Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Immigratie en neef-nichthuwelijken

vrijdag, oktober 9th, 2009

NEEF EN NICHT VRIJT LICHT 

In Nederland wordt een neef-nichthuwelijk afgeraden, maar wordt meestal wel toegestaan. En het komt vaker voor, dat een neef en een nicht elkaar aardig vinden en bij wat gestoei of geflirt wordt al snel het spreekwoord hierboven gebruikt. Recent kondigde het kabinet maatregelen aan tegen neef-nichthuwelijken. Die zouden niet langer erkend worden. In de berichtgeving werd niet vermeld of de bestaande neef-nicht-huwelijken tussen geboren Nederlanders voortaan niet meer erkend zouden blijven en of ook aan geboren Nederlanders toestemming voor een neef-nicht-huwelijk geweigerd zou worden. Om huwelijksmigratie te bemoeilijken zou de vrijheid van geboren en getogen Nederlanders aldus beperkt worden. 

Waarom worden neef-nichthuwelijken afgeraden? De kans op kinderen met een erfelijke ziekte of een erfelijke afwijking wordt dan groter. Dat zie je ook in geïsoleerde gebieden met weinig huwelijksmobiliteit. Door “inteelt” komen daar meer erfelijke ziekten en afwijkingen voor. 

Maar waarom heeft men dat in al die culturen, waar het neef-nichthuwelijk zelfs het voorkeurshuwelijk is nooit ontdekt? Daarvoor zijn twee redenen te noemen. In die culturen was er door slechte medische zorg en slecht en te weinig voedsel en slechte hygiëne altijd al een hoge zuigelingensterfte. Dat er wat meer kinderen door inteelt stierven, viel niet op. Daarnaast kan de inteelt ook omgekeerd werken. Heel positieve erfelijke factoren worden gecombineerd en zo worden uit een neef-nichthuwelijk uitzonderlijk begaafde kinderen geboren. Zo gaat men immers ook te werk bij het fokken van dieren of de selectie van zaden. De beste exemplaren worden gekruist en hoe nabijer de verwantschap hoe beter. Ik bedoel natuurlijk niet, dat dit bij mensen ook maar moet gebeuren al zijn er in Nazi-Duitsland wel selectiepraktijken geweest. Het lijkt mij meer een thema voor een enge sciencefictionroman.  

In nogal wat culturen is het neef-nichthuwelijk het voorkeurshuwelijk. Dat hangt samen met het daar bestaande clansysteem. De gehele bevolking behoort tot twee of meer clans. Binnen een clan mag niet gehuwd worden. Terwijl iemand hier zowel van vaders als van moeders kant familie heeft, komt het daar voor, dat men alleen tot de clan van de vader of alleen tot de clan van de moeder behoort. Men spreekt dan van patrilineaire of matrilineaire verwantschap. We geven een voorbeeld. Bij een stam of een volk bestaat een matrilineair verwantschapssysteem en er zijn twee clans. Kinderen behoren tot de clan van de moeder en dus ook tot de clan van moeders broer, hun oom. Zij behoren niet tot de clan van hun vader en vaak speelt de vader in het gezin geen rol van betekenis bij het gezinsleven en de opvoeding. De rol van de oom is daarbij veel belangrijker. Vaak maar niet altijd is het erfrecht ook matrilineair. Je erft van je moeder. Bijvoorbeeld het recht op het gebruik van grond. Eigendomsrecht van de grond bestond in die culturen niet en de invoering daarvan tijdens de koloniale periode heeft zeer verstorend gewerkt.  Vrouwen bewerken de kostgrondjes en de dochter erft het recht op dat gebruik van haar moeder. De kinderen van de oom behoren tot de clan van hun moeder. Ze erven van haar. Dat is aantrekkelijk voor de neef, vaders zusters zoon, want zo blijft de grond toch nog een beetje in de familie, die eigenlijk geen familie is. Zo wordt een huwelijk van een jongen met moeders broeders dochter een voorkeurshuwelijk. Omdat bij matrilineair erfrecht het recht op grondgebruik overgaat van moeder op dochter zal de neef de bruidegom meestal ook in het dorp van de bruid gaan wonen. Het huwelijk is matrilokaal.  

Zo’n eeuwenoude traditie wordt niet zo maar doorbroken. Bovendien is er in de plaats van de voedselzekerheid door het erven van het gebruiksrecht van grond een ander voordeel gekomen, dat je je kinderen graag gunt. Het recht op verblijf in Nederland, dat de grens zo veel mogelijk gesloten houdt. Zo lang de welvaart in de herkomstgebieden niet sterk is toegenomen blijft die migratiedruk bestaan. Wil je de migratie beperken, dan moet je dus wel zeer uitzonderlijke maatregelen nemen zoals in dit geval het beperken van het recht op vrije partnerkeuze. Inderdaad is die partnerkeuze vaak niet vrij, maar het blijkt, dat gearrangeerde huwelijken zich vaak tot een harmonieuze verbintenis ontwikkelen. Onze vrije partnerkeuze blijkt wat dat betreft weinig succesrijk. Een op de drie huwelijken loopt uit op een scheiding. Ook bij vrije partnerkeuze komt huiselijk geweld voor en in veel meer gevallen dan we vaak denken. 

Zo zijn in het korte bestek van deze column heel wat problemen aan de orde gekomen. Als je voorstander bent van veel vrijheid bij de partnerkeuze zou goede voorlichting  op zijn plaats zijn en een opvoeding, waarbij het goede voorbeeld van de ouders leidt tot navolging. De overheid zou dit kunnen stimuleren, maar moet het zelf ingrijpen tot het uiterste beperken. 

Jaargang 2, Nr. 31.

Zorgen om de Haagse zorgcentra

zaterdag, oktober 3rd, 2009

OVERGELEVERD AAN DE ZORG 

Mijn oudste familielid, 95 jaar jong, verblijft in een Haags woonzorgcentrum. Daar zijn ze met een bezuinigingsoperatie bezig, die uiteraard niet zo heet. Ze noemen het een reorganisatie. Dit geeft onder de bewoners en het personeel veel onrust. Het nieuwe bestuur ontvangt daarover signalen. Dus besluit men een geruststellende brief aan de cliënten te sturen. Die brief is zo onbegrijpelijk, dat de onrust alleen maar aangewakkerd wordt. 

In de voorbije jaren werd schaalvergroting aangemoedigd als middel om schaalvoordelen als gezamenlijke inkoop binnen te halen. Maar men mocht niet fuseren met een zorgorganisatie in een aangrenzend gebied, want dat zou tot een monopoliepositie kunnen leiden, terwijl het nu juist de bedoeling was, dat zorginstellingen met elkaar gingen concurreren. In de praktijk betekende dat, dat zorginstellingen alleen een contract kregen, wanneer ze onder de kostprijs boden bij de aanbesteding van de zorg door een gemeente. Dat moest dus mis gaan. Een uitweg werd gevonden door goed geschoolde verzorgenden te ontslaan en hen vervolgens in een slechter betaalde baan, alfahulp, weer aan te nemen. Kapitalistische uitbuiting noemde Marx dat in de negentiende eeuw. Bij Meavita was nog meer aan de hand. De zorgonderneming was zo groot en onoverzichtelijk geworden, dat hij onbestuurbaar werd. Er werden bijvoorbeeld geen rekeningen meer geïnd. Dat liep uit op een faillissement. De schuldeisers draaien op voor dit domme beleid. 

In Den Haag kwam een nieuwe organisatie tot stand, die het werk van Meavita overnam. De Haagse Wijk- en Woonzorg, HWW Zorg. De zaken moesten anders worden aangepakt, maar de cliënten zouden niet het slachtoffer mogen worden, althans in theorie. Ik beperk me nu tot de woonzorg: woonzorgcentra, verpleeghuizen en daarbij horende aanleunwoningen. Men besloot te schrappen in het management. De directeuren werden ontslagen en daarvoor in de plaats kwam één stadsdeelmanager, die de leiding kreeg over de instellingen in zijn stadsdeel. In plaats van de zorgcoördinatoren in elke instelling komen nu iets beter betaalde zorgmanagers. Veel zorgcoördinatoren werden ontslagen of overgeplaatst. Nu blijkt, dat er niet tijdig voldoende zorgmanagers beschikbaar zijn. Zorgcoördinatoren, die de chaos nog niet naar een nieuwe baan ontvlucht zijn mogen nog even aanblijven en daarnaast worden ervaren externe zorgmanagers aangetrokken, die de functie tijdelijk vervullen. Iedereen weet, dat zulke externe krachten pittige rekeningen sturen en ik vroeg mij af, hoeveel ontslagen oproepkrachten hadden kunnen blijven als die meerkosten niet zouden worden gemaakt. Als zich nu een medewerker ziek meldt, wordt er geen oproepkracht ingeschakeld. Iemand kan dan een hele afdeling alleen doen en de bewoners helpen bij wassen een aankleden. Soms als ik om elf uur arriveer is er nog geen bed opgemaakt, moet het been nog worden gezwachteld en de haren nog worden geborsteld en opgestoken. Gelukkig begrijpen de bewoners, dat dit niet de schuld is van de verzorging. Maar de onrust onder hen neemt wel toe. Zij merken vanzelfsprekend ook de angst onder het personeel voor hun baan en of de samenwerking met de nieuwe vaak ook wisselende leiding goed zal verlopen. Al met al wordt de sfeer er niet prettiger op. Elke keer weer zie ik met bewondering naar die vrouwen, die ondanks alles hun werk blijven doen. 

Ik kan het niet laten om één stukje blablaproza van de bestuursvoorzitter letterlijk te citeren. Pak maar  vast uw woordenboek zeg ik met de bewoners:

“U heeft wellicht al begrepen dat we momenteel heel hard aan het werk zijn om van Haagse Wijk- en WoonZorg een gezonde organisatie te maken. Een organisatie die de continuïteit van zorg en dienstverlening hoog in het vaandel heeft staan. Maar niet alleen de continuïteit, ook de kwaliteit van zorg en dienstverlening  moeten hoog in datzelfde vaandel staan.” 

En nog wat meer jargon: uw EVV’er, voedingsassistenten, facilitaire dienstverlening. Wat bedoelt de voorzitter als hij schrijft, dat voedingsassistenten zich veel nadrukkelijker gaan bezighouden met facilitaire dienstverlening? Zonder toelichting is deze brief ook voor mij niet volledig te begrijpen. Laat staan voor de geachte cliënten, een zeer gemêleerde groep oudere mensen en mensen met een verstandelijke beperking. Zo’n onbegrijpelijke brief versterkt de onrust in plaats van de mensen echt gerust te stellen. 

Voor Haagse volksvertegenwoordigers is er alle reden bij voortduring de vinger aan de pols te houden. Een typische zorguitdrukking overigens. 

Jaargang 2, nr. 30.

Vrede en vrijheid

vrijdag, september 25th, 2009

Oorlogsheroïek en Vredesweek 

Afgelopen zaterdag begon de Vredesweek en tegelijk werd herdacht, dat op donderdag, 17 september het 65 jaar geleden was, dat Operatie Market Garden begon met luchtlandingen bij de bruggen langs de route Eindhoven – Arnhem. Het doel was deze bruggen te veroveren en zo zonder hinder te kunnen doorstoten naar de Noordduitse Laagvlakte en Berlijn. De opmars van het Geallieerde leger werd vertraagd en het kostte veel moeite en tijd om de Waalbrug bij Nijmegen in handen te krijgen. Toen die eindelijk was veroverd verzuimde men onmiddellijk door te stoten naar Arnhem. De volgende morgen hadden de Duitsers een weerstandslijn bij Elst opgebouwd. De Rijnbrug in Arnhem, nu de John Frostbrug bleek “Een Brug te ver”. 

Als tienjarige woonde ik in Arnhem op enige afstand van de gevechten. Dus ben je er emotioneel erg bij betrokken. Bij zo’n herdenking zijn ontroerende momenten. Het grijpt je aan de verhalen van de oud-strijders te horen en je bewondert hun moed. Uiteindelijk zijn we zeven maanden en een koude winter later toch bevrijd. Je bent terecht dankbaar voor die vrijheid. Ik hoef niet bang te zijn opgepakt te worden als verzetsstrijder of om dwangarbeid te gaan verrichten. Ik hoor ’s nachts geen V2’s meer overkomen met stotterende motoren, die naar beneden kunnen komen met hun explosieve lading. Ik kan vrij zeggen en schrijven wat ik denk. Ik hoef geen honger te lijden en kan alles kopen wat ik nodig heb. Wat oorlog betekent hebben de meeste mensen alleen van horen zeggen. 

Het viel mij op, dat de herdenking dit jaar zeer uitgebreid was. Het is 65 jaar geleden en over vijf jaar zullen er nog maar weinig oud-strijders in leven zijn. Dat kan een reden zijn. Als je de verhalen hoorde, kwamen de verschrikkingen van de oorlog duidelijk naar voren, de vele slachtoffers ook onder de burgerij en de verwoestingen. Daar hoef je niet naar terug te verlangen. Tegelijk was er ook de nadruk op de moed en het heldendom van de geallieerde militairen en de bewondering en de dankbaarheid. Welke invloed gaat van dit alles uit? Zien sommigen er een uitnodiging in om ook hun leven in te zetten voor de vrijheid? Zou het allemaal onderdeel kunnen zijn van een wervingscampagne? Hoe nuchter zijn wij Nederlanders en hoe goed zijn wij in staat onderscheid te maken tussen de situatie in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog en de situatie in de vele oorlogsgebieden van vandaag? 

Daarom is het goed, dat er elk jaar een Vredesweek is, georganiseerd door de fusieorganisatie van het Interkerkelijk Vredesberaad en Pax Christi: IKV Pax Christi. Dat zal velen ontgaan zijn, want wie heeft er nog oor of oog voor kerkelijk gebonden activiteiten? Het thema dit jaar is “Naar een nieuw klimaat van vrede”. Als je de vele conflicten in de wereld bekijkt, ontwaar je vrijwel geen streven naar een oplossing van het conflict. Weliswaar wordt er door vele bemiddeld, maar in veel gevallen haalt het weinig uit. In toenemende mate zie je ook dat mensen partij kiezen en meestal voor de zwakste partij. Maar wat voor zin heeft het te kiezen tussen de twee partijen? Je wint er zeker niet de sympathie van de ander mee. Zou het er eigenlijk niet om moeten gaan, dat we van beide partijen het geweld afkeuren en van beide partijen eisen, dat ze naar vrede gaan streven? Al dat geweld lost het conflict niet op. In een klimaat waar het verlangen naar vrede voorop staat, streven we naar goede verhoudingen, naar het stoppen van geweld, naar het wekken van vertrouwen, naar verzoening met je tegenstander, naar geven en nemen en dat breed accepteren. Wat we zien is, dat geweld steeds opnieuw met geweld beantwoord wordt. We raken in een spiraal van geweld. Wanneer gaan we geloven, dat het ook anders kan?

Jaargang 2, Nr. 29.

De onzin van een hogere Aow-leeftijd

vrijdag, september 18th, 2009

WELKE FACTOREN BEPALEN DE HOOGTE VAN HET GEBOORTECIJFER? 

Hoe vang je de gevolgen van de bevolkingskrimp op? Voor die vraag staan gemeenten in enkele perifere delen van Nederland, die al lang te maken hebben met vertrekoverschot. Er blijven relatief weinig jonge mensen over. Dus worden er weinig jonge gezinnen gevormd en is het geboortecijfer laag. Zo krijg je leegstand van woningen, sluiting van scholen en andere voorzieningen. Franse toestanden worden gevreesd: dorpen waar niemand meer woont. Daarom wil ik deze column maar eens wijden aan het geboortecijfer. 

Het geboortecijfer is het gemiddeld aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar. Een geboortecijfer van tussen de 10 en 20 promille is laag. Hoge geboortecijfers zoals in nog enkele ontwikkelingslanden komen tot dicht bij de 50 promille. Bedenk wel, dat de bevolking in een gebied ook kan groeien door vestiging.Tegenover het geboortecijfer staat het sterftecijfer. Het sterftecijfer is het gemiddeld aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar. Een laag sterftecijfer ligt in de buurt van de 10 ‰ en een hoog sterftecijfer ligt boven de 30‰, maar dat komt in de wereld nog maar weinig voor. 

Waardoor wordt de hoogte van het geboortecijfer beïnvloed? Vroeger zeiden we door de gezinsgrootte, maar dat is nu wat moeilijk, want statistisch is een gezin een eenheid bestaande uit gehuwde ouders en kinderen. Veel ouders zijn niet gehuwd en er zijn veel eenoudergezinnen. Dus keken we vroeger naar de huwelijksvruchtbaarheid, want vroeger werden bijna alle kinderen binnen een huwelijk geboren. Dat is niet meer zo, Dus kijken we naar het algemeen vruchtbaarheidscijfer: het gemiddeld aantal levendgeborenen per 1000 vrouwen van 15 tot 45 jaar per jaar. Een andere aanwijzing is te kijken naar de rangorde van de kinderen. Hoeveel procent van de kinderen is eerstgeborene, hoeveel nummer 2, hoeveel nummer 3, enzovoort. Als het percentage nummers vijf hoog is, betekent het dat er grote gezinnen aan het ontstaan zijn. We kijken ook naar de vervangingsfactor. Hoeveel kinderen krijgt een vrouw gemiddeld in haar leven? Vanaf 1975 heeft dat aantal jarenlang rond de 1,5 gelegen. De laatste jaren is het iets gestegen en zit nu tussen de 1,7 en de 1,8. Dat betekent, dat er op den duur een sterfteoverschot zal ontstaan. Er sterven meer mensen dan er kinderen worden geboren. Als de vervangingsfactor 2,1 is betekent dat op de lange duur een constante bevolking. 

Er is een tijd geweest, dat de gezinnen flink groot waren en het geboortecijfer bleef toch redelijk laag, dus niet boven de 40‰. Veel boerenzoons en dochters konden niet huwen, omdat ze geen inkomsten hadden. Ze woonden nog op de boerderij van hun ouders, deden wat werk in ruil voor de kost en de inwoning. De opvolger kon pas laat huwen, maar dan vaak met een jongere vrouw. Ook bij veel ambachtslieden zag je dat. Een gewone knecht verdiende te weinig om te kunnen trouwen en pas na lang sparen en na meesterknecht te zijn geworden werd een huwelijk mogelijk. Dat noemen we het agrarisch-ambachtelijk huwelijkspatroon: weinig en laat huwen. In deze tijd kiezen nog al wat mensen voor een bestaan als single. Als dat al een keuze is. Meestal doen ze niet mee met kinderen krijgen, al blijkt er bij een deel van de alleengaanden wel degelijk een kinderwens te bestaan. Die wordt zelden uitgesproken en nog minder kiest een alleengaande vrouw voor het moederschap: de Bom-moeder. Bom staat voor bewust ongehuwde moeder. De conclusie is, dat het lage geboortecijfer in Nederland ook samenhangt met het hogere percentage alleengaanden. 

Maar we stipten nog een factor aan, namelijk de leeftijd, waarop een vrouw haar eerste kind krijgt. Ligt die leeftijd op 20 jaar, dan krijgen we in een eeuw vijf generaties. Bij 25 jaar zijn er vier generaties. De groei gaat langzamer. In Nederland wordt het eerste kind gemiddeld extreem laat geboren, namelijk als de vrouw al bijna 30 jaar oud is. Die vele late geboorten  zorgen overigens voor meer complicaties bij zwangerschap en geboorte. Het laat kinderen krijgen zorgt ook voor een lager geboortecijfer in Nederland. 

In de inleiding noemde ik al het vertrek van jonge mensen uit de perifere gebieden met weinig werkgelegenheid. Daardoor verandert de leeftijdsopbouw van de bevolking. Er zijn weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd en ook daardoor worden er in deze gebieden minder kinderen geboren. Het geldt echter ook voor Nederland als geheel. Tot 1964 bleven de geboortecijfers in Nederland boven het vooroorlogse niveau. Die generaties zijn dit jaar allen ouder dan 45 jaar geworden en dus zal het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd de komende jaren dalen en daardoor zal het geboortecijfer lager uitkomen. 

Veel factoren zorgen in Nederland voor een laag geboortecijfer. Je moet ook kijken naar de redenen erachter. Een interessant inzicht is recent naar voren gekomen. Altijd werd aangenomen, dat een lage welvaart, zoals in de ontwikkelingslanden zorgt voor een hoog geboortecijfer. Kinderen zorgen er voor hun ouders, werken voor ze en dus zijn kinderen in de ogen van de ouders een bron van welvaart. In Nederland is kinderen krijgen, kinderen voeden en kleden en een opleiding geven en ze opvoeden een dure zaak. Alleen behoorlijk welvarende mensen zijn in staat om drie of vier kinderen groot te brengen. Meer kinderen hebben is een teken van welvaart geworden, misschien zelfs een statussymbool. Dat nodigt dan weer uit tot navolging. De groep, die om religieuze redenen meent geen geboorteregeling te mogen toepassen en dus erg grote gezinnen krijgt is inmiddels heel klein geworden en heeft dus ook weinig invloed op het landelijke geboortecijfer. 

In de discussie rond de verhoging van de Aow-leeftijd speelt de lage vervangingsfactor in de afgelopen veertig jaar een belangrijke rol. Weinig jonge mensen moeten de komende jaren voor steeds meer ouderen gaan zorgen. Wat betreft de financiën zou dat best mee kunnen vallen, want die welvarende ouderen betalen veel meer belasting dan de ouderen van vandaag en uit die hogere belastingopbrengst kan de AOW-uitkering grotendeels bekostigd worden. Daarnaast neemt de welvaart als de huidige crisis voorbij is weer normaal toe en die toename is veel meer dan de stijging van de totale AOW-kosten. Die verhoging van de Aow-leeftijd is dus om de reden van onbetaalbaarheid niet nodig. Ik vrees, dat er meer een doctrine achter zit. De verzorgingsstaat dient tot de grond toe te worden afgebroken. Daar zou niemand blij mee moeten zijn, behalve die rijken, die zo rijk zijn dat ze geen belastingcent willen afstaan ten dienste van de gemeenschap.

Wat misschien wel een probleem zou kunnen zijn is de bemensing van de zorg. Maar tegelijk zie je op allerlei plaatsen banen verdwijnen door automatisering of een doelmatiger organisatie. Of dat genoeg is? Misschien komt er straks een sociale dienstplicht. Maar studenten, die nu een baantje zoeken in de horeca zouden in een verzorgingshuis nu al uitstekend werk kunnen doen.

Jaargang 2, Nr. 28.

Het was weer een mooie zomer, maar nu…. weer vergaderen

zondag, september 13th, 2009

 

AFSCHEID VAN DE ZOMER 

De laatste dagfietstocht voor 55 plussers van dit seizoen was het al weer, afgelopen donderdag. Kronkelend als de Kromme Rijn fietsten we naar Wijk bij Duurstede. Daar was de koffiepauze gepland in het huis van de molenaar naast de beroemde molen van Wijk bij Duurstede, die niet de molen van Ruysdael is. In het molenaarshuis is nu een horecagelegenheid, die geëxploiteerd wordt door Abrona, een instelling, die zich bezighoudt met de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. We werden keurig geholpen en mij smaakte de koffie met appeltaart voortreffelijk. Je kunt er trouwens ook meel kopen, speciaal samengesteld voor allerlei doeleinden en in de molen gemalen. En daarnaast cadeauartikelen door cliënten van Abrona vervaardigd. 

We fietsten verder over de Rijndijk naar Amerongen met af en toe stevige tegenwind. Een korte stop was dus welkom en zo vertelde ik bij de stuw over de functie van de stuw in het geheel van de Nederlandse zoetwaterhuishouding. De stuw bij Driel zorgt, dat er meer water door de IJssel stroomt naar het grote zoetwaterbekken, het IJsselmeer. Het water wordt in droge tijden in Friesland en Noord-Holland gebruikt en ook voor de drinkwaterproductie in de duinen geïnfiltreerd. Om de Rijn en de Lek bevaarbaar te houden waren meer stuwen nodig, namelijk deze bij Amerongen en de volgende bij Hagestein. Bij Amerongen en Hagestein wordt ook hydro-elektriciteit opgewekt. Omdat er nu minder water naar Rotterdam stroomt zou er te veel zout water via de Nieuwe Waterweg kunnen binnendringen. Daarom kan meer water naar Rotterdam worden geleid door de sluizen in het Haringvliet te sluiten. 

In Amerongen gebruikten we de middagpauze om de tuinen van het kasteel te bewonderen of het geheel vernieuwde Tabaksteeltmuseum te bezoeken. In de omgeving vonden vroeger honderden mensen een bestaan in de tabaksteelt. De tabak was vooral geschikt voor snuiftabak en pruimtabak. Toen die in onbruik raakten verdween de teelt. Op een video vertellen oudere inwoners over hun vroegere werk. 

De terugweg ging door het prachtige overgangsgebied tussen de Heuvelrug en de kom van de Langbroekerwetering. Het is een zeer afwisselend landschap. De LF4 loopt erdoor. En zoals bijna elk jaar sloten we het seizoen af bij Maartje van Beusekom, die bij haar boerderijtje bij de Langbroekerwetering vlak bij kasteel Sterkenburg een terras exploiteert. Vooral haar zelf gebakken peperkoek is wereldberoemd in geheel Zuidoost Utrecht. 

Intussen was het vergaderseizoen weer begonnen. Maandagavond met anderen de oecumenische viering bij het begin van de Vredesweek voorbereiden. Geef liturgisch maar eens inhoud aan het thema “Naar een nieuw klimaat van Vrede”. De volgende dag kwam het terug, want we willen de mensen ook vragen het IKV Pax Christi appel te ondertekenen, waarin wordt opgeroepen de wereld kernwapenvrij te maken en om te beginnen van Europa een kernwapenvrije zone te maken. Je hoeft overigens geen christen te zijn om dat appel te ondertekenen, te vinden op de site van IKV Pax Christi. Woensdagavond de eerste vergadering van de Europawerkgroep. Er wachten ons interessante bijeenkomsten, te beginnen op 23 september. Judith Sargentini komt dan met ons praten over de vraag hoe wij kunnen samenwerken met de fractie in Brussel. 

De week eindigde met twee leuke activiteiten. Op vrijdagavond speelde ik voor het eerst in mijn leven boerengolf. Ik kon de bal aardig meppen, maar niet zo zuiver. Twee keer in de sloot! En zaterdag op Open Monumentendag leerde ik van alles over oude en nieuwe kaarten van de omgeving tijdens een tentoonstelling en een lezing. Dat was dus weer eens smullen voor een geograaf!

Jaargang 2, Nr. 28.

Wil Aleid Truijens staatsonderwijs?

vrijdag, september 4th, 2009

 

GOD UIT DE SCHOOL? 

Van tijd tot tijd duiken ze weer op, de pleidooien voor de openbare school, waar kinderen van allerlei levensovertuigingen elkaar kunnen ontmoeten, waardoor ze leren in onderlinge verdraagzaamheid samen te leven. Daarbij speelt een rol, dat de openbare school verplicht is elke aangemelde leerling toe te laten dus ook alle leerlingen van allochtone afkomst. Bijzondere scholen mogen leerlingen weigeren als zij de grondslag van de school niet respecteren. Daardoor zouden vooral openbare scholen “verzwarten”. Mijn mening is, dat juist een bijzondere school vanuit een christelijke visie zich het lot van de zwakken in de samenleving dient aan te trekken. Maar helaas denken de witte ouders daar anders over en heb ik mijn oude school zien verdwijnen onder invloed van de witte vlucht. 

Collega Aleid Truijens, columniste van de Volkskrant waardeer ik zeer. Ze schrijft uitstekende columns over onderwijs. Maar onlangs vloog ze uit de bocht toen zij zich ongerust maakte over de haar inziens vijandige houding tegenover de Nederlandse samenleving, die leerlingen van een Islamitische basisschool in Amsterdam zou worden bijgebracht. Daardoor zou de integratie in de Nederlandse maatschappij bemoeilijkt worden. Of dat werkelijk zo is kan ik moeilijk beoordelen. Ik kan mij zeer goed voorstellen, dat de school bepaalde aspecten van de Nederlandse samenleving afwijst. Ik ben ook niet zo gelukkig met het gedrag van hooligans of verslaving aan alcohol of belastingontduiking of onveilig rijgedrag of pesten op school of op je werk. Maar met gemengd zwemmen of homoseksualiteit of seks buiten het huwelijk heb ik geen moeite meer, al was dat 65 jaar geleden wel anders. Ik vermoed, dat het bij de meeste moslims ook zover zal komen. Aleid denkt, dat God verantwoordelijk is voor deze en andere opvattingen en vindt, dat jonge kinderen geheel vrij gelaten moeten worden en pas met achttien jaar zelf kunnen kiezen of ze wel of niet in een God gaan geloven, in de God van de Christenen of van de Joden of van de Moslims. Een merkwaardige opvatting. 

Als een man en een vrouw samen een kind verwekken, dan mag je aannemen, dat ze de verantwoordelijkheid zien, dat kind groot te brengen. Ze zorgen voor goede voeding en kleding en huisvesting en ze zorgen ervoor, dat het kind wordt voorbereid op zelfstandig leven en op rollen in de maatschappij. Je mag verwachten, dat ze hun kind leren gezond te eten, een goede persoonlijke hygiëne bijbrengen, ze leren netjes te zijn op hun kleding, te eisen, dat ze voldoende nachtrust krijgen en zorgen, dat hun kinderen weten, wat goede omgangsmanieren zijn. Dat laatste wordt al een beetje tricky want over omgangsregels verschillen de opvattingen. Noem je je ouders bij hun voornaam of zeg je mama en papa? Wat voor waarden en normen leer je je kinderen? Hoe doe je dat? Ik vermoed, dat de meeste ouders hun kinderen toch bepaalde waarden bijbrengen, opvattingen, waaraan je je eigen gedrag en dat van anderen toetst. Iets voor anderen over hebben? Voor anderen opkomen? Voor je zelf opkomen? Eerlijk zijn? Niet roddelen? Je afval netjes in een afvalbak gooien en niet zomaar weg gooien? 

Overal staan vraagtekens achter. Ik merk immers maar al te vaak, dat veel ouders er niet in geslaagd zijn hun kinderen deze waarden bij te brengen of het misschien geeneens geprobeerd hebben. Zo wordt onze samenleving er niet prettiger op. Vanzelfsprekend is er in de loop van de eeuwen toch een inzicht gegroeid, welk gedrag wenselijk of onwenselijk is. Groepen mensen gingen over een waardenstelsel beschikken. Om zo’n stelsel te handhaven zijn sancties nodig. Steeds vaker zijn dat wettelijke sancties en vanouds waren het religieuze sancties. Religies zijn in ieder geval van belang door hun waardenstelsel al bestaan er uiteraard ook waardenstelsels, die niet aan een religie gebonden zijn. Maar religie is meer dan een waardenstelsel. Het is ook een leefsfeer en een cultuur. Het belangrijkste is de relatie met het goddelijke en met de verhalen daar omheen. Bij Christenen de Bijbel en de kerkelijke traditie en bij moslims de Koran. Zij kunnen mensen inspireren tot goed leven. Dat is echter steeds een eigen gewetensbeslissing. 

Als opvoeding de verantwoordelijkheid is van de ouders, dan vraagt dat van jongs af aan aandacht, waarbij het kind begeleid wordt naar zelfstandigheid en naar het uiteindelijk zelf keuzes maken in het leven. Dan moet je wel weten wat er te kiezen valt. Volg je het voorbeeld, dat jouw ouders je hebben voorgeleefd of maak je een eigen keuze? Voor mij is het vanzelfsprekend, dat je samen met je kinderen voor onderwijs kiest, dat aansluit bij de persoonlijkheid van je kind en bij het opvoedingsklimaat van thuis. Een forse meerderheid van de Nederlandse ouders kiest daarbij voor een bijzondere school, waar de vraag over het al dan niet bestaan van God niet genegeerd wordt. Aleid zou moeten weten, dat op heel veel openbare scholen de mogelijkheid bestaat om godsdienstlessen te volgen. In mijn jeugd leerde ik bij de catechismus het antwoord op de vraag: “Waar is God? God is in de hemel en op aarde. God is overal.” Volgens die oude catechismus zelfs op de Openbare School. 

Jaargang 2, Nr. 27.

Jan Siebelink: Suezkade. Roman

woensdag, september 2nd, 2009

VAKANTIE: TIJD VOOR EEN ROMAN 

De roman “Suezkade” van collega Jan Siebelink heeft mij zeer geboeid. Hij geeft een reëel beeld van de regelzucht van de moderne schoolleiding en de bemoeizucht van collega’s. Het is inmiddels 15 jaar geleden, dat ik de school verliet om van mijn rust te gaan genieten, maar vooral om al die leuke dingen te doen, waar je werkend in het onderwijs geen tijd voor hebt, zeker als je wat ouder bent en je werktempo wat is afgenomen. Dat moeten die jonge snuiters, die zo gemakkelijk praten over een hogere pensioenleeftijd nog zelf ervaren. Af en toe droom ik nog van die overbelasting en het niet afkrijgen van je werk en dat zijn geen prettige dromen. 

De roman vertelt over de jonge leraar Franse Taal en Letterkunde Marc Cordesius, die zijn loopbaan begint aan het Descartes gymnasium aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Al die eerste dag ontmoet hij een jonge Marokkaanse leerlinge Najoua. Zij ziet in hem de ideale docent en hij bewondert haar om haar inzet. Marc blijkt een voorstander van onderwijs van hoge kwaliteit en de leerlingen blijken bij hem niet alleen veel kennis en inzicht op te doen van de Franse literatuur en de verschillende stromingen daarin en van filosofische opvattingen, zij beheersen ook de normale taalvaardigheden als spreken, lezen en schrijven. Maar meedoen met de gemeenschappelijke proefwerken is niets voor hem. Zijn leerlingen halen slechts tienen. De proefwerken zijn niet selectief genoeg, vindt Marc. Zo is Marc een leraar naar mijn hart en kennelijk ook het ideaal van de auteur, zelf leraar Frans. Marc richt zijn eigen lokaal in een niet meer gebruikt noodgebouw in, bekostigt het zelf, maar wekt ook daarmee steeds meer de afgunst van zijn collega’s. Geleidelijk komt hij steeds meer geïsoleerd te staan en wordt de relatie met Najoua tegen hem gebruikt. Het loopt allemaal niet goed af. 

Het verhaal wordt nog wat smeuïger gemaakt door gebeurtenissen rond collega’s van nu en vroeger. Zo krijgt de rector een verhouding met een jonge lerares. Er zijn ook de collega’s, die het in de klas moeilijk hebben en op deze school buitengewoon weinig steun van collega’s en schoolleiding krijgen. Over die problemen wordt wel gesmiespeld, maar men laat de man gewoon barsten. 

In veel opzichten geeft de roman een realistisch beeld van de werkelijkheid op veel scholen. Elk beroep heeft zo zijn negatieve kanten, maar werken in het onderwijs is vaak geen pretje. Je moet stevig in je schoenen staan en aan je leerlingen duidelijke eisen stellen wat betreft prestaties en gedrag. Dan dwing je respect af en als jouw leerlingen het ook nog fijn vinden in jouw lessen, dan zit je goed. Het nare van de beschreven school is, dat dit nu juist de wrevel van meerdere collega’s opwekt. Ik zou mij op deze school waarschijnlijk niet thuis hebben gevoeld, maar ik zou het ook niet gepikt hebben, dat het er op deze school zo aan toe ging. Eigenlijk miste ik bij het personeel van deze school een stelsel van gemeenschappelijke waarden. Daarover gaat mijn volgende column. 

Jaargang 2, Nr. 26.

Provincie Utrecht, het verkeersplein van Nederland

donderdag, augustus 13th, 2009

 

DRIEHOEK UTRECHT – MAARN – AMERSFOORT BEDREIGD 

Asfalteerders schrikken nergens voor terug. Koning Auto moet immers ruim baan krijgen. Voor de autolobby lijkt onbeperkt auto rijden zonder veel vertraging het nieuwste mensenrecht. Ze leven met hun auto, hun beste vriend. Ze sluiten hun ogen voor alle nadelen totdat ze bij Utrecht de pont moeten nemen naar Den Haag. Waar gaat het over? 

De Ring Utrecht heeft te weinig capaciteit. In de spits staat het er regelmatig vast. Als ergens op de Ring een ongeluk gebeurt, staat al spoedig de hele ring vast. Omleidingroutes ontbreken. Een bijzonder probleem is, dat de Ring zowel door nationaal en internationaal verkeer gebruikt wordt als door lokaal en regionaal verkeer. Er is op gestudeerd en men ziet een aantal mogelijkheden. Een alternatief noemt men spreiden. Dat klinkt op het eerste gezicht positief, maar het betekent natuurlijk het spreiden van de ellende. Nog grotere delen van de provincie krijgen te maken met de nabijheid van autosnelwegen. Dit alternatief wekte enorme weerstand. De toekomstige inwoners van het stadsdeel Leidse Rijn waren jarenlang blij gemaakt met een groot parkgebied in hun wijk. Daar in de buurt wonen was uiteraard extra aantrekkelijk. Rijkswaterstaat bedacht, dat je door dat niet bebouwde gebied mooi een verbinding tussen de A2 bij Maarssenbroek en de A12 bij De Meern zou kunnen maken. En zo dacht men ook aan een nieuwe autosnelweg zuidelijk van Leidse Rijn en dan tussen Utrecht en Nieuwegein, Utrecht en Houten, Utrecht en Bunnik en Utrecht en Zeist door naar de A28. Dan zou de A27 bij Amelisweerd ontlast worden. 

In het inspraakverslag wordt geconstateerd, dat deze beide oplossingen, eigenlijk het creëren van een tweede Ring veel weerstand hebben opgeroepen. Wel als dat niet kan dan maar zoeken naar een andere oplossing in het alternatief spreiden. Voor de verbinding A2 naar A12 denkt men aan een tracé westelijk van Leidse Rijn. Wonen in Leidse Rijn, gezellig omsloten door autosnelwegen. Voor het probleem van een verbinding tussen de A12 en de A28 denkt men aan een opwaarderen van de Waterlinieweg of van de weg Maarn – Amersfoort (N227) en alles daar tussen. Daar gaat je favoriete fiets- en wandelgebied. De Waterlinieweg loopt tussen woonwijken door. Hij passeert daarbij een wereldberoemd woonhuis, een van de weinige Nederlandse bouwwerken op de Werelderfgoedlijst, het Rietveld-Schröderhuis. Over de ruimte tussen Utrecht en Bunnik is al veel te doen geweest. Vervolgens liggen Bunnik en Zeist in de weg voor een nieuwe weg. En dan komen bossen, die vrijwel allemaal in het bezit zijn van het Utrechts Landschap of Staatsbosbeheer of van het Landgoed De Treek-Henschoten en dan ligt het grote militaire oefenterrein de Leusderheide nog mooi in de weg. Het gebied bestaat uit dekzand, stuifzand, fluvio-glaciaal zand en grint en de stuwwal met meerdere smeltwaterdalen. De kwaliteit van de bossen is sterk verbeterd en er wordt op grote schaal aan herstel van de heide gewerkt, die vroeger vrijwel het gehele gebied bedekte. Het is erg aantrekkelijk voor recreatie. Zo vind je er het KNVB-centrum, het conferentieoord Woudschoten, de Stichting Jeugdvakantieverblijven, het Militair Luchtvaartmuseum en de Pyramide van Austerlitz.  

Hoe verder naar het Oosten, hoe langer dit tracé wordt  Van bijna 4 KM bij de Waterlinieweg naar 7 KM bij de N227. De kortsluiting tussen de A12 en de A28 heeft vanzelfsprekend consequenties voor beide wegen. En uiteraard heeft het beter bereikbaar worden van Amersfoort en Utrecht en de omgeving gevolgen voor de stadscentra. De luchtkwaliteit in Utrecht is nu al moordend. Geen wonder, dat de Utrechtse Raad op de rem heeft getrapt. De raden van Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Woudenberg, Leusden, Soest en Amersfoort kunnen ook met deze plannen te maken krijgen. Houd de voet maar bij de rem, dames en heren.

 Jaargang 2, Nr. 25.

Fietsen met 55-plussers

vrijdag, augustus 7th, 2009

VIER DE FIETSTOCHT! 

“Vierde fietstocht  voor 55plussers” stond er boven het bericht in het plaatselijke huis-aan-huisblad. Ik bedacht, dat je het ook anders kunt lezen en inderdaad; zo’n fietstocht is een feest. Zelfs als je een tijd door de regen fietst, zoals de vorige keer. Het was toen maar goed, dat we gegaan waren, want een donderdag later was het weer nog veel slechter. 

We doen dit al achttien jaar en we hebben onze eigen formule voor een mooie en interessante tocht gevonden. Onderweg valt van alles te zien, maar de kunst is ook te weten, wat je ziet en zo het landschap te begrijpen. Als je zo naar het landschap kijkt, kun je nog meer genieten. Dit keer ging de tocht vanuit Odijk via Zeist, Soesterberg, Soest en Hoogland naar de Amersfoortse wijk Kattenbroek. Ons eigen dorp is niet bepaald rijk aan bijzondere architectuur. Het is een keurig maar nogal gewoon dorp, al zitten er wel wat leuke dingen in de indeling van het dorp. In Zeist kwamen we eerst door de flatwijk Kerkckebosch. Door al het bos vallen de flats wat minder op. In een ander deel van de wijk zie je vooral villa’s, velen uit de dertiger jaren of nog iets eerder en dan gerestaureerd en enkele van recente datum. En dan door het bos naar Soesterberg met veel saaie rijtjesbouw, maar ook fraaie landhuizen. Die zie je ook in Soest, waar we op de doorgaande route een allegaartje van allerlei stijlen en stijlperioden aantroffen. Wat wij onderweg allemaal tegen kwamen verschilde in ieder gaval sterk van de bouw in Kattenbroek 

Tussen Soest en Hoogland ga je door het Eemdal. Dit gebied wordt als Nationaal landschap groen gehouden. Het is er zeer vlak met Noordelijker zeeklei op veen. Wij doorkruisten een vlak zandlandschap met een afwisseling van bos en vooral grasland. Langs de weg wat lintbebouwing. We noemen het een coulisselandschap. Zo was het landschap waar Kattenbroek nu ligt 25 jaar geleden ook. We zagen ook de fietsboot. Vanuit Amersfoort kun je met die boot over de Eem varen en onderweg uitstappen om weer verder te fietsen. En we maakten gebruik van een schitterende nieuwe fietsbrug over de Eem. Het werd duidelijk, dat men veel doet om dit gebied geschikt te maken voor extensieve recreatie. 

Kattenbroek is vooral interessant door de indeling van de wijk en de inspiratiebronnen daarachter. Het meest opvallende is de Ring, die precies dezelfde afmetingen heeft als de Stadsring rond de oude binnenstad van Amersfoort. De delen van de Ring dragen de namen van vier werelddelen en dat duidt weer op een van de inspirerende thema’s: Reizen. De ring wordt doorsneden door een assenkruis. De ene as is de Laan der Hoven met aan weerszijden hofjes met woonbebouwing er omheen. Aan een zijde zijn de hoven overdekt. En zo heeft een woongebouw een tropische tuin als binnenplaats. Deze wintertuin duidt dan weer op een andere inspiratiebron: de vier jaargetijden. De andere as wordt de Verborgen Zone genoemd met scholen en culturele instellingen en deze as staat voor nadenken en emoties en gevoelens. Een gebogen laan naar de waterpartij gekeerd heet het Masker en staat voor de anonimiteit van de stad. Er is een goed uitgerust winkelcentrum, de Emiclaerhof. Veel woningen zijn aan het water gebouwd, lijken er op te drijven en dan zijn er nog de brugwoningen en de ruïnewoningen. Het is niet moeilijk een paar uur door de wijk te dwalen en dan heb je nog niet alles gezien. De zuidelijke rand kijkt uit op een dekzandrug, die zo’n een tot twee meter boven de omgeving uitsteekt. Die rand heeft het karakter van een verdedigingslinie met forten en walwoningen. 

De toenmalige wethouder Fons Asselbergs, later directeur van de Rijksmonumentenzorg, wilde van de nieuw te bouwen wijk iets bijzonders maken. Hij vormde een beleidsteam, waarin alle betrokken instanties waren vertegenwoordigd. De stedenbouwkundige Ashok Bhalotra zorgde voor het stedenbouwkundige plan en de coördinatie van al die architecten, die aan de bouw meewerkten. In de wijk vinden we 40% sociale woningbouw en die is overal gemengd met andere bouw. En dat gaat prima. Eigenlijk zagen we onderweg maar een paar borden met “Te Koop”. Kennelijk willen de mensen er graag blijven wonen. De wijk is nu zo’n vijftien jaar oud en ziet er nog prima uit.

Maar vonden de deelnemers aan de fietstocht het nu een mooie wijk? Wel een bijzondere, maar een flinke minderheid vond de wijk ook mooi, maar niemand zou er willen wonen. Iemand bekende, dat zij de dertiger jaren bouw en de daarvan afgeleide retrobouw toch mooier vond.

Jaargang 2, Nr. 24.

De risico’s van Mgr. Wim Eijk

vrijdag, juli 31st, 2009

WAAROM EEN DOSSIER AARTSBISDOM? 

Mijn weblog heb ik opgezet voor meerdere doelgroepen. Ik ben immers op vele terreinen actief: in de politiek en dan met bijzondere interesse voor Europa en voor milieu en landschap. In de R.k.Kerk, maar dan wel kritisch en open naar de wereld om ons heen en bereid tot dialoog. In de kerk vind ik de inspiratie om actief te zijn in bijvoorbeeld de politiek. Die werelden zijn niet gescheiden. Al vanaf mijn tienerjaren heb ik een afschuw voor vrome lieden, die op zondag vooraan in de kerk zitten en vervolgens door de week handelen in strijd met wat het geloof hen voorhoudt. 

Mijn weblog zie ik ook als een soort archief. Belangrijke stukken bewaar je voor toekomstige generaties. Ik ben sedert oktober 1991 redacteur van Parochiekontakt Odijk en probeer daarvan een opiniërend blad van te maken. Het gaat er niet om de lezers de waarheid voor te houden, zoals de traditionele kerk zegt te doen, maar om mensen aan het denken te zetten en het hen mogelijk te maken tot een eigen weloverwogen standpunt te komen. Je hoort nooit automatisch te gehoorzamen aan welke autoriteit dan ook, maar altijd een eigen gewetensbeslissing te nemen. Dit uitgangspunt heeft in de loop van bijna achttien jaar heel wat diepgravende stukken opgeleverd. Af en toe stel ik een bundel over één thema samen. De gebeurtenissen in het Aartsbisdom Utrecht veroorzaken de nodige onrust en ongerustheid en dat leverde een dossier met elf stukken op. Ons parochieblad bevatte daarnaast veel informatieve stukken en dan vooral over de samenvoeging van de acht parochies in het Krommerijngebied tot één parochie met acht lokale geloofsgemeenschappen met een eigen kerkgebouw. 

De opdracht van Aartsbisschop Wim Eijk is op de eerste plaats de financiën op orde te brengen. Het aartsbisdom teerde snel in op zijn reserves en zou binnen drie jaar failliet zijn. Zo zijn de vijf dekenaten opgeheven en zijn de vele medewerkers ontslagen. De ondersteuning van de vele vrijwilligers moet nu door de pastores van de veel grotere parochies gedaan worden. In plaats van de dekenaten zijn er nu drie regionale vicariaten onder leiding van een regiovicaris. Dat zijn betrekkelijk jonge priesters in de lijn van Mgr. Eijk. Geen van de hoog kwalitatieve voormalige dekens is regiovicaris geworden. We zien dus dat de op zich noodzakelijke bezuinigingen gebruikt worden om onwelgevallig personeel te lozen. 

Wat bezielt Wim Eijk? Hij heeft een zeer traditionele geloofsopvatting, heel sterk gericht op een persoonlijke relatie met het Hogere. Hij wil heel precies de oude geloofswaarheden verkondigen. Het lijkt, dat hij denkt, dat als iedereen nu maar weer terugkeert naar de tijd van zestig jaar geleden, dat dan alle problemen zijn opgelost. Een soort heimwee naar vroeger, toen iedereen veiligheid vond in de eigen zuil. Je ging naar een katholieke school en naar een katholieke sportclub of de katholieke verkenners en je ging naar katholieke dansavonden, waar de keurige katholieke jongeman een keurig katholiek meisje kon ontmoeten, wat dan op den duur weer leidde tot de nodige katholieke kindertjes. Het is echt ongelofelijk, dat een intelligent man als Wim Eijk gelooft, dat die oude tijden weer kunnen herleven. 

Het meest enge vind ik, dat een soortgelijk heimwee naar vroeger en naar je eigen veilige thuis terug te vinden is in de opvattingen van de heer Geert W. en zijn trawanten. Je afzetten tegen alles wat anders is, wat niet past in jouw straatje, wat gevaarlijk lijkt en jouw welzijn en welvaart in gevaar lijkt te brengen Het is niet zo verwonderlijk, dat fascisme het meest aansloeg in Rooms-katholieke staten in Europa. De beminde gelovigen waren gewend om automatisch te gehoorzamen. Dat autocratisch denken zien we in Nederland steeds meer opduiken bij grote en kleine autoriteitjes. Het topdown denken hoort bij een hiërarchisch instituut als de Rooms-katholieke Kerk, maar past niet in een democratie. Overigens was en is dat bij het werken met vrijwilligers moeilijk vol te houden. Als GroenLinkser moet je altijd waakzaam zijn voor autocratische bestuurders, zelfs in je eigen partij. Dus is het verstandig de voorstellen tot hervorming van de Partijraad eens goed tegen het licht te houden.

Jaargang 2, Nr. 23.