toeristische trekpleisters: Het Topkapi paleis, de Sultan Ahmet Camii of Blauwe moskee, de Haghia Sophia, een vroegere kerk, later moskee en nu museum en de Hippodroom, een vroegere paardenrenbaan. In de Haghia Sophia zijn nog een Madonna met kind en een Christuskop onder kalklagen uit tevoorschijn gekomen. Je raakt vooral onder de indruk van de bijzondere bouwkundige prestaties, die lang geleden werden geleverd. De versieringen bestaan vooral uit tegels met gestileerde bloemmotieven en nergens menselijke figuren. Prachtige fresco’s en mozaïeken zijn te zien in de Chorakerk. Die wordt in onze reisgids niet genoemd, maar is een echt pareltje. De Grote Bazaar en de Kruidenbazaar bezochten we uiteraard ook en we maakten een boottocht over de Bosporus tot de Noordelijkste brug, die Europa en Azië verbindt. Juist toen we er waren werden de werkzaamheden aan een derde brug gestart.

Verder ging de tocht naar Bursa met een groen mausoleum van een sultan met daarnaast een groene moskee. Die groene kleur zie je vooral binnen in de tegelversieringen. In die stad bezochten we ook de Grote Moskee en de zijdebazaar. Van de vroegere zijdeteelt en –verwerking is nog maar weinig over. Verder ging het naar Troje, waar een Duitse geleerde Heinrich Schliemann belangrijke ontdekkingen heeft gedaan. Vandaar dat je veel van de opgegraven schatten nu in Berlijn kunt bewonderen. Men was hier druk bezig deze belangrijke site op te knappen en beter toegankelijk te maken. Ook dat wijst op de toenemende welvaart in het land en op de durf om te investeren in de toeristische infrastructuur. In Nederland zie je het omgekeerde. Een volgende keer weer verder.

Jaargang 6, Nr. 270.

Avontuur in Turkije

maandag, juni 10th, 2013

IN EEN TURKSE KLINIEK

We waren al over de helft van onze rondreis door Turkije, toen midden in de nacht zich hetzelfde probleem voordeed als net na Pasen. De reisleider regelde snel een ambulance. In een Nederlandse ambulance start men al voor en tijdens de rit de behandeling. Niet in Turkije. Maar in de kliniek van de Mevlana-universiteit in Konya was gelukkig een Engels sprekende arts en die kon mij vlug van de narigheid afhelpen. Zo lag ik uren op een zaal, waar je van alles binnen zag komen. Je hoorde een hartverscheurende jammerklacht van een vrouw. Familieleden liepen in en uit. Ik werd nog verder onderzocht door specialisten, kreeg een advies en een laatste injectie en mocht vertrekken. De groep was intussen na een bezoek aan het Mevlana museum vertrokken. We hadden ze laten weten, dat we terug naar Nederland wilden.

Na de lunch zochten we contact met onze reisverzekering. Dat lukte met enige moeite. Alles kon, maar er moest wel een medische verklaring komen met de diagnose en een verklaring, dat er geen bezwaar was tegen een vliegreis. Dus weer terug naar het ziekenhuis. De specialisten spraken en verstonden redelijk Engels. Wij ook. Toch kostte het enige moeite duidelijk te maken, waar het om ging. We gaven het faxnummer in Nederland en hoopten er het beste van. Toen we de volgende morgen in alle vroegte naar Nederland belden, bleek er geen fax te zijn gearriveerd. Wij stante pede weer naar de kliniek. Zo vroeg konden ze ons niet helpen. Na uren onduidelijkheid en maar wachten en maar wachten was het eindelijk zo ver. Twee pagina’s in het Engels met diagnose en vliegverklaring. Voor ons en voor hen een nieuwe ervaring.

Intussen hadden we wel honger gekregen en zin in koffie. Kijk maar eens aan de overkant, zei ik tegen mijn vrouw. Op een leuk terrasje vroeg een Turkse heer in het Nederlands of hij kon helpen. We raakten aan de praat. Hij had dertig jaar bij Verolme in de Botlek gewerkt en woonde nu boven het café. Zijn kinderen en kleinkinderen wonen nog in Spijkenisse. De zeventienjarige dochter van de cafébazin vertelde via de “Tolk”, dat zij met een Nederlandse man wilde trouwen. Ik vroeg of ze bedoelde een man van Turkse afkomst in Nederland. Nee, ze bedoelde een echte Nederlandse man. Toen zei ik, dat Nederlandse mannen helpen met afdrogen en koken en ik maakte het stofzuiger gebaar. Ze schaterlachten, kwamen haast niet meer bij van het lachen. Zo werd het toch nog gezellig.

In het hotel werden de papieren naar Nederland gefaxt. Al vlug kregen we een sms’je, dat ze waren aangekomen. De reismedewerkers namen contact op en na enig overleg werd de reis voor de volgende dag geregeld. Al met al zaten we veel op onze kamer om de telefoontjes af te handelen. Daar hoorden we ’s avonds opeens mannen keihard leuzen roepen. Er kwam een fakkeloptocht pro Erdogan voorbij. Als een haas weer terug naar de kamer en het fototoestel gepakt. Ik heb de flits maar uitgeschakeld. Na alle foto’s met stenengooiers en brandstichting en meppende politie, traangas en spuitwagens heb ik nu foto’s van vreedzame maar zeer bezielde mannen, vrouwen en kinderen met spandoeken en borden en fakkels, die luidkeels de leuzen herhalen, die mannen met megafoons roepen. En dat alles werd goed geleid, het verkeer werd geregeld. We zagen hier de mensen, waar Erdogan op steunt en het heeft hem drie verkiezingen na elkaar een meerderheid opgeleverd. Hij treedt behoorlijk autoritair op en de bezorgdheid geldt vooral de toekomst. Turkije knoopt sterkere economische betrekkingen aan met Iran. Betekent dit, dat Turkije straks een Ayatollah regime krijgt? Zijn aanhangers zijn daar niet bang voor. Hun ideaal is een combinatie van democratie en Islam. Of dat mogelijk is betwijfel ik. Democratie veronderstelt ook respect voor en bescherming van minderheidsgroepen. Dat wordt voor Turkije de moeilijkste opgave.

De fakkeloptocht trok naar het Mevlana museum. Duidelijk een nationaal symbool, een Turkse Islam heilige, die sterk de nadruk legde op de naastenliefde. De beweging heeft nog steeds veel aanhangers. Dat merkten we, toen we de ochtend voor ons vertrek het museum bezochten. Busladingen met scholieren en vooral veel vrouwen en minder mannen bekeken de vele sarcofagen van heilige mannen en vrouwen. Soms kusten ze een vitrine. Het deed mij sterk denken aan de heiligenverering in de Rooms-katholieke Kerk. Weliswaar droegen de vrouwen hoofddoeken, maar dat is daar meer de normale dracht. De meisjes zagen er niet anders uit als meisjes hier. Als ze een sacrale ruimte ingingen, dan bedekten ze wel hun hoofd en waren opvallend eerbiedig.

De terugreis verliep vlot. Alles was vanuit Nederland prima geregeld. Zo’n lokale luchthaven heeft wel iets bijzonders. Het vliegtuig staat vlak bij de vertrekhal. Je loopt naar het vliegtuig. In Istanbul is het wel een enorme dwaaltocht om via de aankomsthal en de bagagebanden naar de gates te gaan waar we weer vertrekken. En weer de paspoortcontrole en het fouilleren. Op de veiligheid wordt wel gelet. We zijn weer thuis. Een volgende keer schrijf ik over de reis voordat we hem moesten afbreken.

Jaargang 6, Nr. 269.