Archive for the ‘DOSSIER AARTSBISDOM’ Category

Woord- en Communievieringen (RK)

donderdag, mei 26th, 2011

 

Dit artikel is eerder gepubliceerd in de Editie Odijk van het aprilnummer van Open Venster, parochieblad van de Johannes XXIII parochie in de Kromme Rijnstreek.

 

“Waar twee in Mijn naam tezamen zijn ben Ik in hun midden”

Soms doet een viering je echt wat. Afgelopen zondag bekende ik na afloop, dat mijn ogen af en toe vochtig werden. Ik moest later vaak terug denken aan een moment tijdens de overweging toen het muisstil werd in de kerk. Pastor Lilian vertelde over wat er met haar gebeurde toen ze haar neefje als pas geboren baby midden op een groot bed zag liggen. Helemaal niet de wolk van een kind, zoals we elkaar toewensen. En toch raakte ze diep ontroerd, dat dit mogelijk was. Dat zo’n kind zo maar geboren wordt en leeft en met alles er op en er aan. Dat was Gods werk. Gods aanwezigheid in ons midden werd voor haar opeens zichtbaar. Een Godservaring. Je wordt er warm van en heel gelukkig, zoals de drie apostelen, die bij Jezus op de berg waren, toen Hij voor hun ogen van gedaante veranderde, het evangelie van die zondag. Ze wilden er wel altijd blijven. Zo’n kostbaar moment tijdens een woord- en communieviering toont weer eens aan, dat alleen al door zo’n persoonlijke ervaring God in ons midden komt. Een woord- en communieviering is niet aan vaste formuliergebeden gebonden en door de keuze van lezingen of gebeden kan ik evenzeer in mijn hart geraakt worden. Dat kan ook door de bijzondere harmonie en de merkbare zorg, die je in zo’n woord- en communieviering vaak aantreft. Het is geen routine, maar elke keer weer nieuw. Dat zorgt ervoor, dat je meer geboeid blijft en er met je aandacht bij blijft.

Het zal in de nabije toekomst vaker voorkomen, dat er geen priester beschikbaar is om in de Eucharistie voor te gaan. Veel mensen hebben de indruk, dat de bisdomleiding dan een sterke voorkeur heeft om de mensen naar die ene kerk in Houten te laten reizen om daar de Eucharistie mee te vieren. Ik wil de waarde daarvan niet ontkennen. Het samen parochie zijn wordt er door versterkt, maar een echte binding is er niet zo maar. Dat vraagt vele jaren. Samen met Bunnik en Werkhoven vormen we al sinds 1964 één gemeente en toch zijn de sociale contacten met mensen uit Bunnik en Werkhoven minder dan in ons eigen dorp. Daarbij vormen familiecontacten een uitzondering. Het is om veel redenen belangrijk het gemeenschapsgevoel in de nog betrekkelijk kleine dorpsgemeenschap Odijk zo sterk mogelijk te houden. We hebben elkaar nodig. Juist om dat gemeenschapsgevoel sterk te houden, er te zijn voor elkaar is het belangrijk, dat er dan toch elk weekend een viering in elke geloofsgemeenschap is. Veel mensen voelen dat ook zo.

De bijzondere eigen waarde van een woord- en communieviering zit ook in het feit, dat het geen gewijde mannen zijn, die er in voorgaan. De viering wordt vaak door een groep voorbereid. Dat merk je, want iedereen komt weer met eigen gedachten en vragen bij de lezingen en in de overweging of de keuze van gebeden of liederen komt dat terug. Het geheel wordt er rijker door. Overigens kan ook een priester zich zo samen met anderen voorbereiden op een viering, maar dat vraagt tijd. En tijd is voor priesters steeds meer een schaars goed.

Het zijn ook vaak vrouwen, die in een woord- en communieviering voorgaan. Of het zijn gehuwde mannen of vrouwen. Een gehuwde man of vrouw kijkt toch anders tegen het leven aan en heeft andere ervaringen en andere emoties dan een celibatair levende priester. Dat merk je aan hun aanpak en aan hun overweging. Ze staan dichter bij het dagelijks leven van de kerkgangers. Anderzijds is het goed, dat een celibatair met wat meer afstand tot het gezinsleven voorgaat, want door die afstand krijg je een andere kijk. Mooi dus die afwisseling.

Vaker dan vroeger zullen eigen parochianen voorgaan. Zo laten ze ook hun eigen verantwoordelijkheid voor onze plaatselijke geloofsgemeenschap zien. Juist als je mensen zo’n taak toevertrouwt, bevestig je hun verantwoordelijkheidsgevoel. Soms zie je, hoe een “moderne” pastoor hen wegstuurt, want die leken hebben er geen verstand van en ze houden zich niet aan de regels en ze zingen liederen van Oosterhuis. We kunnen ons nauwelijks voorstellen, hoe zulke mensen geestelijk verwond worden.

Pastorale werkers mogen niet voorgaan in een eucharistieviering. U moet niet denken, dat iedereen dat weet!  Veel pastoraal werkers voelen zich klem zitten. Ze weten heel goed, wat de parochianen van hen verwachten. Soms is dat in strijd met de voorschriften. In hun werk raken ze verkrampt doordat ze steeds bang zijn ongewild een regeltje te overtreden en vrezen dan ontslagen te worden. Ze hebben ook vaak het gevoel niet echt geaccepteerd te worden door de leiding van het bisdom. Ze worden gedoogd. Dat lijkt mij reden om hen waar dan ook moreel te steunen, hun het gevoel te geven, dat ze goed werk doen en dat je hen dankbaar bent. En ze evengoed tips te geven voor een nog betere aanpak. De mooiste steun geef je een pastoraal werker door de viering bij te wonen, waarin ze voorgaan. Hoe meer mensen hoe meer hun leven zin krijgt.

Zo maar zeven redenen om zondags juist wel die woord- en communieviering bij te wonen. Die heeft een geheel eigen waarde. 

Haat of mededogen?

donderdag, februari 24th, 2011

Onderstaand artikel verscheen eerder in Open Venster, editie Odijk, het parochieblad van de Johannes XXIII parochie. Inmiddels heeft Mgr. Simonis spijt betuigd en laten blijken, dat hij indertijd wel erg naïef heeft gehandeld, toen hij  pedofiele pastores opnieuw een kans gaf.

Vaak komen er zeer boze reacties. De Kerk zou de feiten hebben proberen te verdoezelen. Voor mij is dat een weliswaar foute maar ook begrijpelijke reactie. Dezelfde als van ouders, die roepen: ”Als de buren het maar niet horen.”

De tijden zijn inderdaad veranderd. Dat hoor ik ook van mijn collega’s. Terwijl elke aanraking tegenwoordig taboe is, was dat vroeger heel gewoon. Een schouderklopje geven kon je als leraar, maar het ging vaak ook uit van een leerling. Er is een verkrampte situatie ontstaan. Je kunt niet meer spontaan met een leerling omgaan. Ik vermoed, dat dit krampachtig reageren op onschuldige en vooral op foute aanrakingen het voor het slachtoffer nog moeilijker maakt.

Tenslotte vraag ik mij af, waardoor reacties bepaald worden: door mededogen met het slachtoffer of door haat tegen de kerk? Kritisch zijn mag en moet, maar uiteindelijk gaat het erom het slachtoffer te helpen. 

Een mens in nood

Veertig jaar heeft Ruud Egging(55) uit Arnhem het met zich mee gedragen, het misbruik, dat hem als misdienaar in de St. Walburgiskerk werd aangedaan door kapelaan Herman B.. Toen hij twee jaar geleden onder behandeling was van een psycholoog, is het er eindelijk uitgekomen. Angst vanwege de dreigementen van de kapelaan en schaamte hadden hem veertig jaar daarvan weerhouden. Ruud vertelde zijn verhaal in de Volkskrant van 29 december 2010. Hij is niet het enige slachtoffer van Herman B., want in Arnhem heeft hij minstens nog één andere jongen misbruikt en toen hij pastoor was geworden in Albergen maakte hij nog meer slachtoffers, waarvan er nu zes bekend zijn. De groep van acht was in Albergen bijeen en zij achtten het zeer waarschijnlijk, dat zij niet de enigen zijn.

Een maal in 1983 is pastoor Herman B. door zijn huishoudster betrapt. Zij schreef een brief naar kardinaal Simonis. Die volstond met het geven van een waarschuwing. De huishoudster werd ontslagen. Had Simonis gedaan, wat hij als burger verplicht is, aangifte doen van een bij hem bekend strafbaar feit, dan was er een onderzoek gevolgd, waren waarschijnlijk meer zaken aan het licht gekomen en was het tot een veroordeling gekomen. Hij had geen nieuwe slachtoffers meer kunnen maken. In 1986 is Herman B. overleden.

Het verhaal werpt een vreemd licht op de uitspraak van Simonis, dat hij van niets geweten heeft. Is de zaak door een ondergeschikte afgehandeld? Bedoelde de kardinaal, dat hij niet geweten heeft van de grote schaal waarop misbruik voorkwam? Later heeft hij toegegeven, dat hem wel enkele incidenten bekend waren. Het lijkt mij wel op zijn plaats, dat Kardinaal Simonis alsnog zijn diepe spijt en medeleven betuigt naar de slachtoffers. Dat is wel het minste, dat hij kan doen.

De reactie van het Aartsbisdom is uitermate formeel en kil. Mgr. Eijk schrijft: “Het spijt mij als u seksueel bent misbruikt door een priester van het Aartsbisdom Utrecht. Ik bied u daarvoor mijn verontschuldiging en spijtbetuiging aan.” Een schadevergoeding wordt geweigerd. Daartegen is Ruud Egging in beroep gegaan bij de Congregatie van de Geloofsleer in Rome. Dat beroep loopt nog.
Een man, die tientallen jaren heeft geleden onder dit misbruik, waar hij met niemand over durfde praten en waar hij nog steeds onder lijdt, klopt aan bij het Aartsbisdom met zijn verhaal. Hij ontvangt een excuusbrief, waar een bezoek uit pastorale bezorgdheid en vooral veel warm medeleven en een aanbod voor hulp, waar mogelijk op zijn plaats zouden zijn geweest. Is de bisdom staf bang voor de financiële consequenties? Willen ze geen precedent scheppen? Zijn ze bang, dat die golf van meldingen van seksueel misbruik in feite een complot is tegen de kerk? Ruud Egging en zijn medeslachtoffers zijn mensen in nood en zij verdienen het door ons geholpen te worden, waar wij maar kunnen: moreel, financieel en vooral door een warm medeleven.
 

De week van de orgaandonatie

vrijdag, oktober 22nd, 2010

Onderstaan artikel verschijnt komende week in de Odijkse editie van Open Venster, parochieblad van de Paus Johannes XXIII parochie in het Kromme Rijngebied. Het leek mij goed bij de afsluiting van de Week van de orgaandonatie het artikel een bredere verspreiding te geven. Om over na te denken!

Een buitengewone daad van naastenliefde

Een buitengewone daad van naastenliefde noemde Mgr Eijk het doneren van een nier door een levende donor aan een nierpatiënt. De Gideonsbende had onze aartsbisschop naar Odijk genodigd om de visie van de Kerk over orgaandonatie en orgaantransplantatie te verduidelijken. De praktijk werd vooral belicht door Maaike Sperber, orgaandonatiecoördinator van het UMC. Zo’n dertig aanwezigen uit de gehele Krommerijnstreek luisterden geboeid naar de twee sprekers en stelden daarna nog meerdere vragen.

Mevrouw Sperber wilde vooral benadrukken hoe zorgvuldig er met orgaandonatie en orgaantransplantatie wordt omgegaan. Er is altijd sprake van vrijwilligheid en er mag niet voor betaald worden. Sinds de eerste transplantaties in de jaren zestig is het afstotingsprobleem opgelost. Nog altijd is er een tekort aan organen. Er overlijden niet meer zo veel jonge mensen door een ongeluk. Daarom is het ook zo bijzonder wanneer iemand bij leven een nier afstaat. Je kunt gemakkelijk met één nier verder leven. Er zijn ook veel misverstanden. Bijvoorbeeld, laten ze je eerder doodgaan. Neen, je krijgt tot het einde maximale zorg. Maar wanneer ben je dood? Tegenwoordig is het heel goed mogelijk om vast te stellen of iemand hersendood is. Dat wil zeggen, dat de hersenen zijn afgestorven doordat ze via het bloed te lang geen zuurstof hebben gekregen. Soms klopt het hart nog, maar de patiënt zal niet meer tot leven komen. De familie krijgt alle gelegenheid afscheid te nemen. Van het uitnemen van de organen is bij opbaring niets te zien. Van oude mensen kan de lever nog gebruikt worden naast de hoornvliezen, de hartkleppen, stukken huid en bot.
Mevrouw Sperber beschreef de gehele procedure, die zo’n twaalf tot vierentwintig uur in beslag kan nemen. Wij werken samen met een aantal landen in Eurotransplant. Soms gaan een of meer organen naar het buitenland en onze patiënten krijgen soms een orgaan uit een ander land.

Aartsbisschop Wim Eijk is  als arts en als medisch ethicus deskundig op dit terrein. Hij kwam dan ook met een doorwrocht betoog. Wat viel mij op? De kerk heeft geen bezwaar tegen welke vorm van transplantatie ook en beveelt orgaan- of weefseldonatie of transplantatie van mens tot mens zeer aan. De donor mag daarbij geen ernstige risico’s lopen en zijn risico moet opwegen tegen de kans op succes. Hersenen zijn van transplantatie uitgesloten. Er moet echt sprake zijn van hersendood en niet van een coma, want uit een coma ontwaken patiënten vaak, soms zelfs na jaren. Als alle hersenfuncties zijn uitgevallen en de patiënt alleen door beademing en en een kloppend hart nog lijkt te leven, is er toch sprake van overlijden. Ziel en lichaam zijn dan gescheiden, zegt de Kerk.

Hoe selecteer je de patiënt op de wachtlijst, die een orgaan zal ontvangen? De criteria daarvoor zijn de ernst van de toestand van de patiënt, hoe lang hij op de wachtlijst staat en de kans op succes.

Soms oppert men het principe van de wederkerigheid. Iemand, die zich niet als donor heeft laten registreren zou ook niet voor transplantatie in aanmerking komen. Dat moet worden afgewezen, omdat er dan sprake is van dwang.

Bij de vragen blijken mensen toch te worstelen met het begrip hersendood. De hersenen en ook de hersenstam besturen de lichamelijke functies zoals de ademhaling. Door de hersendood wordt zelfstandig ademhalen voorgoed onmogelijk. Iemand vraagt naar de bijna-doodervaringen. In de beschrijvingen lijkt het of de ziel het lichaam verlaat en zelfs al bij de poort van het paradijs arriveert. Dan moet hij toch terug en ontwaakt uit zijn bewusteloosheid. Mgr. Eijk neemt aan, dat er sprake is van hallucineren doordat de hersenen op dat moment niet goed functioneren. Maar wat er precies aan de hand is, weten we eigenlijk nog niet goed. Zo heeft iemand moeite met het doden van dieren, meestal voor vlees, maar ook omdat de hartkleppen van een varken naar een mens kunnen worden getransplanteerd. Een varken kan niet zoals een menselijke donor toestemming geven. Mgr. Eijk ziet geen probleem. Een mens is een persoon, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Daarin verschilt de mens van een dier. Dat wil weer niet zeggen, dat je maar alles met een dier mag doen.

Een geslaagde avond en een goed initiatief van de Gideonsbende, die al weer drie jaar bestaat en meestal in het verborgene heel goed werk doet..

Een koude bisschop

maandag, februari 1st, 2010

In de kerk gaat het niet om ons maar om Hem 

Aartsbisschop Wim Eijk publiceerde in de Volkskrant een opiniestuk met bovenstaande titel. Evenals zondagavond, 31 januari in de TV-rubriek Kruispunt tracht hij zijn beleid te verdedigen. Ik stuurde de redactie onderstaande reactie, die ik nu op mijn weblog publiceer. Eronder nog een kernvraag bij het TV-interview. 

Geachte redactie,

De kop van het opiniestuk van aartsbisschop Eijk, tevens de laatste zin van het stuk, geeft precies aan waar het om draait. In die zin vind je de geloofsvisie terug van Mrg. Eijk. Veel oudere katholieken herkennen die nog wel. Zo zijn ze als kind opgevoed.

Voor veel katholieken van vandaag is die tegenstelling er niet. Zij vinden zich meer in het bijbelwoord  "Wat je aan de minsten der Mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan." Mensen ervaren God en Gods werk temidden van ons en in ons. God ervaren we als een van ons. De relatie met Jezus van Nazareth en door Hem met Zijn Vader is veel intiemer en persoonlijker door dit veranderde Godsbeeld. Het neigt naar mystiek en daar hebben kerkleiders altijd wantrouwend tegenover gestaan. Heb je dan nog een kerk nodig? Dat is wellicht hun vrees en bij veel hedendaagse mensen terecht. Juist daarom benadrukken we enerzijds die persoonlijke band met God en anderzijds het er zijn voor elkaar en zo ook voor Hem.

Kon Wim Eijk maar beter tot echte dialoog komen. Dan konden wij elkaar meer inspireren. Helaas heeft hij de dialoog grotendeels afgeschaft. Maar inmiddels weet ik, dat je nooit te oud bent om te leren.  

In het Tv-interview vroeg de interviewer commentaar op een brief van 20 emeriti ofwel gepensioneerde priesters. Die uitten in de brief nogal stevige kritiek op het beleid. De reactie van bisschop Wim Eijk was typerend voor zijn koude manier van leidinggeven en zijn gebrek aan empathie. Die twintig vormden maar een klein deel van de geestelijkheid van het aartsbisdom en bovendien waren ze al met emeritaat en telden dus eigenlijk niet meer mee. Het zou veel erger zijn wanneer de werkende pastores zo’n brief zouden schrijven.

Geen moment bedenkt deze herder, dat de actieve pastores maar al te goed gezien hebben, wat er gebeurt met kritische mensen. Zo is geen van de ontslagen dekens regionaal vicaris geworden, terwijl zij daar veel meer dan de huidige drie de capaciteiten voor bezaten. De mensen zijn gewoon te bang om naar deze IJzeren Willem te reageren. Ze houden zich koest. Ze willen hun parochie liever niet uitleveren aan zo’n Eijkiaanse regeltjesneef en dogmavereerder.

In het aartsbisdom regeert de angst. Pastores zijn blij als ze een benoeming kunnen aanvaarden buiten het bisdom. Mensen worden langdurig ziek van angst. We kijken dwars door het publiciteitsoffensief van deze bisschop heen. Goedkope mooipraterij.

Ariënskonvikt dicht

woensdag, december 30th, 2009

Eerder gepubliceerd in Parochiekontakt Odijk december 2009

 

Moet het Ariënskonvikt dicht?

 

 Het Ariënskonvikt is een tehuis in de Utrechtse binnenstad, waar priesterstudenten van de bisdommen Utrecht, Breda, Rotterdam en Groningen-Leeuwarden hun spirituele vorming ontvangen terwijl ze hun theologische opleiding krijgen aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit Utrecht. Onze Aartsbisschop Wim Eijk heeft zonder overleg besloten het Ariënskonvikt op te heffen. Hij noemt daarvoor twee redenen. Het is te duur en er zijn te weinig studenten. Zo zegt hij, dat de kosten per student per jaar € 36.000 zijn, meer dan een modaal inkomen. Als vierhonderd parochies bij de jaarlijkse collecte gemiddeld € 100 ophalen, dus totaal € 40.000 dan wordt duidelijk waarom de bisschop zegt, dat het konvikt niet afhankelijk kan zijn van giften.  

Ondanks andere giften, erfenissen en legaten moest het bisdom er meestal geld bijleggen en de financiële situatie is niet dusdanig dat de bisschop op die manier verder wil gaan. De vorming binnen een konvikt vraagt ook een voortdurende wisselwerking tussen de studenten onderling. Daarvoor is het aantal studenten nu te klein geworden.

De oplossing is nu gevonden in een verhuizing naar het seminarie van het bisdom Haarlem-Amsterdam, de Tiltenberg. Daar zijn aanpassingen nodig om de twaalf te huisvesten. 

Vragen

Het is niet de eerste keer, dat Mgr. Eijk veranderingen doorvoert vanwege de noodzakelijke bezuinigingen, maar tegelijk andere doelen nastreeft. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat hij de voorkeur geeft aan een seminarie met een opleiding, die nauw verbonden is met de Pauselijke Lateraanse Universiteit en waar de studenten wat meer geïsoleerd leven van de wereld met alle verleidingen. Dat een konvikt midden in de stad Utrecht de studenten beter voorbereidt op een leven midden in de wereld zal hem niet zo aanspreken. Het Ariënskonvikt heeft in totaal zestig priesters opgeleid en daarvan zijn er slechts twee uitgetreden. Dat was nu precies de bedoeling van Kardinaal Willebrands toen hij het konvikt in 1977 heeft gesticht. Zelfs Dr. Nelly Stienstra, voorzitter van het behoudende Contact Rooms Katholieken (CRK) roemt het konvikt om die reden. Ze is het niet eens met de sluiting en zegt, dat er geld genoeg is om het open te houden. Over het geld gesproken. Konviktsrector Schnell zegt, dat de zes studenten van het aartsbisdom  € 170.000 per jaar kosten en dat is heel wat minder dan 6 x € 36.000 = € 216.000 waarvan het bisdom uitgaat. De financiën, waar de hele bezuiniging om draait zijn in een dikke mist gehuld. 

Waarom is er geen beter overleg geweest, ook met de andere bisschoppen om na te gaan of het Ariënskonvikt behouden zou kunnen blijven, door een samensmelting met een andere priesteropleiding.? Waarom is er niet beter onderzocht of er andere financiële bronnen aangeboord zouden kunnen worden? Waarom is er geen enkel overleg geweest met de Faculteit Katholieke Theologie? Het voordeel van een autoritaire bestuursstijl is, dat er snelle beslissingen genomen kunnen worden. Het voordeel van collegiaal bestuur is, dat jouw collega’s je behoeden voor fouten.

Intussen is rector Norbert Schnell per 1 januari ontheven van zijn functies van rector en plebaan van de kathedrale parochie en benoemd tot rector van de seminarieopleiding Bovendonk voor late roepingen. Conrector Patrick Kuipers is benoemd tot waarnemend rector.

Was er altijd een fatsoenlijk personeelsbeleid, waarbij er overleg was met een pastor, nu worden er zomaar mensen ontslagen en elders benoemd. Er was overleg, ook met de parochie, waar iemand benoemd zou worden. Rechtszekerheid is er niet meer in ons aartsbisdom. Zou dat een reden kunnen zijn, dat jongemannen niet staan te springen om zich aan te melden als priesterstudent voor het aartsbisdom?  

Jan Marijnissen en Wim Eijk

zondag, november 29th, 2009

Eerder gepubliceerd in Parochiekontakt, Odijk, nov. 2009

Bisschop Wim Eijk in gesprek met parlementariër Jan Marijnissen

Tijdens de reünie van mijn kweekschoolklas maakte onze oud-docent Piet Brouwer ons er op attent. Bij het Elfde Uur zou Bisschop Wim Eijk proberen Jan Marijnissen te overtuigen van het bestaan van God. Er was nog een bijzondere reden, want het programma zou worden uitgezonden vanuit de kapel van onze vroegere kweekschool, waar tegenwoordig de EO is gehuisvest. Het decor was echter zodanig, dat de kapel niet te herkennen viel. Voorts had de bisschop beweerd, dat de school de kweekschool van het bisdom Groningen was geweest. Weliswaar zaten er ook jongens uit de drie Noordelijke provincies, maar het was toch echt de Aartsbisschoppelijk kweekschool Sint Ludgerus in Hilversum. 

Zo zaten mijn vrouw en ik om kwart over negen op onze hotelkamer naar het Elfde Uur te kijken. Presentator Knevel maakte ervan, dat de bisschop zou bewijzen, dat God bestaat. Nu zijn er meerdere Godsbewijzen, maar echte bewijzen zijn het niet. Het bestaan van God valt niet te bewijzen. Het niet bestaan van God evenmin! Ik zou het verstandig gevonden hebben als de bisschop bij het begin van het gesprek dit al duidelijk had gemaakt,  Maar nee, de bisschop kwam met een bewijs, afkomstig van de beroemde kerkvader Thomas van Aquino. Als arts sprak dat bewijs hem zeer aan.  Deze kerkvader werd getroffen door de doelmatigheid, die hij overal in de natuur aantrof, dus ook in het menselijk lichaam. Alles is zo precies op elkaar afgestemd, dat er wel een intelligente scheppende kracht achter moet zitten. De wereld is door God geschapen, dus God bestaat. God is er van eeuwigheid. Jan bracht daar tegenin, dat ook de materie van eeuwigheid zou kunnen bestaan en dat al dat leven vanuit die materie was ontstaan, waarbij alles, wat niet doelmatig was vanzelf verdween, omdat het de strijd om het bestaan niet volhield. Zo ging dit gesprek nog een tijdje heen en weer. Later, bedacht ik, dat Jan heel ondeugend had kunnen vragen wat de doelmatigheid is in het bestaan van homo’s en lesbiennes. Wat zou de bisschop daar op geantwoord hebben? 

Het gesprek verliep zo voor mij teleurstellend. Het al dan niet bestaan van God is een zaak van geloven. Dat geloven is niet iets dat je kunt bewijzen, zoals je iets uit de exacte wetenschappen kunt bewijzen. Ook in de menswetenschappen valt meestal weinig te bewijzen. Mensen handelen niet altijd logisch. Daarom kloppen prognoses ook nooit. Pogingen om in mijn vak, de geografie met wiskundige bewijzen te komen liepen op niets uit. Er zijn wel logische verbanden, maar die kloppen niet altijd.

Over het bestaan van God kun je gemakkelijk twijfelen. En even gemakkelijk kun je het bestaan van God ontkennen. Hoe kom je dan tot geloof in het bestaan van God?  Veel mensen kregen dat geloof in God van jongs af aan met de paplepel ingegoten en dat geloof is hun zo dierbaar geworden, dat ze er geen afstand van kunnen doen. Ze vertrouwen in Gods hulp in dit aardse bestaan. Ze geloven in de liefde van God voor de mensen. Ze geloven, dat God altijd bij hun is. Andere mensen krijgen op een bijzonder moment in hun leven een Godservaring. Ze worden getroffen door de schoonheid van de natuur of de indrukwekkende pracht van een machtig gebergte. Of ze ervaren in een diepe crisis plotseling Gods liefdevolle nabijheid. Zo kun je ook door het contact met diep gelovige mensen tot Godsgeloof komen. Er zijn zoveel manieren. Soms is het alsof de bliksem inslaat. Opeens is het er. Eigenlijk zouden we er elkaar veel vaker over moeten vertellen. Zo ervaar ik Gods aanwezigheid vaak in de saamhorigheid van een gemeenschap, zoals onze parochie. 

Ik had het zo bijzonder gevonden als het gesprek veel meer die richting in was gegaan. Jan is een gemeenschapsmens en met zijn gemeenschap bereikt hij bijzondere dingen. Wat of wie zorgt ervoor, dat de mensen dit kunnen, dat ze elkaar inspireren, dat ze naast elkaar staan? Verwonder jij je nooit over al die bijzondere mensen, die je in je leven tegen komt? Vraag je je nooit af, waar die kracht vandaan komt, die de mensen drijft? Als het gesprek zo gegaan was, zouden niet een bisschop en een politicus met elkaar hebben gesproken, maar was het een gesprek van mens tot mens geworden.

 

De stille angst van menig parochiaan

maandag, september 21st, 2009

Gepubliceerd in Parochiekontakt Odijk in september 2009 

 

Een kerk gaat niet zo maar dicht

John Jorna 

Toen ik in de zeventiger jaren op Kanaleneiland werkte waren daar drie katholieke kerken. Nu nog maar één. Er is er een afgebroken en een is een rouwcentrum geworden. Kennelijk is die ene overgebleven kerk genoeg, want zo veel katholieke mensen wonen er niet meer en die er wonen komen veelal zelden of nooit in de kerk. In de wijk zijn veel Nederlanders van buitenlandse komaf komen wonen. In veel meer steden zie je dat kerken worden afgebroken of een andere bestemming krijgen. In mijn oude Arnhemse parochiekerk zijn net als in de Martinuskerk in Utrecht appartementen gebouwd. Het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement is in een kerk gevestigd.Men voorziet, dat in de komende jaren nog veel kerkgebouwen een andere bestemming zullen krijgen. Soms vragen mensen zich af of de nieuwe Paus Johannes XXIII parochie in de Kromme Rijnstreek straks nog wel acht kerkgebouwen zal tellen. Niemand kan daarop een antwoord geven. We weten immers niet of over tien of twintig jaar er nog steeds veel katholieken in elk dorp trouw hun bijdrage aan de Actie Kerkbalans zullen geven en of ze ook regelmatig deel zullen nemen aan de weekendvieringen. Maar op dit moment kan elk van de acht parochies de eigen broek ophouden en is er dus geen reden een kerk te sluiten. 

Andere onzekerheden

We weten ook niet of er over tien of twintig jaar nog priesters zullen zijn om regelmatig in de vieringen voor te gaan. Elk jaar worden er nog priesters gewijd, maar blijft dat zo? We weten evenmin hoe het beleid van het bisdom zich in de toekomst zal ontwikkelen. In andere bisdommen worden bijvoorbeeld twee kerken als hoofdkerk aangewezen, waar elke zondag en zelfs door de week een Eucharistieviering is. Dat leidt uiteraard tot een sterke vermindering van het kerkbezoek in de andere kerken en tot een vermindering van het totale kerkbezoek en dus een vermindering van de inkomsten. Als er in een dorp op zondag nog maar af en toe een viering is, zullen mensen minder gemotiveerd zijn een flinke bijdrage te geven aan de Actie Kerkbalans. Maar ja, er zijn nu eenmaal bisschoppen, die een eucharistieviering met weinig mensen in totaal belangrijker vinden dan overal een gemeenschapsviering, waar veel meer mensen in totaal komen en mensen veel sterker aan die gemeenschap verbonden blijven, elkaar tot steun zijn en samen de boodschap van Jezus van Nazareth doorgeven. Zo is het leven. Niets is zeker. We moeten leren met onzekerheden te leven. Dat gaat wel in tegen het moderne levensgevoel. Wij hebben immers sterk het idee, dat voor alles gezorgd kan worden, dat al onze verlangens kunnen worden vervuld. 

Duidelijke voorwaarden

Voordat een kerk wordt afgebroken of een andere bestemming krijgt moet een kerkgebouw eerst aan de eredienst worden onttrokken. Dan is de kerk niet langer een sacraal (gewijd) gebouw, al heeft het gebouw nog wel die uitstraling. Zo iets gebeurt niet zo maar. Er moeten duidelijke redenen zijn om tot sluiting over te gaan.Ten eerste moet er zeer weinig van de kerk gebruik gemaakt worden. Er komen geen mensen meer in de vieringen en er is niemand, die nog kan voorgaan in de vieringen. Ten tweede moeten de rechthebbenden ermee instemmen. Dat zijn op de eerste plaats de parochianen, die van het gebouw gebruik maken om erediensten te bezoeken. Maar het kan ook een familie zijn, die een grote som geld heeft gegeven op voorwaarde, dat er vier keer per jaar een H. Mis ter intentie van de overleden familieleden wordt opgedragen. In onze parochie zou denkbaar zijn, dat een begrafenisondernemer een contract heeft afgesloten om gedurende langere tijd gebruik te maken van het mortuarium en indien nodig van de dagkerk. Er mag ook geen enkele schade worden toegebracht aan het zielenheil van de gelovigen. Er moet dus op aanvaardbare afstand een andere kerk beschikbaar blijven, zodat de betrokkenen kunnen blijven deelnemen aan de vieringen. Als het gebouw in stand blijft, bijvoorbeeld omdat het als monument niet mag worden afgebroken, moet het gebouw een aanvaardbare niet gewijde bestemming krijgen. Je mag er geen gokhal in vestigen. Daar zouden mensen aanstoot aan kunnen nemen. De bisschop moet de priesterraad van het bisdom raadplegen. Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan kan de bisschop het besluit tot sluiting nemen. Het gebouw en de grond blijft eigendom van de parochie. 

Conclusie

Als je pessimistisch wilt zijn of zeer cynisch, kun je gemakkelijk van mening zijn, dat er straks nog maar een paar kerken open zullen zijn. Als je meemaakt wat er in steden gebeurt, hoe sterk daar de onkerkelijkheid toeneemt en verwacht, dat dat hier ook zal gaan gebeuren, dan neig je naar pessimisme. Als je denkt, dat een trend zich eeuwig in dezelfde richting zal voortzetten, dan ligt pessimisme voor de hand. Bij echt geloof in de boodschap van Jezus van Nazareth hoort geen pessimisme. De keus is aan u, beste lezeres of lezer.

De risico’s van Mgr. Wim Eijk

vrijdag, juli 31st, 2009

WAAROM EEN DOSSIER AARTSBISDOM? 

Mijn weblog heb ik opgezet voor meerdere doelgroepen. Ik ben immers op vele terreinen actief: in de politiek en dan met bijzondere interesse voor Europa en voor milieu en landschap. In de R.k.Kerk, maar dan wel kritisch en open naar de wereld om ons heen en bereid tot dialoog. In de kerk vind ik de inspiratie om actief te zijn in bijvoorbeeld de politiek. Die werelden zijn niet gescheiden. Al vanaf mijn tienerjaren heb ik een afschuw voor vrome lieden, die op zondag vooraan in de kerk zitten en vervolgens door de week handelen in strijd met wat het geloof hen voorhoudt. 

Mijn weblog zie ik ook als een soort archief. Belangrijke stukken bewaar je voor toekomstige generaties. Ik ben sedert oktober 1991 redacteur van Parochiekontakt Odijk en probeer daarvan een opiniërend blad van te maken. Het gaat er niet om de lezers de waarheid voor te houden, zoals de traditionele kerk zegt te doen, maar om mensen aan het denken te zetten en het hen mogelijk te maken tot een eigen weloverwogen standpunt te komen. Je hoort nooit automatisch te gehoorzamen aan welke autoriteit dan ook, maar altijd een eigen gewetensbeslissing te nemen. Dit uitgangspunt heeft in de loop van bijna achttien jaar heel wat diepgravende stukken opgeleverd. Af en toe stel ik een bundel over één thema samen. De gebeurtenissen in het Aartsbisdom Utrecht veroorzaken de nodige onrust en ongerustheid en dat leverde een dossier met elf stukken op. Ons parochieblad bevatte daarnaast veel informatieve stukken en dan vooral over de samenvoeging van de acht parochies in het Krommerijngebied tot één parochie met acht lokale geloofsgemeenschappen met een eigen kerkgebouw. 

De opdracht van Aartsbisschop Wim Eijk is op de eerste plaats de financiën op orde te brengen. Het aartsbisdom teerde snel in op zijn reserves en zou binnen drie jaar failliet zijn. Zo zijn de vijf dekenaten opgeheven en zijn de vele medewerkers ontslagen. De ondersteuning van de vele vrijwilligers moet nu door de pastores van de veel grotere parochies gedaan worden. In plaats van de dekenaten zijn er nu drie regionale vicariaten onder leiding van een regiovicaris. Dat zijn betrekkelijk jonge priesters in de lijn van Mgr. Eijk. Geen van de hoog kwalitatieve voormalige dekens is regiovicaris geworden. We zien dus dat de op zich noodzakelijke bezuinigingen gebruikt worden om onwelgevallig personeel te lozen. 

Wat bezielt Wim Eijk? Hij heeft een zeer traditionele geloofsopvatting, heel sterk gericht op een persoonlijke relatie met het Hogere. Hij wil heel precies de oude geloofswaarheden verkondigen. Het lijkt, dat hij denkt, dat als iedereen nu maar weer terugkeert naar de tijd van zestig jaar geleden, dat dan alle problemen zijn opgelost. Een soort heimwee naar vroeger, toen iedereen veiligheid vond in de eigen zuil. Je ging naar een katholieke school en naar een katholieke sportclub of de katholieke verkenners en je ging naar katholieke dansavonden, waar de keurige katholieke jongeman een keurig katholiek meisje kon ontmoeten, wat dan op den duur weer leidde tot de nodige katholieke kindertjes. Het is echt ongelofelijk, dat een intelligent man als Wim Eijk gelooft, dat die oude tijden weer kunnen herleven. 

Het meest enge vind ik, dat een soortgelijk heimwee naar vroeger en naar je eigen veilige thuis terug te vinden is in de opvattingen van de heer Geert W. en zijn trawanten. Je afzetten tegen alles wat anders is, wat niet past in jouw straatje, wat gevaarlijk lijkt en jouw welzijn en welvaart in gevaar lijkt te brengen Het is niet zo verwonderlijk, dat fascisme het meest aansloeg in Rooms-katholieke staten in Europa. De beminde gelovigen waren gewend om automatisch te gehoorzamen. Dat autocratisch denken zien we in Nederland steeds meer opduiken bij grote en kleine autoriteitjes. Het topdown denken hoort bij een hiërarchisch instituut als de Rooms-katholieke Kerk, maar past niet in een democratie. Overigens was en is dat bij het werken met vrijwilligers moeilijk vol te houden. Als GroenLinkser moet je altijd waakzaam zijn voor autocratische bestuurders, zelfs in je eigen partij. Dus is het verstandig de voorstellen tot hervorming van de Partijraad eens goed tegen het licht te houden.

Jaargang 2, Nr. 23.

Over identiteit

donderdag, juli 30th, 2009

Uit Parochiekontakt Odijk, juni 2009

Bij familiefeestjes heb ik het meegemaakt. Drie schoonzusters zitten te praten over hun mannen en dan hoor je ze zeggen als ze het over mij of mijn broers hebben: “Ja, het is een echte Jorna!” Kennelijk hebben wij bepaalde eigenschappen gemeenschappelijk, waaraan wij te herkennen zijn, zoals de douane ons herkent van de foto in ons paspoort of identiteitsbewijs. Wij hebben als persoon een identiteit. Zo hebben ook gezinnen of families een identiteit: een muzikaal gezin of een sportfamilie of wat minder gunstig, die Tokkies. 

Groepsidentiteiten
Of het nu bedrijven betreft of sportclubs of vakbonden of politieke partijen of kerkgenootschappen, ze verschillen vaak sterk van elkaar. Elke gemeenschap heeft haar eigen cultuur. De mensen gaar op een kenmerkende manier met elkaar om en ook met buitenstaanders. Ze hebben hun clubliederen, hun vlaggen of insignes, hun manier van werken en het belang dat zij hechten aan kwaliteit kan verschillen. Die verschillende cultuur is vaak een probleem bij een fusie. Als het ene bedrijf autoritair leiderschap kent en volgzame werknemers, wordt een fusie met een bedrijf, waar werknemers formeel en informeel voortdurend met elkaar en met de leiding overleggen een fors probleem. Zo zie je soms fusies volslagen mislukken. Ik maakte het mee, toen de vier Scoutingorganisaties in 1972 fuseerden. Er waren enorme cultuurverschillen en het heeft veel moeite gekost, die bij elkaar te krijgen. Maar binnen het grote geheel heeft elke plaatselijke scoutinggroep een eigen identiteit.

Zo zijn de drie gemeentes Bunnik, Odijk en Werkhoven in 1964 samengevoegd en toen ik in 1967 hier kwam wonen, merkte ik onmiddellijk, dat er de nodige naijver was. Bunnik had alles en Odijk had niets en Werkhoven was helemaal de “Vergeten Hoek”, de naam , die nog voortleeft bij de Carnavalsvereniging. Ik vind, dat er nog steeds karakterverschillen zijn tussen de drie dorpen, maar die vallen minder op. Daarnaast zie je de contacten tussen de drie kernen toenemen en vinden verenigingen leden uit andere dorpen. Voelen wij ons inmiddels inwoner van de gemeente Bunnik? Of betekent het niets voor ons? Misschien voel ik mij nog het meest Bunniker tegenover inwoners van andere gemeenten. Dan schep je op over Bunnik als kindvriendelijke gemeente of als groene gemeente of als gemeente, waar de Europese grondwet wel een meerderheid kreeg. Maar een echt ‘clubgevoel’ heb ik als inwoner van deze gemeente niet. 

En de parochies?
Onze kerk is er gekomen door het initiatief van de Odijkse katholieken zelf. Zij hebben jaren gespaard en toen het bisdom eindelijk ja zei en pastoor Bary benoemde, was de kerk ook snel klaar. Dat zorgde voor een enorm clubgevoel. Wij kunnen het zelf. Dat werkt nog steeds door, al wordt de geschiedenis niet altijd even goed doorgegeven aan de jongere generaties. Hoeveel achterkleinkinderen weten nog, dat hun overopa of –oma gecollecteerd heeft voor de kerk of kaartavondjes heeft georganiseerd of altaarkleden heeft genaaid en geborduurd? Dat zelfstandige karakter komt ook tot uiting in duidelijk standpunten en in een kritische houding. We staan ook open voor nieuwe ideeën van elders en proberen creatief te zijn, bijvoorbeeld door nieuwe symbolen of rituelen te bedenken of zelf de voorbeden bij een viering te formuleren. Een artikel, zoals dit zal in andere parochiebladen niet gemakkelijk verschijnen. Onze parochie heeft dus een eigen identiteit. Het sterke clubgevoel zorgt ervoor, dat mensen zich gemakkelijk voor de parochie inzetten, gemakkelijk ja zeggen, als er een beroep op hen wordt gedaan. Dat zijn belangrijke dingen als we een levende plaatselijke geloofsgemeenschap willen zijn en blijven.

Krijgt de nieuwe grote parochie nu ook een eigen identiteit? Ontwikkelt zich onder de katholieken van het Kromme Rijngebied nu ook iets als een clubgevoel? Dat zal er erg aan liggen of de mensen mee doen met gemeenschappelijke activiteiten en die helpen organiseren. Ik merkte in die groep doopleerlingen een sterke betrokkenheid op elkaar en een bereidheid van elkaar te leren. Een van hen vond het houten kruisbeeld van Omer Giellit prachtig. “Ik moest er steeds naar kijken”, zei ze mij na afloop van een viering. Ik denk, dat het geleidelijk zal groeien. Is zo’n gezamenlijke identiteit wenselijk?  Dat is zeker het geval als een of meer plaatselijke geloofsgemeenschappen niet langer levensvatbaar blijken. Dan moeten we voor elkaar opkomen.

Het zal ook erg afhangen van de naam van de nieuwe parochie. Die kan inspirerend werken. Zoals de H. Nicolaas door parochianen als een voorbeeld wordt gezien, zo kan de naam Johannes XXIII zeer inspirerend werken. We willen samen een parochie zijn, die open staat voor de wereld om ons heen. Wij willen onze geloofsgemeenschap bij de tijd brengen. Wij willen op kritische wijze naar de waarheid zoeken en theologen daarin een zekere vrijheid gunnen. Als we een H. Kruisparochie worden zullen we vooral gaan nadenken, waarom Jezus van Nazareth stierf aan een kruis en wat wij daarvan voor ons zelf kunnen leren. Maar het is niet erg een naam, die inspireert tot navolging. Lambertus was bisschop van Maastricht in een tijd, dat hier nog geen christenen waren. Hij maakte nogal wat vijanden, die hem uiteindelijk vermoordden. Maar hij werkte vooral in België en Noord Brabant. De enige Lambertuskerk in ons bisdom vinden we in het Overijsselse Hengelo. 

Conclusie
Mettertijd groeien we in de grote parochie naar elkaar toe. Dat moet een natuurlijk proces zijn. Proberen alles op een leest te schoeien zal alleen maar averechts werken. We moeten niets forceren. Dat wekt alleen maar weerstand. Het wordt interessanter wanneer ook burgerlijke gemeenten worden samengevoegd. Dan gaan mensen ook in ander verband samenwerken. Of dat wenselijk is? Je kunt ook samenwerken terwijl de gemeenten zelfstandig blijven.

Wij merken nu al, dat wij door de onderlinge contacten op bestuurlijk niveau of op het niveau van werkvelden van elkaar leren en elkaar inspireren. Als we vaker dingen samen organiseren, leren we elkaar beter kennen en waarderen. Maar dan moet het ook echt samen organiseren zijn, want als wij in Odijk iets organiseren op ons eigen houtje, blijkt het veel moeilijker medewerking en belangstelling vanuit de andere parochies te krijgen. Zorg voor een wijdere blik en sluit je niet op in je eigen dorp of je eigen parochie. Maak hiervan een leidraad voor de komende jaren.

Big is beautiful Is it true?

donderdag, juli 30th, 2009

Uit Parochiekontakt Odijk, mei 2009

Hoe groter, hoe mooier! Is dat waar? Je zou het haast zeggen, want je komt het overal tegen. Gemeenten worden samengevoegd. Ziekenhuizen, scholen, zorginstellingen fuseren. Kleine bedrijven worden opgekocht door grotere: Essent door RWE en Nuon door een Noorse energiegigant Wattenfall. En zie, zelfs parochies moeten samen één megaparochie vormen. 

Scepsis
Elke open dag kwam weer dezelfde vraag: Is deze school niet erg groot? Verdrinken de kinderen niet in de massa? Dan moest ik weer uitleggen, dat elke klas een eigen mentor had, die steeds een goed contact had met alle collega’s, die in die klas les gaven. Ik had ook regelmatig gesprekjes met elke leerling en zo kwam het maar zelden voor, dat we voor verrassingen kwamen te staan, zoals een leerling, die vlak voor de overgang opeens alleen nog maar onvoldoendes haalde. Dan dacht ik, zou die het hele jaar gespiekt hebben en weet hij nu zo weinig, dat het zelfs met spieken niet meer lukt? Zo zie je, dat grotere organisaties goed kunnen functioneren, zolang de afzonderlijke afdelingen maar goed geleid worden, zelfstandig functioneren en de eigen sfeer kunnen behouden. Zonder clubgevoel komt er van zelfstandig functioneren weinig terecht.

Ook in het bedrijfsleven zie je het streven om de verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk bij de werkvloer te leggen, zodat ook elke medewerker zich verantwoordelijk kan voelen voor zijn aandeel in het grote geheel. Anderzijds zie je grote zorginstellingen ontstaan, die zo onoverzichtelijk zijn, dat ze onbestuurbaar worden. De administratie wordt een warboel. Schaalvoordelen blijken niet te behalen, goede medewerkers geven er de brui aan en de hele zaak gaat op de fles, waarna die reusachtige organisatie weer in kleinere eenheden wordt opgesplitst en de gemeenschap en de schuldeisers opdraaien voor de verliezen.

Maar te klein is ook niet goed. Dan wordt het te duur en heb je veel minder mogelijkheden. Een supermarkt met enkele tientallen klanten kan het niet volhouden. Een schooltje met zes leerlingen heeft weinig zin. In kleine supermarkten of buurtwinkels is de keus meestal nogal beperkt.  Als je groter bent, komen er meer mogelijkheden. Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed behalve tevreden. 

Wat kun je daaruit leren ten aanzien van de samenvoeging van parochies?

De samenvoeging biedt schaalvoordelen voor het bisdom. De berichten gaan naar één adres en het secretariaat zorgt dat alle belanghebbenden het bericht doorgemaild krijgen. Elk jaar hoeven niet acht administraties te worden gecontroleerd, maar slechts één. Dat bespaart op personeel en dus ook op de financiën. Het H. Vormsel werd voor de vormelingen van Bunnik, Odijk en Werkhoven in een keer toegediend. Er ontstaat een jongerengroep voor het hele Kromme Rijngebied.  Elke parochie afzonderlijk kan geen catechumenaat beginnen, maar het gebeurt wel binnen het grotere geheel, net als de Gideonsbende.

Maar hoe zorg je er voor, dat de individuele parochiaan zich nog geborgen voelt binnen die megaparochie? Net als die brugklasser in een scholengemeenschap  met 900 leerlingen. Dat vraagt dus die pastorale zorg binnen de kleinere eenheden. Dat vraagt het zich verantwoordelijk voelen van elke individuele vrijwilliger en dat eist verantwoordelijkheid geven. Dat samen er tegenaan gaan vraagt ook een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor de gemeenschap en dus ook een sterk gemeenschapsgevoel en een sterke clubtrots. Die moeten gevoed worden, bijvoorbeeld door samen koffie of thee te drinken of door de speciale sfeer van de plaatselijke geloofsgemeenschap, die tot uiting komt in soms heel kleine verschillen in de liturgie. Een parochieblad heeft als een van de taken, dat clubgevoel, dat gevoel er samen voor te staan, te versterken. 

Wegwuiven
Hoge Pieten en organisatieadviseurs en dan niet de slimsten onder hen, hebben de neiging het belang van het eigen karakter van een plaatselijke geloofsgemeenschap weg te wuiven. Ze roepen, dat de samenwerking binnen een groter geheel nieuwe kansen biedt, dat we mee moeten met de vooruitgang en niet stil moeten staan bij al het oude. Ze stralen vooral uit, dat zij de deskundigen zijn en eigenlijk hebben ze alleen maar minachting voor de mening van wat zij leken noemen. Gaat het bij de samenwerking in het parochieverband nu ook zo? Of heeft men oog voor het waardevolle in de plaatselijke geloofsgemeenschappen?

Neem nu de liturgie. Ik behoorde weliswaar nooit tot de werkgroep liturgie, maar als lid van het toenmalige parochieberaad en als assistent had ik toch een redelijk zicht op de achtergronden van de liturgische vernieuwingen. Zoals ons kerkgebouw een sobere uitstraling heeft, zo probeerde men dat ook in de liturgie. Geen prachtig  vooral aan de rugzijde versierd kazuifel, maar een sobere toga met stool, waarvan de versiering overeenkwam met de altaarkleden en het kleed van de lezenaar. Sober maar uitermate stijlvol. We zien het ook bij de kruisweg en andere naaldkunst. Toen er misdienaars kwamen kregen die niet een toog met superplie, maar een eenvoudige kovel.  Niet het uiterlijk vertoon deed en doet ertoe, maar de inhoud. De assistenten hielden hun gewone kleding, want zij vertegenwoordigen het volk bij de maaltijd van de Heer. Het gaat immers ook om gemeenschap, om communio.

Veel bij de vieringen gaat terug naar gewoonten en gebruiken bij de Romeinen en in het Midden Oosten. Als daar een koning een stad binnen komt, wordt hij vooraf gegaan door herauten en een erewacht en mannen, die met struisvogelveren op stokken zwaaien en dan helemaal achteraan komt de koning. In onze samenleving laten we de belangrijkste figuur voor gaan. En zo laten wij assistenten ook de priester voor gaan. Veel van deze kennis is verloren gegaan of wordt naar mijn smaak te gemakkelijk terzijde geschoven. De neiging tot gelijkschakeling is overduidelijk en de uitspraak, dat het zo lastig is, dat het overal anders is, kan nauwelijks serieus genomen worden. De eerste de beste gezinsverzorgster weet, dat ze de gewoonten in een gezin heeft te eerbiedigen en dat je je bij elke individuele cliënt hoort aan te passen. Ik wist dat elke klas een eigen aanpak vroeg en ik had er vaak tien of meer per week. Zo kan iedereen eigen voorbeelden bedenken. Ik denk, dat de eisen van hogerop komen en dat de angst regeert. Was het niet Jezus van Nazareth, die elke keer opnieuw liet zien, dat het om de mensen gaat en niet om al die regeltjes uit de joodse wetten? Ik hoop, dat soberheid en smaak, gemeenschapszin en inhoudelijkheid, aanpassing aan onze tijd en onze cultuur belangrijke waarden blijven in onze plaatselijke geloofsgemeenschap.