Archive for maart, 2011

De basis voor de vrijheid van onderwijs

zaterdag, maart 26th, 2011

VERANTWOORDELIJKHEID EN KINDEREN

Mensenkinderen, maar ook jongen van zoogdieren en vogels zijn kort na hun geboorte in hoge mate afhankelijk van hun ouders. Baby’s worden gezoogd door de moeder en zijn nog jaren afhankelijk van hun ouders voor voedsel, kleding, huisvesting en veiligheid. Ouders beschermen hun kinderen tegen gevaar, brand, besmetting of verwonding en helpen hun kind als er toch iets mis is gegaan. Er is een grote gelijkenis met de dieren tot zover. Kinderen leren veel van hun ouders: netjes en hygiënisch eten en drinken, zich wassen en tanden poetsen. Ze helpen bij het lopen en springen en later bij het steppen en fietsen. Ze maken hun kind zindelijk. Ze maken duidelijk wat kouvatten is en wat je er tegen kunt doen, net als met zonnebrand. Daarbij leren kinderen de taal spreken en verstaan, niet voor niets moedertaal genoemd. Kinderen leren ook van elkaar, van hun zusjes of broertjes en van de kinderen op de crèche of de peuterspeelzaal. Kinderen groeien niet als eenling op.

Kinderen groot brengen is meer dan zorgen voor hun lichamelijk welzijn. Kinderen moeten ook leren hoe zij zich behoren te gedragen in een groep. Ze mogen andere kinderen niet slaan of schoppen of bijten. Daarbij past de oude zegswijze: Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het gaat om eerlijk delen, om samenwerken, om elkaar iets gunnen, om samen spelen. Nu er nog maar weinig grotere gezinnen zijn en anders meer leeftijdsverschil tussen de kinderen in een gezin, is daarbij de crèche of de peuterspeelzaal belangrijk. Daar begint de ontwikkeling van de creativiteit, wordt aan taalverrijking gedaan, wordt het geheugen getraind, komt het eerste getalbegrip, oefenen kinderen hun luistervaardigheid, verbetert hun motoriek en al doende leren ze allerlei gedragsregels: wat hoor je te doen en wat moet je vooral niet doen. Inderdaad, er wordt nogal wat gevraagd van een peuterjuf of (–meneer). Het eist ook veel van de ouders. Falen zij bij de opvoeding van hun kinderen, dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor het kind, maar ook voor de maatschappij. Iedere ouder moet het zo maar kunnen. Je hebt er niet voor doorgeleerd. Elk kind vergt weer een andere aanpak en elke ouder heeft weer eigen opvattingen over wat belangrijk is bij de opvoeding. Er moeten keuzes worden gemaakt. Bij ernstig falen van de ouders kunnen de kinderen zelfs aan het ouderlijk gezag onttrokken worden of tijdelijk uit huis worden geplaatst.

Ouders zijn verantwoordelijk voor het groot brengen en verder opvoeden van hun kinderen. Het lijkt soms dat ouders, dat onvoldoende beseffen. Zij proberen de opvoedingstaak af te schuiven naar de school en de school er op aan te spreken wanneer dat misgaat. Een school kan kinderen dresseren, vereist gedrag afdwingen door straf of beloning, maar dat is geen opvoeding. Opvoeden is het leren maken van keuzes, waarbij ouders hun kinderen opvattingen over goed en fout gedrag hebben bijgebracht en vooral voorgeleefd. 

De verantwoordelijkheid van de ouders komt aan de orde bij de schoolkeuze. Ouders moeten dan kijken naar het pedagogisch klimaat, naar de sfeer, hoe kinderen met elkaar omgaan, naar de didactische opvattingen en naar de ethische opvattingen, die aan dit alles ten grondslag liggen. Geen school is neutraal. Geen keuzes maken betekent, dat het onderwijs op die school maatschappij bevestigend is. Dan worden kinderen niet voorbereid op hun latere taak te werken aan een betere samenleving. Opvattingen over de ideale samenleving verschillen aanzienlijk. Elke leerkracht heeft eigen opvattingen en die klinken – als het goed is bewust – door in zijn onderwijs. Ouders zoeken een school, die spoort met hun eigen opvattingen. Is die er niet, dan kunnen ze samen met voldoende andere ouders een eigen bijzondere school oprichten met bijvoorbeeld een eigen didactiek zoals die van Montessori of Dalton of Freinet of een school met een eigen inspiratiebron: de Bijbel of de Koran. Komen ouders zelf niet tot het oprichten van scholen, dan is het de taak van de gemeenschap scholen op te richten. Dat zijn de openbare scholen. Er zijn ouders, die daarin hun ideaal zien en er bij een gemeente op aandringen een openbare school te stichten. Dan zie je ook een grotere betrokkenheid van de ouders bij zo’n school.

Het doel van opvoeding is kinderen te begeleiden naar volwassenheid. Volwassenen maken hun eigen keuzes in het leven. Dat leren kinderen stap voor stap. Verstandige ouders betrekken hun kinderen heel geleidelijk bij de keuzes, die hen zelf aan gaan. Tijdens de puberteit komt dat proces in een stroomversnelling. Kinderen gaan hun eigen keuzes maken. Het is een periode, die ouders soms best eng vinden. Keuzes leren maken is ook leren wat te doen als je verkeerd gekozen hebt. Moeilijk!

Het Nederlandse onderwijsstelsel biedt een enorme keuzevrijheid. Er is alle reden om zorgvuldig mee om te gaan met de vrijheid van onderwijs.

Jaargang 4, Nr. 156.

P.S. Op zaterdag, 9 april is er een studiedag over de Vrijheid van onderwijs in de Kargadoor in Utrecht, georganiseerd door Dwars, de Linker Wang en het Wetenschappelijk Bureau van GL. Aanvang: 10.00 uur.

De ontsluiting van Houten revisited

dinsdag, maart 22nd, 2011

 HOORZITTING VOORONTWERP INPASSINGSPLAN
“VERBINDINGSWEG HOUTEN-A12”

Dames en Heren,

Ik dank u hartelijk voor de mogelijkheid, die u mij biedt om mijn zienswijze over het voorontwerp inpassingsplan ten dele toe te lichten. Mag ik mij even voorstellen. Ik werk aan dit project vanuit een gedurende een halve eeuw opgebouwde deskundigheid over dit gebied. Ik studeerde in Utrecht Aardrijkskunde, ik werkte er dertig jaar in het voortgezet onderwijs, was zestien jaar voorzitter van de Kring Utrecht van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap en zorgde zo voor verbetering van het onderwijs en na mijn afscheid al weer 16½ jaar geleden gaf ik lezingen en verzorgde excursies door dit gebied, becommentarieerde veelvuldig ruimtelijke plannen en gaf adviezen.

In de eerste plaats wil ik aandacht schenken aan de aardkundige waarden in dit gebied. Aardkundige waarden zijn plekken in het landschap waar men goed kan laten zien hoe dit landschap ontstaan is. Ze hebben een waarde op zich, maar verhogen ook de belevingswaarde en de informatiewaarde van een landschap. In 2003 verscheen een manifest, waarin door veertien Nederlandse organisaties werd opgeroepen meer zorg te besteden aan het behoud van al die bijzondere vormen in het landschap. Onze provincie Utrecht heeft een zestal “Aardkundige Monumenten” aangewezen. In 2004 kwamen een aantal Europese organisaties met een soortgelijk manifest. Het vormde de basis voor een Europese richtlijn, die echter op een minderheidsblokkade in de Europese Raad stuitte. Beide manifesten zijn als bijlage toegevoegd. 

Het inpassingsplan ligt in het Kromme Rijngebied, waar de Rijn in de laatste 5500 jaar elke keer weer een andere weg zocht. Een recent ontdekte oorzaak daarvan wordt gevormd door bewegingen langs diep liggende breuken in de aardkorst. Wanneer daardoor een strook lager komt te liggen vormt zich daar een nieuwe stroomgordel. Ook normaal bouwt een rivier aan weerszijden oeverwallen op, verhoogt zo de bedding en breekt dan door een oeverwal om in de kom een nieuwe bedding te vormen. De oude loop verzandt. Die oude rivierloop met oeverwallen noemen we een stroomrug. Het dorp Houten ligt op zo’n stroomrug, namelijk die van het Houtense systeem. Tot 2000 jaar geleden stroomde de toenmalige Rijn vanaf Wijk bij Duurstede via Dwarsdijk en ’t Goy richting Houten. De hoofdtak boog bij het Oostrumsdijkje naar het Noorden af en stroomde parallel aan de huidige Binnenweg en de Rijsbruggerweg, die op de naast gelegen oeverwal liggen. Door afzettingen van de huidige Rijn werd de rivier afgedamd en kon er niet langer water door deze tak worden afgevoerd. Duidelijk herkenbaar in het landschap ligt daar de oude bedding, 1 tot 1½ meter lager dan de oeverwal en met een restgeul, de Rietsloot. Voor de kenners is het echt genieten. Je droomt er weg, ziet Romeinse soldaten komen aan marcheren en door de voorde waden. En ik herinner mij hoe ik een groep Britse geografen uitlegde, wat er op deze plek te zien is. Maar wat een gruwel: In die oude bedding komt de geplande weg te liggen.

Jammer dan, maar er is meer. In het Milieu Effectrapport A12 Salto wordt gewoon ontkend, dat die oude beddingen herkenbaar zijn in het landschap en op een bijbehorende kaart van de aardkundige waarden wordt dit deel van de oude bedding weggelaten. Zie de bijlagen. In het recent geactualiseerde Milieu Effect Rapport worden enige vage woorden aan de Aardkundige Waarden gewijd. En ook in de toelichting van dit voorontwerp wordt nog niet gezegd, dat de weg in de bedding ligt. Wel wordt nadrukkelijk tot twee keer gezegd, dat de weg nergens lager dan 2,5 meter + NAP komt te liggen. Zo’n bedding komt bij een overstroming het eerst onder water te staan en is niet bruikbaar als evacuatieroute. Er komt een sloot aan de Oostzijde van de weg om de afwatering te verbeteren. In werkelijkheid omdat het weglichaam de natuurlijke afwatering verhindert. Pas nu nadat het besluit om een inpassingsplan te maken is genomen worden allerlei biologisch aspecten bekend. Provinciale Staten hebben een besluit genomen en in het voorstel van GS is verzuimd het bijzondere karakter van het gebied te beschrijven. Elke keer is het ontwerp verder uitgekleed. De ongelijkvloerse kruising bij de Achterdijk is vervallen. De kruising met de Binnenweg wordt beperkt tot een fietstunnel zonder ecologische verbinding. Toen Provinciale Staten een besluit nam, waren veel bezwaren onbekend.

Iedereen met een beetje gevoel voor ons kostelijk aardkundig erfgoed zal met mij vinden, dat het zo niet kan. Wat te doen? Je zou het tracé vijftig meter naar het oosten kunnen opschuiven en de weg minder opvallend maken door bermbeplanting. Je zou toch kunnen kiezen voor het westelijke tracé langs de Binnenweg en de huidige Rijsbruggerweg en dit tracé Noordelijk van de Achterdijk laten aansluiten op het Oostelijke tracé. Maar eigenlijk hoort deze weg niet in dit bijzondere gebied thuis.

Deze avond kunnen we ook onze mening over het aangepaste MER geven, de basis voor het inpassingsplan. Waarvoor is dit plan nodig? Welk probleem moet worden opgelost. Doordat de A27 te weinig capaciteit heeft, misschien had, kan het verkeer bij de aansluiting De Staart niet snel invoegen. Er treedt filevorming op, die tot op de Rondweg doorwerkt en zo de verkeersafwikkeling in geheel Houten bemoeilijkt. Gemeenten van een omvang als Houten hebben in Nederland gemiddeld 1,7 aansluitingen op een autosnelweg. Dat geldt dan voor de gehele gemeente en niet alleen voor de hoofdkern. Inwoners van Tull en ’t Waal zullen eerder via Nieuwegein naar de A27 gaan. Houten is niet onderbedeeld. Het probleem is niet te weinig aansluitingen, maar de te geringe capaciteit van de A27. De minister zegt in haar besluit van december 2010 om een spitsstrook aan te leggen, dat ze ervan uit gaat, dat in 2018 de A27 geheel aan de eisen zal voldoen. Maar er is meer. De minister zal binnenkort een besluit nemen hoe die aanpassing tussen Houten en Vianen moet worden gerealiseerd. Worden de twee maal driebaans bruggen over het Amsterdam-Rijnkanaal en over de Lek vervangen door twee maal vierbaans bruggen met vluchtstrook? Dat lijkt mij niet eenvoudig en erg kostbaar. De andere mogelijkheid is een regionale weg parallel aan de A27 tussen Houten via Nieuwegein naar Vianen. Die komt zo dicht mogelijk tegen de A27 aan te liggen. Eigenlijk is dat de Meerpaalvariant. In het geactualiseerde MER worden nieuwe schattingen gegeven van het verkeersaanbod en ook van de vermindering van het verkeersaanbod bij een aantal mogelijkheden voor een verbeterde ontsluiting van Houten De Meerpaalvariant scoort heel goed als je kijkt hoe het verkeer op de Staart en de Rede vermindert. Bij sorteren in de knoop, het knooppunt Lunetten, vermindert het verkeer op de Rondweg tussen de Staart en de Koppeling bij realisatie van het Rijsbruggerwegtracé met 6,9% en bij de Meerpaalvariant met liefst 24,2%. De Utrechtseweg wordt door beide varianten slechts weinig ontlast. Geen wonder, want dit is de kortste weg naar Utrecht. Dit stuk van de Rondweg is het meest cruciaal voor de afwikkeling van het verkeer in de kern Houten. Als door de realisatie van deze Meerpaalvariant, betaald door de minister, de verkeersproblemen van Houten al worden opgelost, waarom zou men dan nog eens 33 miljoen Euro aan gemeenschapsgeld extra gaan uitgeven om het Rijsbruggerwegtracé aan te leggen?

Ik ben gaarne bereid uw vragen te beantwoorden en desgewenst ter plaatse alles toe te lichten tijdens een excursie.

De ontsluiting van Houten naar de A12

donderdag, maart 17th, 2011

INTERACTIE TUSSEN TWEE STEDEN

Gisterenavond bezocht ik de informatieavond over het inpassingsplan voor een verbinding tussen de Rondweg van Houten en de A12 bij Bunnik. De gemeente Bunnik vreest veel overlast van de weg en vooral als er ook een verbinding komt met de weg Bunnik – Wijk bij Duurstede (N229) geeft dit nog meer doorgaand verkeer door de kern Bunnik. Die verbinding is bedoeld als een ontsluiting van Houten naar het Oosten. Het verkeer uit Houten kan gebruik maken van de huidige aansluiting op de A12 bij Bunnik.

Ik vroeg of men zich realiseerde, dat het daardoor ook gemakkelijker werd naar Bunnik te rijden en door Bunnik naar Zeist. Dan zouden de problemen op de nu al overbelaste Julianalaan verder toenemen. Maar dat bleek niet uit de berekeningen met het computermodel. Ik liet merken, dat ik het er niet mee eens was en zei, dat de ervaring leert, dat elke nieuwe weg leidt tot meer verkeer. Het antwoord was, dat er een stabiele situatie bestond. Verkeer, dat nu via een andere route rijdt, maakt nu gebruik van de nieuwe route. Na afloop vertelde ik de gedeputeerde, dat door zo’n nieuwe weg er juist een instabiele situatie ontstaat. Mensen komen tot een andere woonplaatskeuze bijvoorbeeld of gaan ergens anders werken, want de nieuwe werklocatie is beter bereikbaar geworden of mensen gaan ergens anders winkelen of recreëren door die betere bereikbaarheid.

Later realiseerde ik mij, dat daarvoor ook een elegante theorie bestaat. Het gaat om interactie tussen twee gebieden. Die interactie kan bestaan uit personenverkeer, goederenverkeer, dataverkeer, dus telefoonverkeer, brieven en E-mails. Die interactie is afhankelijk van het gewicht van die twee gebieden en omgekeerd evenredig aan (het kwadraat van) de onderlinge relatieve afstand. Komt u dit bekend voor? Het is hetzelfde als de aantrekkingskracht tussen twee massa’s of twee magneten. Nu is in de exacte natuurkunde de massa en de afstand of de sterkte van een magneet gemakkelijk te bepalen. Maar hoe bepaal je het gewicht van twee steden of twee gebieden?

Je zou kunnen uitgaan van het aantal inwoners, maar als in beide gebieden zelfvoorzienende boeren wonen, zal er niet veel interactie zijn. Het gewicht van een gebied hangt dus ook af van de economische activiteiten. Vooral als die complementair zijn, dus elkaar aanvullen, geeft dat veel onderling verkeer. Je moet daarbij niet alleen denken aan goederen, maar ook aan diensten. Is er een ziekenhuis, zijn er veel scholen, bioscopen, een schouwburg of een concertzaal, dan krijg je veel interactie met de omliggende plaatsen, die deze voorzieningen missen. Het gaat ook om economische diensten, bijvoorbeeld winkels of andere handelsactiviteiten. Het bepalen van het gewicht van een stad of dorp is niet eenvoudig, maar je kunt rustig zeggen, dat hoe groter twee steden zijn, hoe meer interactie er tussen die twee steden zal zijn.

Hoe zit het nu met de afstand? Ik heb in een dorp gestaan en er was totaal geen interactie met een ander deel van het dorp een paar honderd meter verderop. Daartussen lag het IJzeren Gordijn. Het gaat dus niet om de absolute afstand hemelsbreed of in wegkilometers. We spreken over de relatieve afstand. Dat is de afstand in tijd, kosten en moeite. Heel veel fileverkeer leidt tot minder interactie, tenzij er andere mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld een frequent rijdende snelle trein. Moet je een grens passeren, waar hoge invoerrechten worden geheven, dan is er minder interactie, minder handel. Daarom heeft de EU ook gezorgd voor een enorme toename van de onderlinge handel, want de invoerrechten vielen weg. Moet je een hooggebergte met een steile weg over een hoge pas passeren, dan zorgt een tunnel voor een flinke toename van de interactie.

Als we dit nu toepassen op de situatie bij Bunnik. Aan de ene kant ligt Houten met steeds meer inwoners en al veel werkgelegenheid en aan de andere kant Zeist met nog meer inwoners en werkgelegenheid. Per auto of per openbaar vervoer kom je niet gemakkelijk van Houten naar Zeist of omgekeerd. Je moet omrijden via Utrecht of Driebergen of je rijdt over smalle binnenwegen naar Bunnik en door Bunnik naar Zeist. Misschien gaat het per fiets nog het snelst, want dan kun je binnendoor rijden. Nu wordt er een nieuwe weg aangelegd, waardoor je sneller en gemakkelijker en goedkoper van Houten naar Zeist kunt. Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat er een groei van het autoverkeer door Bunnik zal optreden. Er klopt iets niet in het gehanteerde computermodel.

Jaargang 4, Nr. 155.

Bodem en reliëf vragen bescherming

vrijdag, maart 11th, 2011

AARDKUNDIGE MONUMENTEN

Gisterenavond, donderdag, 10 maart mocht ik een lezing bijwonen van Wim Hoogendoorn over aardkundige waarden en aardkundige monumenten. Wim is gepensioneerd medewerker van de provincie Utrecht en heeft er mede voor gezorgd, dat Utrecht een zestal erkende aardkundige monumenten telt. Het zijn plekken in het landschap, waar je goed kunt zien hoe het landschap is ontstaan. Daardoor zijn ze ook zeer geschikt als excursiepunt. Inmiddels zijn in het tijdschrift “Grondboor en Hamer” van de Geologische Vereniging meer dan veertig van zulke excursiepunten beschreven. Waarom al die moeite?

Bewoners van een gebied zijn zich vaak nauwelijks bewust hoe bijzonder het is. Dat kan zijn door de cultuurgeschiedenis, die je terugziet in de ontginningswijze, de boerderijen, het wegenstelsel en de dorpen. Het kan ook bijzonder zijn door de planten en dieren, die er voorkomen, vaak in een specifieke samenstelling, zodat je van een ecosysteem kunt spreken. Voor deze onderwerpen is vaak veel belangstelling en dan vindt ‘de politiek’ het ook interessant. Water is ook belangrijk en het reliëf, want daardoor krijg je meer afwisseling in het landschap, mooie plaatjes.

Water, bodem, reliëf en klimaat bepalen welke planten er voorkomen en zo ook welke dieren er kunnen leven en hoe de mens van het landschap gebruik kan maken. Dan is het ook van belang te weten hoe dit ontstaan is om te voorkomen, dat je iets doet, waardoor de voorwaarden voor het leven worden aangetast. Denk aan verzuring of verdroging of ontbossing met als gevolg bodemerosie. Het valt mij op, dat elke keer weer dezelfde fouten gemaakt worden. Anderzijds merk ik vaak, dat boeren precies weten wat er aan bodems, natte en droge plekken op hun bedrijf aanwezig is en waar elk stuk grond geschikt voor is. Ze weten ook precies, waar de ondergrond stevig genoeg is om de boerderij te bouwen.

Zijn de boeren nu zuinig op al die bijzondere vormen in het landschap? Zo’n oeverwal of dekzandrug is vaak wat droger. Lagere stukken zijn juist weer te nat. Dus lekker egaliseren en weer is een bijzondere vorm in het landschap verdwenen en is Nederland weer een beetje platter geworden. In grote delen van Nederland zijn die kleine hoogteverschillen, het microreliëf bepalend voor het landschap; voor de bebouwing, de wegen en het agrarisch bodemgebruik. Daar hoor je zuinig op te zijn. Voor gemeenten ligt er een taak; in de bestemmingsplannen voor het buitengebied moeten duidelijke regels opgenomen worden ter bescherming van aardkundige waarden. Daartoe riepen zo’n tien jaar geleden ook veertien organisaties op, die allen te maken hebben met het landschap. Zij brachten het Manifest Aardkundige Waarden en Ruimtelijke Ordening uit. Kort samengevat: het landschap dient behouden te blijven voor toekomstige generaties. Onze landschappen zijn internationaal gezien heel bijzonder. Daardoor trekken ze toeristen en recreanten. Ze zijn in veel opzichten van economisch belang, maar daarbij kan gemakkelijk onherstelbare schade worden veroorzaakt. Er liggen taken voor de overheid, maar ook voor de organisaties, die dit manifest hebben uitgebracht.

En wilt u nu een paar bijzondere plekjes weten, die de moeite waard zijn om eens te bekijken. Er zijn heel bekende zoals de Heijmansgroeve langs de Geul met gesteenten uit het Carboon of het P. van der Lijnreservaat bij Urk met Noordelijke gesteenten, eigenlijk een grondmorene of de kalksteengroeven bij Winterswijk met fossielen. Maar de Zuidkust van Gaasterland is een gestuwde eindmorene, een keileembult met Noordelijke stenen. In Drente vind je een soort vennetjes met een walletje er omheen. Het zijn vaak pingo’s. In een ijstijd is de bodem permanent bevroren. Op sommige plekken komt dieper grondwater naar boven en dichtbij de oppervlakte bevriest het water en als dat doorgaat vormt zich een ijslens, die steeds dikker wordt. De grond er boven wordt omhoog gedrukt en er ontstaat een heuvel, waar de grond vanaf zakt. Als het ijs smelt vormt zich een laagte met een ringvormige wal. In Drente is die laagte vaak met water gevuld. De vennen bij Oisterwijk zijn veelal ontstaan doordat de wind een laagte heeft uitgeblazen, die in een vochtiger tijd met water werd gevuld. Je vindt er dus ook stuifduinen bij.

Ook in Noord-Brabant vind je de Peelrandbreuk. Langs die breuk is de aardkorst aan de Westzijde gedaald en aan de Oostkant opgeheven. Het dalingsgebied noemen we een slenk, in dit geval de Centrale slenk en het opgeheven gebied een horst, de Peelhorst. In de horst komen ondoorlatende lagen dicht aan het oppervlak, zodat het water niet kan wegzakken. Het is er vochtig. Heel vreemd is dat het lager gelegen gebied juist droog is. Daar kan het water gemakkelijk wegzakken. Dit gebied gaan we met de Kring Utrecht van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) op zaterdag, 18 juni bezoeken.

Jaargang 4, Nr. 154.

Bunnik op een gedeelde derde plaats

vrijdag, maart 4th, 2011

VERKIEZINGEN PROVINCIALE STATEN 2 MAART 2011

PERCENTAGES GROENLINKSSTEMMEN PER GEMEENTE

01 Utrecht 16,3%
02 Wageningen 16,0%
03 Nijmegen 14,2%
03 Bunnik 14,2%
05 Amsterdam 12,5%
06 Leiden 11,4%
07 Ubbergen 11,3%
08 Groningen 11,2%
09 Haarlem 10,7%
10 Arnhem 10,1%
11 Delft 10,0%
12 Haren 9,5%
13 Amersfoort 9,3%
13 Zutohen 9,3%
15 Winsum 8,6%
15 De Bilt 8,6%
15 Houten 8,6%
           

 Vanaf plaats 15 is de tabel niet volledig. Er zijn meer gemeenten met een percentage van 8,??. Hier gaat het vooral om de gemeenten die traditioneel hoog scoren.

In de Gemeente Bunnik hebben vooral de stembureaus in de kern Bunnik een hoge score voor GroenLinks. De GroenLinks Statenfractie verzette zich het sterkst tegen een wegverbinding tussen Houten en de A12, die vooral voor de kern Bunnik uiterst onprettig zou uitpakken.

De PVV met gelijke munt betalen

vrijdag, maart 4th, 2011

TAALGEBRUIK DAT OVERTUIGT

Afgelopen zaterdag, 26 februari had de Volkskrant een boeiend artikel over het taalgebruik van Geert W., fractievoorzitter van de PVV en partijleider. Zijn toespraken zijn geanalyseerd door taalbeheerser Maarten van Leeuwen van de Leidse universiteit. Hij trok daaruit een viertal lessen.

In september vorig jaar spiegelde ik een ingezonden brief van een PVV-adept en schrok van het resultaat. Als je dat scheldproza met veel halve waarheden en veel loze beschuldigingen omdraait, dan schrik je van je eigen geschrijf. Ook al heb je nog zo’n hekel aan de PVV, je voelt je zelf te fatsoenlijk om op dezelfde manier te keer te gaan. Maar moet die PVV wel met zachte handschoentjes worden aangepakt? Als de andere partijen de PVV met gelijke munt betalen, wat krijg je dan?

De eerste les, die je kunt trekken uit het proza van Geert W. is: Gebruik de oorlogsmetafoor met als voorbeeld: “Door heel Europa vechten de multiculturalistische elites een totale oorlog uit tegen hun bevolkingen. Met als inzet voortzetting van de massa-immigratie, uiteindelijk resulterend in een Islamitische Europa – een Europa zonder vrijheid: Eurabië."

Voor welke oorlog is de PVV verantwoordelijk? Systematisch zet zij de witte arbeiders op tegen de zwarte arbeiders. De verdeelde arbeidersklasse wordt een gemakkelijk slachtoffer van de kapitalisten. Ze worden uitgebuit of werkloos en hun koopkracht vermindert. Geert W. zorgt ervoor, dat er weer een proletariaat ontstaat. De rijken kunnen zich verrijken en de arbeidersklasse vervalt in armoede. De vakbeweging zal zo veel sterker staan als witte en zwarte arbeiders in Noord en Zuid samen strijden tegen het uitbuitingssysteem van de mega-ondernemingen, die op wereldschaal opereren. Geert W. toont zich een knecht van de rijke kapitalisten. 

Les twee luidt: Spreek in hoofdzinnen. Het zijn korte zinnen, zonder bijzinnen. Zeker niet met toevoegingen als “Ik vind” of “Ik ben van mening, dat” of “Het is mijn stellige overtuiging”. Door die toevoeging laat je zien, dat je ook iets anders kunt vinden of een andere mening kunt hebben of een andere overtuiging. Daardoor ben je minder overtuigend. Je bent ook minder duidelijk. Bij lange zinnen raken de toehoorders de draad kwijt. Ik merkte van mij zelf, dat ik bij de uitleg en ook in geschreven teksten zo veel mogelijk korte zinnen gebruik.

Je schrijft dus niet, dat als je de verschillende standpunten van de PVV analyseert en ze vergelijkt met de kenmerken van fascisme en racisme je met de nodige voorbehouden tot de conclusie zou kunnen komen, dat de PVV enkele kenmerken van fascisme en racisme vertoont, maar dat je het naar jouw stellige overtuiging geen racistische of fascistische partij zou kunnen noemen. De luisteraars zijn al lang afgehaakt. Neen, je zegt op de PVV-manier gewoon, dat de PVV een racistische partij is. Punt! Maar ja, daar zijn wij te fatsoenlijk voor.

Les drie is: Creëer je eigen frame. Het is een bepaalde uitdrukking, die een vast beeld schept, dat niet valt tegen te spreken. Het voorbeeld is “Linkse hobby’s”. Met reageren, dat er ook rechtse hobby’s zijn bevestig je alleen maar het beeld van de linkse hobby’s. Ze kosten ons mensen alleen maar geld. Mij lijkt de beste reactie die linkse hobby’s als een sieraad van linkse politiek te etaleren, mooie dingen voor de mensen, waar die PVV, samenzwerend met die kapitalisten van de VVD ons mensen van wil beroven. De fanfare mag straks niet meer muziek maken en de voetbalclub mag niet meer in dat te dure stadion spelen en het meer bewegen voor ouderen vervalt ook al.

Moeilijker is een goed frame te bedenken, dat slaat op het beleid van de huidige coalitie. Je kunt denken aan de zwakke kanten van het beleid bijvoorbeeld in de zorg: Een keer per dag een schone luier of een keer in de maand douchen in het verzorgingshuis. Vastgeketende psychiatrische patiënten, wachtlijsten in de Jeugdzorg. Maar je kunt het ook zien in de mooie dingen: Villasubsidies voor de rijken of JSF-speelgoed voor de luchtmachtgeneraals.

Les vier: Mijd de nuance, speel in op de emotie en overdrijf waar je kunt. Dan overtuig je meer en krijg je de mensen eerder mee. Je moet het dus niet hebben over snelheidsovertreders, maar over snelwegmoordenaars, die in hun overdadig benzine slurpende luxe lease-bakken geen risico te groot is. Je spreekt niet over goedbetaalde CEO’s, maar over gewetenloze uitzuigers van de arbeidersklasse, die zich zelf met tientallen miljoenen belonen. Maar ja, dat klinkt allemaal niet zo netjes. Tsja!

Jaargang 4, Nr. 153.