Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Werken sociaaleconomische veranderingen door?

donderdag, maart 20th, 2014

GROENLINKS KLIMT UIT HET DAL

Het is kennelijk tot veel potentiële GroenLinksstemmers doorgedrongen. De partij draait weer goed. Ze komt met goede initiatieven. De fractie doet het prima. Bram van Ojik wekt vertrouwen. Een fors deel van de verliezen bij de TK verkiezingen van 2010 is terug gewonnen. Dat geeft de burger moed, maar we zijn er natuurlijk nog niet. Nu maar hopen, dat het tot onze kiezers is doorgedrongen, dat onze drie in het EP, Judith, Marije en Bas het uitstekend gedaan hebben. Die boodschap moet goed bij onze kiezers belanden.

Vooral de PvdA heeft forse verliezen geleden. Daarvan heeft enerzijds de SP geprofiteerd en anderzijds D66. De winst van de SP duidt erop, dat juist de traditionele PvdA kiezer ontevreden is. Die wordt financieel hard getroffen door maatregelen als een verplicht eigen risico van 360 Euro in de ziektekostenverzekering. Die maakt zich het meest ongerust over de toekomst van de zorg en wordt het hardst getroffen door de werkloosheid. Deze mensen voelen zich verraden door de PvdA. die samenspant met de VVD. Toch is dit een slinkend deel van de bevolking. Ik heb de indruk, dat de sociaaleconomische samenstelling van de stedelijke bevolking is veranderd. Veel goed opgeleide jonge mensen geven blijvend de voorkeur aan een stedelijk leefmilieu. Verouderde woningen in oude wijken worden gerenoveerd. Er vindt gentrification plaats. Er wonen nu alleenstaanden of tweeverdieners zonder kinderen en heel wat gezinnen met jonge kinderen blijven in de stad wonen en trekken niet langer naar de suburbs, die je dan ook ziet vergrijzen. Dit mensentype heeft geen boodschap aan oude waarden als solidariteit van de PvdA of naastenliefde van de christelijke kerken. Ze maken hun eigen keuzes en soms vallen die heel positief uit en doen ze maatschappelijk gezien de meest waardevolle dingen. Even gemakkelijk kiezen ze nergens voor, behalve voor hun strikte eigenbelang. Je weet niet wat je aan ze hebt. Dat zei men ook altijd al van D66. Die partij past precies in hun straatje.

Zulke mensen zijn voor GroenLinks moeilijk bereikbaar. Ze hebben geen boodschap aan steun voor de zwaksten in de samenleving. Het milieu is voor hen volkomen abstract en het belang van een schoon milieu voor hen zelf ontgaat hen. Er is maar een ding belangrijk: veel geld verdienen en het uitgeven ook, Dure auto’s, verre vakantiereizen, luxe party’s, merkkleding en een kostbare woninginrichting verhogen hun status. GroenLinks heeft andere idealen. D66 past beter bij hen en anders wel de VVD. GroenLinks moet op zoek naar mensen, die een schoon milieu voor zich zelf belangrijk vinden, die oog hebben voor alternatieven op energiegebied, die voor zich zelf en hun naasten gezond voedsel willen. Die het niet kunnen verdragen, dat er in Nederland zo veel kinderen in armoede leven en die beseffen, dat het in de Derde Wereld nog veel erger is. Het gaat om mensen, die hun eigen belang niet voorop zetten. Ga er maar aan staan zegt de cynicus. We gaan ze vinden zegt de idealist.

In mijn woongemeente Bunnik deden drie partijen mee. Perspectief 21, opgericht door PvdA en GL, deed in 1998 voor het eerst mee en haalde vier zetels. In de afgelopen periode waren het er zeven en had P21 twee wethouders. We wisten, dat het moeilijk zou worden. Er waren twee heikele kwesties. Bouwen in het buitengebied door een drukke provinciale weg gescheiden van Odijk, wekte veel weerstand bij groene kiezers. Niet bouwen zou veel geld kosten en kennelijk gaf dat voor veel mensen van CDA en de Liberalen de doorslag. In Perspectief 21 werken PvdA, GL en onafhankelijken samen. De PvdA heeft flink verloren en GL was aan het opkrabbelen. Misschien heeft P21 er last van gehad. Er was nog zo’n lastige kwestie: de verbetering van een fietsroute. De buurt wilde niet meewerken en P21 wilde de fiets voorrang geven. Daarvan is echt een rel gemaakt. Een P21 wethouder was verantwoordelijk. De verloren zetel kwam bij de Liberalen (VVD + D66). Ik denk, dat het succes van D66 ook in Bunnik heeft doorgewerkt. Het CDA heeft zich hersteld van de periode met de PVV. Dat hadden velen niet verwacht. En dan waren er ook nog de thuisblijvers. Ik hoorde een paar keer als reden, dat de gewenste partij niet mee deed, maar velen gaven volmondig toe zich niet verdiept te hebben in de politiek. Nu maar hopen, dat ze snappen, dat ze straks geen reden hebben om te klagen over het beleid. Toch is het griezelig, dat zo veel mensen aan de kant blijven staan. Ze begrijpen ook niet, dat vooral de grootste partijen er baat bij hebben. Dat kunnen partijen zijn, waaraan ze een bloedhekel hebben.
Jaargang 7, Nr. 310..

Meer inzicht in bedrijfswinsten van multinationals

vrijdag, maart 14th, 2014

 SCHITTEREND SUCCES VOOR JUDITH SARGENTINI

Het Europees Parlement heeft een aanpassing van een richtlijn tegen witwassen met een zeer grote meerderheid aangenomen. Elke lidstaat moet komen tot een register, waarin alle bedrijven en dochterbedrijven en nevenfirma’s en brievenbusfirma’s worden geregistreerd en waarin van elk wordt aangegeven wie de werkelijke eigenaar is. Zo wordt het gemakkelijker om te achterhalen hoe bedrijven of personen er in slagen belasting te ontwijken of eventueel te ontduiken of hoe door corruptie verkregen geldsommen aan het zicht worden onttrokken. Deze praktijken wekken al vele tientallen jaren de ergernis van velen. Bedrijven en individuele personen betalen nauwelijks belasting over hun winsten of bezit. Normaal zijn zij die belasting wel degelijk verschuldigd. De rijken worden zo steeds rijker. Als de belastinginkomsten dalen kan een land minder doen om de armoede te bestrijden. De armen worden armer. De ongelijkheid neemt toe. Dat zie je in een land, maar ook tussen landen onderling. Je ziet het ook bij bedrijven, waar de top zeer ruim beloond wordt en de laagst betaalden nauwelijks meer dan het minimumloon mogen incasseren. Als er in een land tenminste een minimumloon bestaat.

Waarom veroordelen we ongelijkheid in inkomen en bezit?  Waarom vinden we die enorme ongelijkheid niet rechtvaardig? Tussen het simpelste baantje in een bedrijf en de functie van president-directeur zie je forse verschillen in complexiteit van het werk, in eisen aan opleiding en ervaring, in verantwoordelijkheden, in vereiste leidinggevende capaciteiten en beleidsontwikkeling. Een bedrijf heeft er alle belang bij de beste topmensen aan te trekken. Hun bijdrage aan omzet en winst valt hoog te waarderen. In een ziekenhuis hoorde ik een medewerkster van de schoonmaakdienst zeggen, dat ze “maar” schoonmaakster was. Ik antwoordde, dat als zij niet zorgde voor een goede hygiëne, de mensen nog zieker zouden worden. Ze deed dus reuze belangrijk werk. Het leek nieuw voor haar. Misschien missen mensen met eenvoudig werk voldoende zelfbewustzijn. Het is terecht, dat schoonmakers een betere beloning eisen. Dat mag dan best van de overdadige beloning van de top afgaan.

Lage lonen stimuleren weliswaar de export maar houden de binnenlandse consumptie laag. Ze zorgen voor minder economische groei. Daarom pleiten sommige partijen voor belastingverlaging, want dan stijgt het besteedbaar inkomen, krijg je meer consumptie, dus meer productie, meer economische groei en daardoor weer meer belastinginkomsten. Waarom wordt er zo weinig gepleit voor hogere lonen, terwijl dat bij een aantal bedrijfstakken gemakkelijk kan? Meer inzicht in de opbouw van ondernemingen biedt de mogelijkheid tot verantwoorde looneisen te komen.

Lage lonen en lage collectieve inkomsten zorgen voor lagere onderwijsuitgaven en zo voor een minder goed opgeleide beroepsbevolking. Dat zorgt weer vor lage lonen. Zo wordt de vicieuze cirkel zichtbaar, waarin de armen in de wereld zitten opgesloten. Daarom is het van groot belang, dat overal overheden meer grip krijgen op de winsten, die bedrijven in werkelijkheid maken.

Daarom is het werk van Judith van uitzonderlijk belang. Zij heeft al onderhandelend ervoor gezorgd, dat er een voorstel kwam waar een grote meerderheid (slechts dertig tegenstemmen) van het EP achter kon staan. Nu moet het EP gaan onderhandelen met de Raad van Ministers, een volgende zware opgave voor onze GroenLinksafgevaardigde. Ik wens haar veel succes.

Jaargang 7, Nr. 309.

Korter of langer werken?

donderdag, maart 6th, 2014

  TEKORT AAN WERK OF TEKORT AAN

WERKENDEN?

Iedereen kan het weten. Er komen maar weinig jonge mensen op de arbeidsmarkt en grote aantallen, geboren tussen 1946 en 1964 verlaten met pensioen de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven vreest tekorten en toont zich voorstander van soepele immigratieregels voor hoog opgeleiden. De werkweek moet weer langer worden en we mogen pas later met pensioen. Als de economie weer aantrekt zullen we het merken. De spanning op de arbeidsmarkt zal sterk toenemen. De lonen zullen omhoog gaan. Onze concurrentiepositie op de exportmarkt komt in gevaar. Het klinkt allemaal heel logisch.

Kijken we naar de realiteit, dan zien we een enorme werkloosheid. Tijden lang is de economie gekrompen. De mensen kopen niet meer, want ze willen een reservepotje voor het geval ze zelf werkloos worden. Nu de economie eindelijk weer aantrekt vertaalt zich dat (nog) niet in een dalende werkloosheid.

Waardoor wordt die werkloosheid veroorzaakt? Kijk je naar de bouw, dan zie je een complex geheel van oorzaken. Onzekerheid over je inkomen en over de hypotheekrenteaftrek met in delen van Nederland al bevolkingskrimp zorgde voor geringe koopbereidheid en dus dalende prijzen. Dan wacht je tot de daling stopt en dan koop je pas. Nieuwbouw bleek vaak onverkoopbaar. Dus werd er niet meer gebouwd en wachtte  de bouwvakkers baanverlies. Ten dele is dat tijdelijk en zou je kunnen spreken over conjuncturele werkloosheid, maar er is ook een structureel deel, samenhangend met bevolkingskrimp en met veranderingen bij het werken zoals thuiswerk en flexibele werkplekken in kantoren. Werkloosheid in de detailhandel en de horeca is grotendeels conjunctureel. Overal zie je door automatisering en robotisering massaontslagen en nu ook bij middelbare en hogere functies. Denk aan banken en verzekeringsmaatschappijen. De afgelopen decennia bleef er toch veel werk. Robots moeten geproduceerd worden en vragen onderhoud. Daarnaast komen er allerlei nieuwe producten op de markt en de productie, vervoer en verkoop schept weer werk. Blijft dat zo doorgaan? Kunnen we doorgaan met het kopen van steeds weer nieuwe gadgets? Hebben we tijd genoeg om alle gekochte DVD’s te bekijken? Zijn er grenzen aan ons consumeren en dus aan het produceren?

Dit soort vragen brengt mensen ertoe zich af te vragen of de vergaande automatisering niet leidt tot steeds minder arbeidsplaatsen en zo tot structurele werkloosheid. Is het dan niet wenselijk het werk eerlijk te delen en tot wettelijk voorgeschreven verkorting van de werkweek over te gaan? Meer vrije tijd en meer vakantie!

Toch blijf ik met een vraag zitten. Wij zijn steeds rijker geworden. Dat zie je aan al die apparaten in huis, maar ook aan ons collectieve bezit aan kunst en dus musea, aan vervoermiddelen en dus meer wegen en fietspaden, aan bijzondere gebouwen en dus meer monumenten, die zorg behoeven. We zijn dan wel rijk, maar het kost ons veel geld en hoe verdienen we dat met zijn allen als er nu al zo’n weerstand is tegen hogere collectieve uitgaven? Vooral de no nonsense liberalen willen op cultuur maar al te graag bezuinigen. Het mag allemaal geen geld kosten, het moet juist geld opbrengen. Voor iemand, die gevoelig is voor de waarde van ons collectieve erfgoed, is dat van veel minder belang.
Jaargang 7, Nr. 308.

 

Euroscepticisme 4

vrijdag, februari 28th, 2014

STATEN EN VOLKEN

De artikelen uit de rubriek “Opinie en Debat” achter in de Volkskrant lees ik vrijwel altijd met genoegen. Ze hebben een hoog niveau en bieden nieuwe inzichten, ook bij actuele zaken. Maar soms…. Dan ben je verbijsterd bij een nogal domme redenering. Zoals deze in het artikel “Weg met het ‘verweesd’ parlement” van 25 februari.

“Een parlement, een volksvertegenwoordiging, veronderstelt een volk. Maar er is geen Europees volk, hoe kan er dan sprake zijn van een Europees parlement?” Er zijn maar weinig staten, die etnisch homogeen zijn. Ze omvatten meerdere volkeren. Dat geldt niet alleen voor de vele nieuwe staten, die na de dekolonisatie zijn ontstaan. In veel Europese staten tref je minderheden aan. In Nederland noemen de Friezen zich met trots het Friese volk. Maar ze maken voor hun gevoel ook deel uit van het Nederlandse volk. Hoe was het tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Voelden we ons toen al Nederlanders? Of waren we Utrechters en Friezen en Groningers of Zeeuwen? Voor het buitenland waren we allemaal en nog steeds Hollanders. Veranderde dit toen we de Bataafse Republiek werden of wat later het Koninkrijk der Nederlanden? We werden echt niet opeens allemaal Bataven en na 1815 Nederlanders. Daar moest door het onderwijs en door de kunsten hard aan gewerkt worden. We moesten ons er van bewust worden, dat we al eeuwen lang van alles samen beleefd hadden, dat we een gemeenschappelijke geschiedenis hadden met een eigen literatuur en een bijzondere beeldende kunst. Hetzelfde zien we in nieuwe eenheidsstaten als Duitsland en Italië. Het was de tijd van het Neoclassicisme en de Romantiek. Het onderwijs speelde een belangrijke rol. Dialecten en streektalen werden terug gedrongen. We leerden Algemeen Beschaafd Nederlands en over de grens Hoogduits. Buren verstonden elkaar niet meer, tenzij ze dialect spraken. Zo een groei naar nationale eenheid zal zich op Europees niveau niet gemakkelijk voordoen. De verschillen zijn veel groter, maar er zijn ook overeenkomsten. Al eeuwen lang zijn er contacten geweest tussen kunstenaars, wetenschappers, ambachtslieden en kooplieden. In deze tijd nemen die contacten alleen maar toe. Zo is er ook nu een natuurlijke groei naar meer eenheid. Jammer, dat he te vaak ontbreekt aan historisch bewustzijn.

Is een Tweede Kamerlid een volksvertegenwoordiger. Is hij echt door “het Volk” gekozen? Vanuit hooggestemde idealen gezien kun je dat zeggen, maar hoe gaat het in de praktijk? Je wordt lid van een politieke partij. Daar val je op door je kwaliteiten, Je wordt lid van een thematische werkgroep of een belangengroep. Ze vinden je goed en je wordt gevraagd voor de kieslijst. Parlementsleden zijn partijvertegenwoordigers en zo worden ze door het publiek en de media ook gezien.

In een democratische staat ligt de macht bij het parlement. Het kan de regering afzetten en kan wetten, maken, waaraan iedereen zich te houden heeft en aan de hand waarvan rechters recht spreken. Dat parlement werkt niet in een luchtledig; het staat aan allerlei invloeden bloot. Maar zegt de auteur dan: “En tot slot is er geen sprake van een Europese regering, een Europese staat en een echte Europese machtenscheiding. Het EP zit er dus eigenlijk voor spek en bonen”. Eigenlijk zegt de auteur, dat de EU weinig overeenkomsten heeft met een staat. Eigenlijk is dit een open deur. De EU is iets geheel eigens en kent een geheel eigen ontwikkeling, die tot nu toe weinig overeenkomsten vertoont met staatsvorming. Wat is de EU dan wel? De EU is een verbond van lidstaten. Daartoe hebben die staten een verdrag gesloten, dat steeds weer naar behoefte wordt aangevuld met nieuwe verdragen. Om te werken overeenkomstig die verdragen zijn regels nodig, Europese wetten en richtlijnen. Wetgeving is in een normale staat al een ingewikkeld proces, in de EU spelen veel partijen een rol. Er moet rekening gehouden worden met de belangen van elke lidstaat. Ambtenaren van elke lidstaat spreken mee in de ontwerpfase, naast Europese ambtenaren. In de besluitvorming beslissen de ministers in de Raad. Maar ook met de belangen van het geheel en van het volk, de inwoners van de lidstaten moet rekening gehouden worden. Dat gebeurt in de commissies van het parlement en uiteindelijk in een zitting van het parlement als geheel. Het hele proces wordt constant beïnvloed door lobbyisten. Van hen komt maar al te vaak het wetgevingsinitiatief. Dat is de belangrijkste reden voor het verschijnsel, dat Europa zich met steeds meer zaken is gaan bemoeien.

Is er in de EU scheiding van machten? Het Europese Hof van Justitie spreekt recht onafhankelijk van welke Europese instantie of lidstaat ook. De scheiding van machten komt wel elders in gevaar. De Raad van Ministers vormt een deel van de wetgevende macht, maar moet in het eigen land die wetten uitvoeren. Geen echte scheiding dus. Ook de Europese Commissie combineert het ontwerpen van wetten met een uitvoerende taak. Dat zie je bij onze regering echter ook. Maar een nationale regering of een minister of staatssecretaris kun je naar huis sturen. Dat kan met de commissie alleen in theorie

In het stuk komt ook steeds weer naar voren, dat er geen goed contact is met de burgers. Je kunt die passages zo vertalen naar de gemeente, de provincie of het Rijk. Ze doen maar. Ze luisteren niet. Het zijn zakkenvullers. Ik schreef er een vorige column over. Burgers doen weinig moeite om zich met de politiek te bemoeien, om zich echt in zaken te verdiepen en lid te worden van een politieke partij. Het democratisch tekort ligt bij te weinig echt gemotiveerde burgers. Ze weten kennelijk niet eens, dat elke Brusselse maatregel ook door hun eigen minister is goedgekeurd.

Jaargang 7, Nr. 307.

Euroscepticisme 3

zondag, februari 23rd, 2014

BESTAAT HET NOG, INTERNATIONALE SOLIDARITEIT?

In 1906 vertrok de broer van mijn oma als missionaris naar Oeganda. Hij heeft daar scholen en een ziekenhuis gebouwd. Het geld ervoor bedelde hij bij elkaar in Nederland en de Verenigde Staten. Als kind leerde ik al iets te geven voor de missie. Het hoorde gewoon bij mijn Roomse opvoeding. Maar ik maakte ook de andere kant van de medaille mee. Na de Tweede Wereldoorlog keerde ons gezin berooid terug in het geplunderde Arnhem. Van diezelfde mensen uit Noord-Amerika, die onze heeroom steunden kregen wij hulppakketten. Niet zo veel jaren later kwam er na de Deltaramp een enorme hulpstroom uit de hele wereld voor Nederland op gang. Internationale solidariteit.

Als ik hoor en zie hoe mijn mede Nederlanders nu spreken en schrijven over hulp aan het buitenland en over goede doelen, dan schrik ik van de mentaliteitsverandering. Gelukkig is die niet algemeen en wordt er nog ontzettend veel gegeven. Een enkele keer maak ik bij collecteren mee, dat mensen zich hardop afvragen of het niet een goed doel in het buitenland betreft Over de strijkstok en de bodemloze put schreef ik onlangs nog http://johnchmjorna.nl/?m=201312 . Het gaat nu vooral over de houding van Nederland tegenover het al dan niet profiteren van de Europese Samenwerking. In de begin profiteerden wij vooral. Er was veel steun voor de landbouw en de herstructurering werd ook door Europa betaald. De blijvers konden hun bedrijf intensiveren of vergroten en zo een redelijk inkomen bereiken. De wijkers werden naar nieuwe banen geholpen. Toen die reusachtige herstructureringsoperatie voorbij was werd Nederland netto betaler. Sindsdien is de kritiek aangezwollen vanuit partijen, die eigenbelang als belangrijkste doel hebben. De Thatcher-doctrine “Ik wil mijn geld terug” werd omarmd. Nederland slaagde erin de eigen bijdrage te verminderen.

Hoe profiteert Nederland van het lidmaatschap van de EU? Eigenlijk is dat de vraag naar de oorzaken van de Europese integratie? Al voor de Tweede Wereldoorlog waren er multinationals als Philips, Unilever en Royal Dutch Shell ontstaan. Zij produceerden op grote schaal, want dat was goedkoper. Daardoor hadden ze ook behoefte aan een grotere markt. Het moest gemakkelijker worden de producten zonder tolmuren en andere grensoverschrijdingsbeperkingen af te zetten. Het internationale bedrijfsleven is dus ook altijd de belangrijkste aandrijver van de Europese integratie geweest en is dat nog steeds. Tegelijk lobbyt het bedrijfsleven tegen allerlei maatregelen, die hen geld kosten.

Het resultaat van dit proces is, dat de Euopese bedrijvigheid zich heeft geconcentreerd in gebieden met de meest gunstige vestgingsvoorwaarden. Daar hoort Nederland bij. Maar er zijn ook gebieden, die voor geen enkele vorm van bedrijvigheid geschikt zijn om zich er te vestigen. Nee, bestaande bedrijvigheid verdwijnt er, want ze houden daar de concurrentie niet vol. Soms verergeren ze zelf de situatie door loonstijgingen. Lage lonen waren de gunstige vestigingsvoorwaarde voor arbeidsintensieve industrie of toerisme. Wij profiteren dus van de werking van de vrije Europese markt; elders gaan ze eraan kapot. Met het regionale beleid heeft de EU daar iets aan proberen te doen, maar met weinig succes. Een nieuwe snelweg leidt niet automatisch tot nieuwe fabrieken. Daarvoor moeten de mensen daar zelf zorgen.

We kunnen dus constateren, dat door de EU de ongelijkheid in Europa is toegenomen. Dan ligt het aan ons gevoel voor rechtvaardigheid of we bereid zijn aan compenserende maatregelen bij te dragen. Veel Eurosceptische partijen zijn daartoe niet bereid. Aan wie geeft u uw stem? Het past in een lange Europese traditie, dat we kiezen voor internationale solidariteit. Misschien is Euroscepticisme wel heel erg on-Nederlands.

Jaargang 7, Nr. 306.

Euroscepticisme 2

vrijdag, februari 14th, 2014

DEMOCRATIE IN DE EU EN IN DE LIDSTATEN

Er is geen democratie in Europa. Het is een van de verwijten van Eurosceptici aan de Europese integratie. En zie, Eurosceptici hebben ook wel eens gelijk. Maar hun oplossing deugt niet.

Democratie wordt vaak omschreven als regering van het volk of door het volk. Dat kan misschien in een dorp of een kleine stad. Er wordt een volksvergadering bijeen geroepen in het plaatselijke stadion en deze volksvergadering neemt de besluiten. Een door de volksvergadering gekozen burgemeester en de gekozen wethouders voeren de besluiten uit. Zoiets mag dan mogelijk zijn in een geïsoleerde Zwitserse kanton; in moderne grote steden en metropolen met miljoenen inwoners is het ondenkbaar. Zelfs in mijn eigen dorp zie ik het niet gebeuren. We hebben nog geen 6000 inwoners en zo’n vierduizend volwassenen. Zouden ze op de Meent passen als daar tribunes gebouwd worden? Zou je alle stemgerechtigden daar naartoe krijgen? Zouden ze allemaal bereid zijn zich in de onderwerpen te verdiepen? Zou iedereen daartoe in staat zijn? Welke onderwerpen zijn zo belangrijk, dat alleen de volksvergadering erover zou mogen beslissen? Echte democratie is nogal uitzonderlijk.

Jaren geleden heb ik eens geanalyseerd hoe in de wereld van het aardrijkskunde-onderwijs besluiten tot stand komen en wie daarbij betrokken zijn. Het zijn maar enkele tientallen mensen, die in besturen en werkgroepen zitten, een paar betrokken hoogleraren, wat mensen van de lerarenopleidingen en van de leerplanontwikkeling, enkelingen van de inspectie en van het Cito. Je ziet ze elke keer weer op vergaderingen en altijd dezelfden. Veel van het werk wordt gedaan door betaalde krachten van het KNAG-bureau. In feite neemt die kleine centrale groep de besluiten of stelt de adviezen vast. Vervolgens hoor je steeds weer hetzelfde verwijt. Jullie beslissen maar. Ons wordt van alles opgelegd. Wij hebben er niet om gevraagd, maar wij moeten het wel uitvoeren. Zonder een enkel probleem hadden ze mee kunnen praten en mee kunnen beslissen. En dat zijn dan allemaal goed ontwikkelde mensen met een academische of een Hbo-opleiding.

Kijk dan eens naar de democratie in Nederland, in een provincie of in een gemeente. Hoeveel mensen zijn lid van een politieke partij? Hoeveel zijn er ook werkelijk actief binnen hun partij? Als er een verkiezingsprogramma moet komen, wordt er een commissie benoemd. Die raadpleegt enkele deskundigen en fractiespecialsiten en werkgroepen uit de partij. Het ontwerpprogramma wordt in een deel van de afdelingen besproken en daar komen amendementen uit. Van de 1500 mensen op een landelijk congres hebben zich één?, twee?, misschien driehonderd mensen met de amendering bezig gehouden. Kijk je over heel Nederland, dan vrees ik, dat we heel blij mogen zijn wanneer één promille van de Nederlandse bevolking enige directe invloed heeft op de besluitvorming op nationaal niveau en optimistisch gezien een kwart daarvan op Europees niveau. Mensen en vooral Eurosceptici, die dan zeggen, dat de nationale parlementen meer invloed moeten krijgen op de Europese besluitvorming sluiten hun ogen voor de werkelijkheid en hebben ook geen enkel historisch besef. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kenden we immers dit systeem. Afgevaardigden van de Staten van elke provincie besloten samen in de Staten-Generaal. Maar ze hadden vaak maar een beperkt mandaat. Wanneer dit overschreden dreigde te worden, moesten ze eerst weer ruggenspraak houden met de eigen Staten. In Friesland was het helemaal erg. Daar moesten ze ook nog de elf steden en de dertig grietenijen (plattelandsgemeenten) raadplegen. Dat ging echt op zijn elf en dertigste. Ben je wel helemaal wijs als je een dergelijk systeem aan Europa wilt opdringen?

Elke politicus krijgt regelmatig te horen, dat die politici er niets van bakken. Ze zijn te beleefd om de bal terug te spelen. Een goed functionerende democratie vraagt betrokken burgers. Die bieden tegenspel. Die geven gevraagd of ongevraagd advies. Die zijn actief lid van een politieke partij. Dit geldt ook voor een Europese democratie. Europa vraagt betrokken burgers.

Democratie is behelpen. Om er toch nog iets van te maken kennen we het systeem van de vertegenwoordigende democratie. Elke vier of vijf jaar kiezen we onze volksvertegenwoordigers. Die beslissen namens ons, maar niet in de EU. De macht ligt vooral bij de Europese Raad, de vergadering van Ministers op een bepaald terrein, die op voorstel van de Europese Commissie besluiten nemen. Nog steeds niet op elk terrein moet ook het Europees Parlement het voorstel goedkeuren. De macht van het EP is ook nog beperkt doordat het niet zelf het initiatief mag nemen om een voorstel in te dienen. Het Europees Parlement moet eerst een compleet parlement worden met alle gebruikelijke bevoegdheden.

De democratische waarde van de Europese Raad is beperkt. Elke minister steunt weliswaar op een meerderheid, maar een minister is niet gekozen door het volk. Slechts in theorie vertegenwoordigt de minister ook de oppositie in het eigen nationaal parlement. De minister wordt weliswaar gecontroleerd door het eigen parlement, maar dat mist deskundigheid en actuele informatie en is slechts zeer zelden bereid de eigen minister af te vallen, die het daar in Brussel toch al zo moeilijk heeft gehad.

Kijk eens rond in een supermarkt en probeer uit te vinden, waar al die producten vandaan komen. Dan merk je, dat de EU steeds meer één groot land wordt. Als een Nederlandse zuivelfabriek zijn spullen overal in Europa kan verkopen, net als Franse en Duitse en Zwitserse bedrijven dat doen, dan zijn gelijke kwaliteitseisen voor heel Europa erg belangrijk. Een Europese democratie moet dus rekening houden met dat grote Europese belang. Maar hoe zit het dan met de Lappen en hun rendieren? Europa moet ook rekening houden met de belangen van een enkel land. Ik vind, dat het Europees Parlement er is voor heel Europa en de Raad van Ministers die belangen van een enkel land in de gaten moet houden. Democratie let ook op de belangen van enkelingen.

Jaargang 6, Nr. 305.

Nederland uit de EU?

zondag, februari 9th, 2014

WORDT NEDERLAND EEN TWEEDE ZWITSERLAND?

Een lachwekkende vraag, die bij je opkomt als je nadenkt over de idee, dat Nederland veel welvarender kan worden als het uit de Europese Unie stapt. Dan gaat het eigenlijk om vragen als: Waarop berust de Nederlandse welvaart? Zouden die welvaartsbronnen beter kunnen worden benut dan nu? Wat zou daarbij de betekenis zijn van het opzeggen van het lidmaatschap van de EU, waarbij echter wel net als in het geval Zwitserland een nauwe verbondenheid gehandhaafd blijft?

Er zijn twee landen in Europa waar de gemiddelde koopkracht van de bevolking in 2010 meer dan 20% hoger lag dan die van Nederland. Dat zijn Zwitserland en Noorwegen. Nu kiezen Wilders en de zijnen natuurlijk niet voor Noorwegen, een land met een enorme productie aan aardgas en aardolie. Maar de Zwitserse welvaart vormt een interessant raadsel. Zo op het eerste gezicht beschikt het land niet over een of meer zeer belangrijke welvaartsbronnen of het zou de financiële sector moeten zijn. Hoe kun je de aanwezigheid daarvan verklaren? Het Zwitserse Eedgenootschap van zeer zelfstandige kantons wist eeuwenlang de onafhankelijkheid tegenover het Duitse Keizerrijk, de Oostenrijks-Hongaarse dubbel monarchie en Frankrijk te bewaren. Zwitserland bleef ook grotendeels buiten de vele oorlogen, die Europa eeuwenlang teisterden. Oorlogen tasten de welvaart aan, maar Zwitserland kon ervan profiteren door de oorlogen te financieren. Nederland had lang eenzelfde functie. Het prettige is, dat alle partijen er belang bij hebben, dat de neutraliteit van de financiers gehandhaafd blijft. Al was het alleen maar om het tijdens de oorlog vergaarde kapitaal in veiligheid te brengen. Als je eenmaal de weg weet en Zwitserland een comfortabel bankgeheim kent, dan blijft de kapitaalstroom naar Zwitserse banken aanhouden. Al dat kapitaal zorgt voor een harde Zwitserse Franc. Er is veel koopkracht, maar zo is Zwitserland wel een duur land geworden voor toeristen. Soms loopt het zo uit de hand, dat men massaal over de grens boodschappen gaat doen.

Net als Nederland is Zwitserland niet rijk aan grondstoffen en energiebronnen. Nederland heeft zijn aardgas, Zwitserland de hydro-elektriciteit. Beide landen moeten aardolie importeren. Tegelijk zie je een enorm verschil. Nederland voert zeer massaal grondstoffen in en verwerkt ze meestal massaal tot producten, die vaak geëxporteerd worden en dan vooral naar EU-landen. Zelfs de veehouderij hanteert hetzelfde model. Nederland profiteert optimaal van zijn ligging aan de Noordzee en aan de monding van de Rijn en te midden van dichtbevolkte koopkrachtige gebieden. Maar de vormen van productie zijn in hoge mate geautomatiseerd en de toegevoegde waarde is niet hoog.  De Zwitsers richten zich veel meer op hoogwaardige eindproducten en weten bij hun horloges, medicijnen en andere chemische producten, bij hun machinefabrieken, maar ook in de veehouderij en wijnbouw een hoge mate van kwaliteit te bereiken. Kwaliteit wordt beloond. Veel Nederlanders verdienen hun brood in vaak laagbetaald transport. En natuurlijk kennen wij ook veel hoogwaardige bedrijvigheid in de industrie, in de tuinbouw, in de luchtvaart, in engineering bij de waterbouw o.a. en bij architectenbureaus. Maar het gemiddelde wordt wat omlaag getrokken, zodat we hoog uitkomen, maar niet zo hoog als de Zwitsers.

Worden de Zwitsers zo rijk door het toerisme? Nederland trekt meer buitenlands toerisme, maar Zwitserland wat meer van het luxere toerisme en de Zwitsers blijven meer in eigen land.

De geleidelijk opheffing van het Zwitserse bankgeheim zou de welvaart kunnen aantasten, maar waar vinden de rijken dezer aarde een veilige plek voor hun geld? Er zijn veel obscure belastingparadijzen, maar of ze allemaal zo safe zijn? Maar misschien vindt de PVV wel, dat dit een prachtige mogelijkheid is voor Nederland om de beloofde stijgende welvaart te bereiken; Lekker dienstbaar aan de rijken der aarde.

Er is nog een verschil tussen Nederland en Zwitserland. Nederland is vooral in NAVO-verband steeds meer op de Anglo-Amerikaanse wereld georiënteerd geraakt. Dat zie je bij veel VVD en sommige CDA-politici en je ziet het ook in het bedrijfsleven en in de wetenschap. In die kringen zal men het niet zo op prijs stellen, dat Nederland zou proberen uit de EU te stappen. Ik ben benieuwd hun reprimande voor Geert eerstdaags te horen. Tsja Geert, als je het iedereen naar de zin moet maken. Moeilijk hoor.

Jaargang 6, Nr.304.

Euroscepsis 1

vrijdag, januari 31st, 2014

WAT BEWEEGT EUROSCEPTICI?

Eurosceptici willen geen federaal Europa. Het f-woord voor federalisme boezemt hen evenveel afkeer in als tot voor kort het h-woord voor hypotheekrenteaftrek. En zoals het jarenlang een taboe was om over de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek te praten, zo is het nu een taboe geworden om zelfs maar te denken aan een federaal Europa. In 1952 koos ik als onderwerp voor mijn eindexamenopstel HBS-b uit het lijstje de titel “De Verenigde Staten van Europa”. Ik zou de rel wel eens willen meemaken als een eindexamencommissie zo’n titel nu op de lijst zou zetten.

Overal in Europa kennen we het systeem van een vertegenwoordigende democratie. We kiezen onze volksvertegenwoordigers en die hebben verstand van zaken. We vertrouwen erop, dat zij de door ons gewenste beslissingen zullen nemen. Dat geldt in Nederland voor Gemeenteraden, Provinciale Staten en voor de Eerste en Tweede Kamer. De Gemeenteraad houdt zich bezig met plaatselijke zaken en we verwachten niet, dat een kamerlid daarover een zinnig oordeel kan hebben. Omgekeerd laten we beslissingen over onze rijksbelastingen over aan de Eerste en Tweede Kamer en er zijn maar een paar Kamerleden, die er echt verstand van hebben. We hanteren het principe van de subsidiariteit, ook wel soevereiniteit in eigen kring genoemd. We regelen zaken op een zo laag mogelijk niveau het dichtst bij de burger. Over een nieuwe wijk beslist de gemeenteraad. Betekent die wijk echter een te zware aantasting van het landschapsschoon dan is er de provincie, die een rode contour heeft vastgesteld. De wijk mag daar niet buiten komen. Geeft die nieuwe wijk veel extra verkeer, dan besluit de provincie waar de nieuwe ontsluitingsweg komt of welke provinciale weg verbreed moet worden. Het Rijk gaat echter over autosnelwegen, die de landsdelen met elkaar verbinden. In de periode 1954-1956 fietste ik twee keer per week de route Arnhem-Zevenaar-Elten v.v., de internationale route naar het Ruhrgebied. Dat was in het donker niet zonder risico, want na Babberich ontbrak een fietspad. Nu is er de E35, in Nederland de A12 en in Duitsland de A3. Gelukkig maar! Dat heeft langdurig overleg met Duitsland gevraagd. Bij het spoor stopt de Betuwelijn voorbij Zevenaar. Wij willen die goederenlijn graag doortrekken. Wat gaat dat internationale overleg ontzettend traag. Zou het niet vlotter gaan als een bovennationale instantie de beslissing zou kunnen nemen? Dat lijkt me heel logisch. Dan wordt er wel een stukje soevereiniteit afgestaan. De autosnelweg en de goederenspoorlijn zijn beide erg hard nodig. Als Duitsland maar niet tot een besluit komt, bijvoorbeeld onder druk van Bremen en Hamburg, dan zou het doelmatig zijn als de Europese Unie de touwtjes in handen zou kunnen nemen. Zover is het nog niet.

Het gaat dus om soevereiniteit. Daarbij gaat het om 1e. een grondgebied, 2e. een drager van de zeggenschap en 3e. diegenen, die aan dat gezag onderhorig zijn, de inwoners. In de discussie over Europa gaat het om staten. Een staat heeft een grondgebied. Binnen dat grondgebied gelden de wetten van die staat. In elke staat komen die wetten weer anders tot stand en zijn er weer anderen, die de wetten uitvoeren en weer anderen, die overtreders van de wetten veroordelen. Er is dus een wetgevende macht, in Nederland de Tweede en Eerste Kamer, er is een uitvoerende macht, de regering geholpen door veel ambtenaren en er een rechtsprekende macht, geholpen door de politie, die overtreders opspoort.

Wat blijkt nu? Vrijwel geen enkele staat is nog in staat de soevereiniteit goed te handhaven. Daar praten we liever niet over, want het is niet leuk als je vast stelt, dat elke staat in meerdere opzichten faalt. We houden liever de schijn op, dat we in Nederland alles prima voor elkaar hebben. Geldt dat voor grensoverschrijdende criminaliteit? Welnee. Mensenhandel? Kijk naar de rosse buurten. Autodiefstal? Gestolen auto’s gaan de hele wereld over. Zwart geld en belastingontduiking? We werken er zelf aan mee. Internationaal terrorisme? We doen ons best. Defensie? Zonder NAVO zijn we nergens. De meest wezenlijke kerntaak van de staat is te zorgen voor veiligheid en daarin faalt elke staat.

Die veiligheid geldt ook voor ons voedsel en voor allerlei apparaten, die we gebruiken. Als we overal in Europa dezelfde kwaliteitseisen stellen, vergemakkelijkt dat de handel en kunnen we de productie door standaardisatie goedkoper maken. Het is dan ook niet voor niets, dat er door het bedrijfsleven intensief gelobbyd wordt in Brussel. Soms is die lobby wel in het voordeel van het bedrijfsleven en de aandeelhouders, maar niet in het voordeel van de burgers. Denk aan de voortdurende verlaging van de winstbelasting. Dan zie je enorme winstuitkeringen en extreme beloningen voor de topmensen, terwijl in het land de armoede toeneemt. Staten worden tegen elkaar uitgespeeld. Daar zou Europa iets tegen moeten doen. Dat maakt een sterk Europa noodzakelijk. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Dan is er een goede stuurman nodig. Voor mij is het onbegrijpelijk dat Eurosceptici dat niet zien. Tenzij ze horen tot hen die nu van zwakke staten en een zwakke EU profiteren. Is de PVV de steunpilaar van de graaiers in het bedrijfsleven?
Jaargang 6, Nr. 303.

Invloed van politieke bloggers

vrijdag, januari 24th, 2014

Blogs van weinig betekenis?

Hebben politieke bloggers veel invloed? Dat vroeg ik mij af in mijn blog van 3 januari 2014. Ik refereerde aan een onderzoek waaraan ik had mee gedaan. Bij toeval stuitte ik op de betreffende E-mail. Het onderzoek is keurig afgerond en heeft zelfs een dissertatie opgeleverd. Ik heb de samenvatting doorgenomen.

Tom Bakker ging er bij zijn onderzoek van uit, dat de verwachting bestond, dat de nieuwe media zo veelvuldig gebruikt zouden worden, dat ze een belangrijke rol in de politiek zouden gaan spelen. Daarbij richtte hij zich vooral op politieke bloggers, die regelmatig politieke onderwerpen in hun blogs behandelen. Uit zijn onderzoek bleek, dat de blogs relatief weinig bezoekers trekken en dat ook betrekkelijk weinig mensen een eigen politiek weblog hebben. Eigenlijk verandert er in de politiek niet zo veel door de moderne media. Net als vroeger zijn maar weinig mensen actief in de politiek en volgen maar weinig mensen de politiek echt intensief. Op het Wereld Wijde Web is dat niet anders.

Tom Bakker onderscheidt drie typen politieke bloggers: 1. Bloggers die de landelijke politiek volgen en van commentaar voorzien. Ze schrijven vaak columns. 2. Bloggers, die lokaal actief zijn, vaak in een actiegroep. 3. Bloggers, die nieuwsoverzichten samenstellen vaak met veel links. Op mijn weblog schrijf ik over zo’n grote verscheidenheid aan onderwerpen, dat ik in ieder geval bij groep 1 en groep 2 behoor. Het gaat dan bij mij vaak over landelijke onderwerpen, maar vrijwel altijd relevant voor GroenLinks en vaak ook kritisch naar GroenLinks. Doordat mijn publicaties niet alleen op mijn eigen site verschijnen, maar ook op www.planeetgroenlinks.nl en onder blogs op de website van De Linker Wang is het lezerspubliek ongeveer drie keer zo groot als uit de statistiek blijkt. Als ik merk, dat na een publicatie het dagelijkse bezoekersaantal plotseling toeneemt of als een daarbij behorende zoekterm extra veel voorkomt, dan kan ik zo concluderen, dat het onderwerp belangstelling trekt en de bezoekers beïnvloed worden. Omdat ik de bezoekers vooral wil laten nadenken, wil veel bezoek niet zeggen, dat al die mensen nu opeens naar mijn standpunt overhellen.

Ik ben er van overtuigd, dat een aantal bloggers vrij veel invloed hebben. Hans Verbeek wijst er regelmatig op, dat de gemakkelijk winbare delfstoffen steeds schaarser worden. Het wordt duurder delfstoffen te winnen; op termijn zo duur, dat de delfstof niet meer gewonnen kan worden. Die gedachte zag ik vanmorgen plotseling terug in een opiniestuk van Liesbeth van Tongeren in de Volkskrant. Als ik uitleg, dat groen en links altijd samen horen te gaan, omdat juist de minderdraagkrachtigen het meest te lijden hebben onder de milieuvervuiling, heeft dat bij GroenLinks zeker invloed.

Buiten de politiek schrijf ik ook kritisch over kerkelijke zaken. Ook daarbij treden hogere bezoekersaantallen en frequente zoektermen op. De laatste tijd komt er steeds meer georganiseerd verzet tegen kerksluitingen en als ik daarover schrijf zie ik weer die effecten.

In de tijd, toen de realisatie van het Rijsbruggerweg tracé tussen Houten en de A12 nog niet besloten was, publiceerde ik daar veel over. Dat leidde tot veel bezoek van mijn weblog.

Als er al invloed is van bloggers, dan is die waarschijnlijk nooit bij het grote publiek, maar bij een bepaalde doelgroep. Alleen als je toevallig als een van de eersten over de dreigende crisis in Griekenland schrijft of over de rellen in Turkije afgelopen zomer, dan trekt dat de aandacht. Maar als oudere heer wordt dat allemaal wat minder en toch hoop ik, dat mijn publiek wat aan mijn stukken heeft.

T.P. Bakker: Citizens as political participants. The myth of the active online audience? UvA 2013 ISBN 9 789 46191 613 6. Ook in te zien op Internet.

Jaargang 6, Nr. 302.

Blijf je liever vrij, of?

vrijdag, januari 17th, 2014

 

OOK EEN GELOVIGE KENT TWIJFELS

Ook gelovigen worden beïnvloed door de secularisatie, de idee, dat alleen het menselijk inzicht en de moderne wetenschap in staat zijn de mensen de weg naar de waarheid te wijzen. Er zijn allerlei redenen om te twijfelen aan het bestaan van een God die het kwaad, dat mensen elkaar aandoen toelaat. Of die een wereld heeft geschapen waar steeds weer epidemieën en natuurrampen met duizenden slachtoffers voorkomen. Of die God, waar je steeds weer je gebeden tot richt en die maar niet luistert. Al die religies kennen weer hun eigen God en welke is dan de ware? Misschien ben je opgegroeid in een Kerk met een zwaar zondenbesef, waarbij je steeds weer bedreigd wordt met straf al hier op aarde: ziekte, armoede, ongeval, of waar die straf je straks wacht in het hellevuur. Geloven in een algoede God, die bij je is en je leidt, ook in nare tijden is niet zo gemakkelijk. Het bestaan van God of het niet bestaan van God valt niet te bewijzen. We kunnen God met onze zintuigen niet waarnemen. Soms hebben mensen mystieke ervaringen. Ze ervaren Zijn liefde. Ze ervaren Zijn werk in hun omgeving of in de wereld. Je moet je er voor open stellen en dat is niet zo eenvoudig als je alle geloof als ballast overboord hebt gezet. Dan pas ervaar je de vrijheid om jouw leven naar eigen inzicht in te richten. Dat wordt zeer positief gevonden, maar als je om je heen kijkt zie je hoe moeilijk het voor veel mensen is hun weg door het leven te vinden zonder TomTom met antwoorden op levensvragen.

De Bijbel is een heel raar boek. Vooral in het Oude Testament vind je vreselijke verhalen over oorlogen, moordpartijen, opstanden, verwoestingen, zondigheid, heldhaftige veroveringen, straffen van Jahwe, allemaal even gruwelijk. Het verhaal over het lijden van Jezus van Nazareth stemt evenmin tot blijheid. Maar er zijn ook heel mooie passages. Velen houden van de psalmteksten, wat minder van de manier waarop ze gezongen worden. In de Wijsheidsboeken tref je soms raadgevingen aan, die drieduizend jaar later nog steeds actueel zijn. In de vier evangeliën vraag je je steeds af of het allemaal echt gebeurd is. Ik vind dat onbelangrijk. De Bijbel is geen geschiedenisboek, ook geen geologie- of biologieboek. In de Bijbel vind je verhalen, die jou iets willen zeggen. Maar die Bijbel is geschreven in een andere tijd en voor andere mensen. Je moet je steeds afvragen, wat de auteur in die tijd aan de mensen van toen heeft willen leren. Moderne bijbelwetenschappers richten zich daar heel sterk op. Het is alleen jammer, dat in preken daarvan vaak nog weinig te merken is. Het zou om de vraag moeten gaan, wat de auteur toen wilde zeggen en wat wij daar vandaag nog aan hebben. In eerste instantie wordt die moderne Bijbeluitleg door sommigen als schokkend ervaren. Als je gewend bent de tekst letterlijk te nemen en je hoort dan, dat het heel anders bedoeld is, dan voel je je beetgenomen, bedrogen door die kerk. Maar uiteindelijk ga je beseffen hoeveel rijker, die Bijbel is, dan je oppervlakkig zou denken.

In de kerk gebeuren en gebeurden heel vaak ergerlijke dingen, zodat je gaat twijfelen of je nog wel bij die club wil horen. Vroeger was er vaak sterke druk op echtparen om veel kinderen te krijgen. Het zondebesef werd aangewakkerd, zodat mensen in angst voor de hel leefden. Soms werd de dwang ook economisch. Als de pastoor het niet wilde, kreeg je geen baan. De laatste jaren wordt er veel bekend over misbruik van minderjarigen door priesters en broeders. Waakzaamheid blijft geboden en niet alleen naar de kerken. Misbruik kan overal voorkomen. De laatste jaren zijn het vooral de conservatieve bisschoppen en priesters, die met hun autoritaire optreden veel ergernis geven. Weer anderen vinden, dat vrouwen een belangrijker rol in de kerk zouden moeten spelen. De wijding van vrouwen tot diaken is wel het minste, dat in ere hersteld moet worden. De behandeling van niet katholieke, maar wel gedoopte partners en de behandeling van gescheiden mensen kun je vaak ronduit wreed noemen.

Moet ik nog verder gaan? Als je dit leest dan is er maar een conclusie: weg met die club. Maar dan vergeet je de andere kant van de medaille. Er zijn nog veel goed functionerende geloofsgemeenschappen, waar de mensen er voor elkaar zijn. De mensen voelen zich er thuis. Ze worden geïnspireerd door goed verzorgde vieringen. Er is aandacht voor elkaar en er zijn initiatieven als er problemen opduiken als eenzaamheid, overbelaste mantelzorgers of armoede. Het enige dat zorg baart bij al die vrijwilligers in zo een levende gemeenschap is het gebrek aan opvolgers. Wie gaan straks het stokje van de huidige vrijwilligers overnemen? Ook al heb je – denk je – zelf geen behoefte aan een kerk, die kerkgemeenschap van mensen, die trouw zijn aan elkaar, heeft wel behoefte aan jou.

Jaargang 6, Nr. 301.