EEN STEEDS TERUGKERENDE VRAAG
Jaarlijks wordt nu de afschaffing van de slavernij gevierd. Veel mensen lijden nog onder het slavernijverleden van hun voorouders. In Suriname en op de Nederlandse Antillen bestond eeuwenlang slavernij. Nederlandse kooplieden leverden lood, kruit en geweren aan strijdlustige volken in West-Afrika. Met de opbrengst kochten ze slaven, die zij naar Amerika brachten. Met de opbrengst kochten ze vooral plantageproducten, die ze naar Europa brachten. Met die zogenaamde driehoekshandel werden zulke Nederlandse kooplieden erg rijk. In die tijd werd dit normaal gevonden. Pas heel langzaam drong het besef door, dat slavernij, het maken van mensen tot slaaf niet kon. Toch bestond de lijfeigenschap in ons land al lang niet meer en van de horigheid waren slechts resten over in de vorm van verplichte herendiensten voor de pachters op adellijke landgoederen. Maar in Afrika behoorde slavernij tot de cultuur. Achteraf weten we hoe fout het gedrag was van slavenhandelaren en slavenhouders. De vraag is of de bevolking van wat nu Nederland is zich schuldig maakte aan het toestaan van deze praktijken en de vervolgvraag is of de Nederlanders van nu zich schuldig behoren te voelen aan die houding van hun voorouders. Of moeten we ons vooral verheugen in de ommekeer in hun denken?
Veel mensen zullen zeggen, dat hun voorouders niets te maken hadden met de daden van een aantal handelaren. Ze wisten er nauwelijks iets van. Hun leven speelde zich af in hun dorp of marktstadje en omgeving. Velen kwamen nooit buiten dat beperkte leefgebied en hadden geen idee van wat zich buiten hun kleine leefwereld afspeelde. Ze konden lezen noch schrijven en gingen niet naar school. Slechts een beperkt ontwikkeld deel van de Nederlandse bevolking was enigszins op de hoogte. Dat maakt het opleggen van een collectieve schuld een penibele zaak. Nu iedere Nederlander kan weten, wat er in het verleden is gebeurd, mag je wel verwachten, dat we meeleven met hen, die nog steeds aan dat verleden lijden.
Zulke vragen over misdaden in het verleden komen vaker aan de orde. In Duitsland is na de Tweede Wereldoorlog een langdurige discussie gevoerd over de vraag of het Duitse volk een collectieve schuld draagt aan de Holocaust. Ook in Duitsland waren protesten en was er verzet. Duitsers vertelden me, dat zij in die tijd van niets wisten. De Nazi’s waren niet al te open over wat er met de Joden, zigeuners en homo’s gebeurde. Kun je wellicht spreken van schuldige onwetendheid? Het stellen van deze vraag is vooral belangrijk omdat er ook nu veel onrecht is, waarvoor we onze ogen sluiten. Ik hoor zo vaak zeggen, dat iemand geen verstand heeft van die zaken. Is dat een geldig excuus?
Ik kwam op de vraag over collectieve schuld nu in allerlei media de Rooms-Katholieke Kerk als een geheel veroordeeld wordt voor het wangedrag van een deel van de priesters en religieuzen. Het gros van de Rooms-katholieken heeft nooit te maken gehad met dat misbruik. Dat maakt uiteraard het lot van de slachtoffers niet minder ernstig. We moeten ons als totale kerk hun lot aantrekken en hen op alle mogelijke manieren steunen. Daarnaast leren ons de vele gevallen van misbruik, ook buiten de kerk, dat we als besturen en leidinggevenden voortdurend waakzaam moeten zijn waar volwassenen contact hebben met kinderen. Daarbij behoren duidelijke regels te gelden. Steeds twee volwassenen , die samen met kinderen zijn. Altijd de deur open bij een begeleidend gesprek met een kind of bij een wasbeurt in een tehuis voor jonge kinderen.
Wat mij als vrijwilliger in kerkelijk verband stoort en met mij vele andere vrijwilligers, is het harde oordeel over de Kerk als geheel zonder enige waardering voor alle goeds, dat in kerkelijk verband of vanuit je religieuze inspiratie nog steeds gebeurt. Zijn mensen er met het oprakelen van al die schandalen meer op uit de Kerk te beschadigen in plaats van zich het lot van de slachtoffers daadwerkelijk aan te trekken? Willen ze vooral sensatie en smullen van de onsmakelijke details? Dan verschillen ze in hun mentaliteit weinig van de misbruikers. Van een journalist wordt op de eerste plaats mededogen verwacht en in dit soort zaken zeker geen sensatiezucht.
Jaargang 11, Nr. 528.