Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Een groene economie?

vrijdag, februari 26th, 2010

NEDERLANDSE ECONOMIE IN 2020 

De Lissabonstrategie moest leiden tot een hoogontwikkeld welvarend Europa, dat de concurrentie aan kon met nieuwe wereldmachten als China, India en Brazilië. Europa denkt na over haar ontwikkeling in de komende tien jaar. Hoe moet de Europese Unie reageren op de financiële, de economische en de klimaatcrisis? Barrosso heeft een stuk gepubliceerd. Het bevat opmerkelijke groene perspectieven. De Europawerkgroep heeft er een discussieavond aan gewijd. 

Dat soort rapporten en daardoor ook de discussies zijn vaak nogal abstract. Het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking moet omhoog. Onze economie moet duurzamer worden. Er moeten meer groene banen komen. Het gaat naast meer welvaart om meer welzijn. Het BBP per inwoner is niet meer geschikt om de ontwikkeling van onze economie te beoordelen. Het zegt niets over de inkomensverdeling, niets over de duurzaamheid en niets over het welzijn. Wat stel je je nu daarbij voor? Zelfs GroenLinksers zullen heel verschillende antwoorden geven. Laten we eens wat doelen proberen concreter te maken. 

Het opleidingsniveau moet omhoog als je de economie groener wilt maken. Logisch, want duurzame productie vergt schoon produceren. Alle afval, ook warmte bijvoorbeeld is grondstof of energie. Niets komt in het milieu. Dat wordt duur! Blijft er dan iets over voor de bonussen? Een groene economie maakt veel onderzoek en ontwikkeling nodig. Levert dat winst op? Meer winst dan vervuilende producten? Geloof je in de klimaat crisis, in het opraken van grondstoffen en fossiele energie en in alle negatieve effecten van milieuverontreiniging op bijvoorbeeld onze gezondheid? Als het allemaal maar geitenwollen sokken gedoe voor je is, ben je dan bereid te investeren? Het gaat dus niet alleen om het opleidingsniveau, maar ook om de mentaliteit en het inzicht en geloof in milieuvraagstukken van de opleiders en hun leerlingen. Er zijn heel wat apparaten beschikbaar, die bijvoorbeeld energie besparen. Maar worden ze met evenveel poeha in de markt gezet als bijvoorbeeld de “dongel” van KPN of de I-pod of het nieuwste computerspel? De marketing van milieuproducten kan zoveel beter en vooral enthousiaster. 

Als onze Europese economie nu duurzaam wordt, op welke vormen van productie zou Nederland zich dan kunnen richten? Dan kunnen we ons eerst afvragen over welke gunstige vestigingsfactoren Nederland beschikt. Daar is allereerst de gunstige ligging aan zee, die zorgt voor veel economische activiteiten zoals de hoogovens, de olieraffinaderijen en andere grondstof verwerkende industrieën. Ze liggen tegelijk gunstig voor de export over zee, over de waterwegen, de spoorlijnen, soms pijpleidingen en de weg. Die gunstige ligging ten opzichte van de Europese markt zorgt ook voor buitenlandse bedrijven, die in Nederland apparaten in elkaar zetten, terwijl de onderdelen van elders worden aangevoerd, ook per vliegtuig. De bio-industrie werkt voor een flink deel met geïmporteerd veevoer en dus is de ligging bij de zeehavens eveneens gunstig. Onze zeehavens zorgen voor nogal wat vervuilende bedrijvigheid en dus veel werkgelegenheid. Terecht werd opgemerkt, dat je die werkgelegenheid niet zomaar kunt missen. 

Over ons aardgas en gas uit diepliggende steenkool moet ook nog iets gezegd worden. Ze zorgen voor chemische industrie, kunststoffen bijvoorbeeld en ook de tuinbouw en de aluminiumfabriek in Delfzijl profiteert ervan. De kastuinbouw is zeer innovatief met energie, schijnt zelfs netto-energieleverancier te kunnen worden of is het hier en daar al. Maar de aluminiumfabriek hoort eerder thuis in een gebied met goedkope hydro-elektriciteit. 

De echte vergroening is afhankelijk van de hoog opgeleide beroepsbevolking, investeringskapitaal, een koopkrachtige binnenlandse markt en de gunstige ligging ten opzichte van de Europese markt. Zoals Philips zich nu heel sterk richt op medische apparaten, zo kunnen Nederlandse groene ondernemingen zich richten op de productie van apparatuur, die nodig is in nul-energiewoningen en –gebouwen, op productiemachines, die geen afvalwarmte of afvalstoffen in het milieu lozen, op al die apparatuur, die nodig is voor een kringloopeconomie, op producten, die voor 100% recyclebaar zijn en op producten, die niet schadelijk zijn voor mens en milieu. 

Ik hoop, dat ons verkiezingsprogramma minstens zo concreet aangeeft, waar het volgens Groenlinks met de Nederlandse economie heen moet. Dan kunnen we met meer optimisme zeggen, dat we “Zin in de Toekomst” hebben.

 Jaargang 3, Nr. 1.

Viel Maxime voor de mooie ogen van Hillary?

zaterdag, februari 20th, 2010

MAXIME VERHAGEN KWADE GENIUS 

Voor mij heeft CDA minister Maxime Verhagen totaal onverantwoord gehandeld. Hij had de NAVO voortdurend moeten overtuigen, dat er aan het  Nederlandse besluit niet viel te tornen. De NAVO is en was verantwoordelijk voor de vervanging van de Nederlandse troepen door militairen van een ander land. In plaats daarvan heeft hij de indruk gewekt, dat Nederland zo’n beetje Gekke Henkie is en er wel opnieuw in zou stinken om de klus nog een jaar voort te zetten. 

Verhagen toonde zich weer eens het voorbeeldige knechtje van Amerikaanse belangen. Zijn manier van optreden is kenmerkend voor de enorme invloed van de Atlantici in zijn ministerie. Die nauwe banden met de VS zie je niet alleen bij de buitenlandse politiek, maar ook in het militaire apparaat en in de economie. Die banden zijn uiterst risicovol gebleken. Op Nederlandse investeringen in de VS werden grote verliezen geleden en de financiële crisis werd vooral veroorzaakt door de overname van Amerikaanse hypotheekpakketten, waarvan een fors deel nooit afgelost zou kunnen worden. De Nederlandse belastingbetaler mag er nog vele jaren voor opdraaien. Dat krijg je als je ons land kritiekloos overlevert aan Amerikaanse belangen. 

Ik moest denken aan een klein Tv-fragment. Maxime Verhagen loopt langs collega Hillary Clinton, die met iemand anders staat te praten. In het voorbijgaan drukt hij een vluchtig kusje op haar wang. Hillary kijkt hem verbaasd na. Is Maxime gevallen voor de mooie ogen van Hillary? Heeft hij haar stoer beloofd, dat hij dat appeltje wel eens zou schillen? Heeft hij daarom de druk in Nederland, die van buiten kwam ook binnen Nederland steeds verder opgevoerd om tenslotte de NAVO een brief te laten schrijven met het verzoek nog een jaar in Uruzgan te blijven? 

Maxime Verhagen heeft de val van het kabinet veroorzaakt, terwijl er nog heel belangrijke zaken geregeld moeten worden. Het maakt hem totaal ongeschikt om als Minister-president leiding te geven aan een volgend kabinet. Houdt Maxime Verhagen uit het Torentje!

Jaargang 2, Nr. 50.

Over cultuur in brede zin

vrijdag, februari 12th, 2010

BESTAAT EEN NEDERLANDSE CULTUUR EN EEN EUROPESE CULTUUR??? 

Wat is cultuur? Geef eens een definitie. Dat zal niet meevallen. Toen ik zo’n vijftig jaar geleden colleges Volkenkunde of Culturele Antropologie volgde, kregen we het steeds weer te horen. Iedereen bedoelt weer wat anders als hij het begrip cultuur hanteert. Iemand had een boek geschreven, waarin hij negentig verschillende definities van het begrip cultuur had verzameld. Ik zal dus eerst het begrip cultuur moeten definiëren. 

Cultureel antropologen hanteren meestal een zeer breed begrip van cultuur. Eigenlijk horen alle aspecten van een volk in zijn woongebied tot de cultuur. De materiële kanten vallen het eerst op. Als je volkenkundige musea bezoekt zoals het Tropenmuseum in Amsterdam, of andere musea in Leiden, Rotterdam of Berg en Dal valt uiteraard de nadruk op die materiële zaken als kleding, sieraden, maskers, huisraad, gereedschap, jacht- en visgerei, wapens, vaartuigen, woningen, voorouderbeelden, amuletten of totempalen. Voorwerpen hebben vaak een bepaalde betekenis, bijvoorbeeld een religieuze of een politieke of een sociale betekenis. Volkenkundigen bestuderen dus ook de sociale organisatie: leven ze in kleine rondtrekkende groepen of in grote of kleine dorpen of verspreid in het landschap? Hoe is hun verwantschapsysteem? Hoe is hun politieke organisatie? Welke is hun  religie? Hoe voorzien ze in hun bestaan? Zijn het jagers en verzamelaars, nomadische akkerbouwers of veehouders of hebben ze een vaste woonplaats? Doen ze aan een vorm van irrigatie? Dat zijn ze de onderwerpen, die in een volkenkundeboek aan de orde komen. Alles hoort bij de cultuur van een stam of een volk. 

Is zo’n benadering van de cultuur nu ook geschikt om de cultuur van de Nederlanders te beschrijven? Het zou wel kunnen, maar onze samenleving is zo veelzijdig en complex, dat deze benaderingswijze zelden of nooit wordt toegepast. De bestudering van onze cultuur is opgedeeld in allerlei afzonderlijke wetenschappen. Sociologen bestuderen onze samenleving, politicologen ons politieke systeem, economen de wijze waarop wij in ons bestaan voorzien, theologen onze religies, pedagogen bestuderen de jeugd en geriaters onze senioren en hun problemen. En dan heb je nog de wetenschappen en techniek en allerlei kunstvormen. Als je al de resultaten van deze wetenschappen bij elkaar neemt, kun je in theorie een beschrijving geven van  “De Nederlanders en hun leefwijze, hun cultuur”, maar dan moet je wel zeer belezen zijn. 

Kun je dan ook aangeven, waarin de Nederlanders zich onderscheiden van hun buurvolkeren? Ik geloof het nauwelijks. Dat vraagt de samenwerking van wetenschappers uit al die landen. Dat gebeurt ook wel. Elke tien jaar worden in vrijwel alle Europese staten representatieve enquêtes gehouden, waarin de ontwikkeling van de Europese waarden wordt onderzocht. Dan zie je, dat bepaalde opvattingen in het ene land veel meer worden aangehangen dan  in het andere, maar ze ontbreken niet. Opvattingen verschuiven ook en in het ene land sneller dan in het andere. De hogere scholingsgraad en de veel betere communicatie maken dat mogelijk. Maar die snelle dynamiek bestaat nog niet zo lang, al zijn er vaker periodes in de geschiedenis geweest van snelle veranderingen. 

Komen we bij de beginvraag. Is er een Nederlandse cultuur? Ja, maar je hebt een dik boek nodig om die te beschrijven. Wat zijn opvallende kenmerken van de Nederlandse cultuur?  Wat buitenlanders opvalt, waar nog lang een standenmaatschappij heeft bestaan, is de eeuwenoude democratische traditie in Nederland. Die wordt van tijd tot tijd aangetast, misschien ook nu, maar elke keer leidt dat tot verzet. Moet je sommige vormen van het populisme zo interpreteren? Ik denk het wel. Dat democratische bewustzijn leidt ook tot een ander typisch Nederlandse fenomeen: het open en eerlijk voor je mening uitkomen en daarbij is de fijngevoeligheid vaak ver te zoeken. Vooral in de steden vind je een grote openheid naar buiten en een open staan voor nieuwe ontwikkelingen, niet alleen materieel, maar ook geestelijke ontwikkelingen en daarbij dus ook een grote verdraagzaamheid naar mensen, die anders denken. Dat zou samenhangen met onze koopmansgeest, maar er zijn ook filosofen als Spinoza, die voor een fundament hebben gezorgd. Vrijheid, gelijkheid en broederschap waren hier al lang voor de Franse revolutie algemeen aanvaarde waarden. Steeds zie je ook eerbied voor het recht, ook het internationale recht met Hugo de Groot als een van de grondleggers. 

De Europese cultuur kenmerkt zich door het inmiddels algemeen aanvaarden van de democratie, door een eeuwenoude uitwisseling van resultaten van wetenschappen, door een voortdurend contact en wederzijdse beïnvloeding van kunstenaars, ook al eeuwen lang door de grote invloed, die het christendom in vele variaties op alle terreinen van het dagelijks leven heeft gehad. Zonder een behoorlijke kennis van de religie kun je onze taal, de Nederlandse en Europese geschiedenis en allerlei vormen van Nederlandse en Europese kunst uit het verleden niet goed begrijpen en maak je gemakkelijk fouten, niet alleen in taaluitingen, maar ook in de omgang met anderen. In de huidige tijd verdwijnen allerlei verschillen tussen de Europese volken razendsnel. Overal komt Europese wetgeving, die met name de economie regelt, maar ook allerlei zaken, die ermee te maken hebben, zoals wederzijdse erkenning van diploma’s. Wetenschap, kunst, recreatie, sport, communicatie, veiligheidsbeleid; ze spelen zich af op Europees of wereldniveau. 

Zo komen we in aanraking met mensen en meningen,  technieken en werelden, die velen van ons vreemd zijn. Dat kan tot enthousiast verwelkomen van al dat nieuwe leiden, maar ook als bedreigend ervaren worden. Bij alle discussies over Nederlandse of Europese cultuur, over nationalisme of globalisme, over witte en zwarte wijken, over emigratie en immigratie, over religie en secularisatie spelen gevoelens een grote rol. Daarom zijn de gesprekken ook zo moeilijk, want gevoelens kun je niet zo maar weg redeneren. Dat wil niet zeggen, dat we niet aan het gesprek moeten beginnen.

 Jaargang 2, Nr. 49.

Wat geeft zin aan een leven?

maandag, februari 8th, 2010

ZIN IN HET LEVEN 

In deze “Columns van de week” hebt u meerdere malen kunnen lezen over mijn ervaringen met de ouderenzorg. Ik schreef over het persoongebonden budget, het pgb, over de profiteurs van dit soort regelingen, over bezuinigingen in de thuiszorg en hoe personeel de klappen kreeg, over het mislukken van schaalvergrotingsprojecten en de daarop volgende faillissementen en over reorganisaties en de onrust, die ze veroorzaakten. Dat zal nu wel minder worden, want de tante, waarmee ik al die ervaringen deelde, is op 23 januari 2010 heel rustig overleden. Jarenlang was het een ver wonend familielid, dat ik slechts oppervlakkig kende. De laatste vier jaar trok ik mij steeds meer haar lot aan, want ik was immers de neef, die het dichtste bij woonde. 

Ze was al jaren heel slecht ter been en kreeg meer last van duizeligheid. Ze woonde nog steeds zelfstandig en ging met de wijkbus nog elke zaterdag naar het winkelcentrum. Daarbij viel ze een keer en kwam in het ziekenhuis terecht. Thuis ging ze een paar keer onderuit en kon zelf niet meer overeind komen. Ze moest op het alarm drukken om op de been geholpen te worden. Ik maakte me ongerust, maar van een verzorgingshuis wilde ze niets weten. “Dan duurt het een paar weken en ik ben er niet meer.” Een verzorgingshuis was een waar schrikbeeld voor haar. Toen viel ze weer en brak haar enkel. Ze kon niet thuis genezen en kwam voor revalidatie en herstel in een verzorgingshuis in de buurt. Dat kon niet eeuwig duren en dus kwam ze voor de keus te staan: terug naar de flat of in het verzorgingshuis blijven. Een proefverlof wees uit, dat zelfstandig wonen niet langer een optie was. Dus kreeg ze een eigen kamer in De Ametisthorst in de Haagse wijk Mariahoeve. 

Die eerste zes maanden had ze steeds terugkeer naar haar flat als perspectief gehad. Nu was het definitief. Wat zou het worden? Iemand, die altijd onafhankelijk was geweest, moest zich nu voegen naar de routine van het huis. Dus soms lang wachten voordat ze geholpen werd met naar het toilet gaan. Vroeg naar bed en vroeg weer op. Elke keer weer andere verzorgsters. Als die nieuw waren, deden ze het wassen en aankleden op hun manier. Dat beviel mijn tante niet en ze zei er iets van. Dat waren de dames niet gewend. Dat ging soms hard tegen hard. Altijd gedweeë oudjes en nu opeens een assertief mens van 95 jaar jong. Bijna altijd klaarde de lucht weer snel op. Veel verzorgenden gingen haar waarderen, want je kon vaak ook erg met haar lachen en ze had lange verhalen over wat ze allemaal had meegemaakt. Ze kreeg het gevoel, dat ze iets betekende voor de medebewoners en voor de verzorgenden en voor de familie en kennissen. Dat bleek heel sterk, toen ze een half jaar geleden flink ziek werd met hoge koorts en verwardheid. In het gezin van een goede vriendin vervulde zij de rol van plaatsvervangend oma, ook al waren de kinderen inmiddels volwassen. Juist dat gezin kwam die zondag op bezoek. Wat schrokken ze en met zijn allen begonnen ze samen te bidden, dat de vonken er van afvlogen. Ze herstelde en of dat nu van de medicijnen kwam of dat er door dat bidden een wonder was gebeurd; ik zou het niet durven zeggen. Voor mij was het werkelijke wonder, dat ze – toen we het haar vertelden – begreep hoe veel de mensen van haar hielden. Zo kreeg haar leven zin. 

Ik leerde, dat doorzettingsvermogen, humor en assertiviteit heel belangrijk zijn om het leven vol te houden, maar dat de mensen om je heen, die jou bevestigen, erg belangrijk zijn om jouw leven zin te geven. Daar moest ik aan denken, toen de Vereniging Voor Vrijwillige Euthanasie pleitte voor het niet langer strafbaar stellen van hulp bij zelfdoding. Zij vertelden verontwaardigd over een verder gezond echtpaar van begin zeventig jaar oud, dat vond, dat het “klaar” was met het leven en er “dus” uit wilde stappen. Ze wendden zich tot hun huisarts en hij wilde (uiteraard) geen medewerking verlenen. Zijn verder gezonde mensen nu niet in staat om hun leven zin te geven door iets voor anderen te betekenen? Waren er geen mensen in hun omgeving, die hen vertelden hoe belangrijk ze voor hen waren die er voor hen waren en hun leven vulden? Wat is dit voor een samenleving, waar mensen niet meer samen leven? Het kan zo anders, leerden mij die laatste twee levensjaren van mijn vrolijke, vriendelijke en altijd optimistische tante.

Jaargang 2, Nr. 48.

Kamervragen

maandag, februari 1st, 2010

VRAGEN OF ANTWOORDEN BEDENKEN? 

De Tweede Kamerfractie van GroenLinks behoort niet tot de top vijf van vragenstellende fracties en geen Kamerlid van GroenLinks zit in de persoonlijke top vijf. Ik vind dat een goed teken. Onze Kamerleden weten de antwoorden al en als ze die niet weten, dan zijn ze goed genoeg om zelf de antwoorden te bedenken. Ze stellen wel vragen en opvallend steeds over onderwerpen die er toe doen. 

Wat betreft de fracties voert de SP de ranglijst aan met 742 vragen, gevolgd door het CDA met 454, de PVV met 390, de PvdA met 371 en de VVD met 367 vragen in het kamerjaar 2008 – 2009. Als er gemiddeld twee dagen nodig zijn om al het onderzoek te doen om de vragen te beantwoorden en we uitgaan van 225 werkdagen per jaar houdt alleen de SP al ruim zeven ambtenaren aan het werk. Vaak is het zo moeilijk om de antwoorden te vinden, dat zo’n dertig procent van de vragen niet binnen drie weken kan worden beantwoord. De persoonlijke top vijf wordt aangevoerd door Thieme van de Partij voor de Dieren met 160 vragen. Marianne houdt dus in haar eentje meer dan één ambtenaar aan het werk. Dan komen er drie PVV-ers, die het vragen stellen als een veredelde vorm van vreemdelingen pesten beschouwen. De Roon met 89, Agema met 75 en Fritsma met 75 hebben niets beters te doen. Wat een kwaliteitsverschil met Van Velzen van de SP, ook met 75 vragen. 

Over het onderwerp pensioenen zou ik wel eens een vraag willen stellen. Luidkeels werd verkondigd, dat de pensioenen – ook die al – onbetaalbaar zullen worden, want de mensen leven na hun vijfenzestigste langer dan vroeger en onze pensioenvoorzieningen zijn nogal luxe in vergelijking met andere Europese landen. Dan denk ik, geen wonder, want we sparen er veertig jaar of langer voor. Maar als je goed las, bleek dat het probleem vooral lag bij de werkgevers, die de brutoloonsom niet willen zien stijgen. Dat brengt hun internationale concurrentiepositie in gevaar. Dit argument zien we bij de afbraak van de verzorgingsstaat steeds weer terugkomen. Al jaren lang willen de werkgevers vooral concurreren door de brutoloonsom laag te houden. De bonussen mogen hoog blijven. Op efficiency wordt minder gelet en evenmin wordt er in geïnvesteerd. Want investeringen gaan van de winst af en winstmaximalisatie is in het huidige denken het hoogste goed. Concurreren door een hoge kwaliteit van het Nederlandse product wordt gediend door research, maar de uitgaven daarvoor staan door het winstdenken eveneens onder druk. 

In Europa zien we overal afbraak van de verzorgingsstaat omwille van de concurrentiepositie. Om beurten verlagen de lidstaten van de EU hun sociale uitgaven. Zo kun je aan de gang blijven, want elke keer wordt het concurrentievoordeel weer weggenomen. 

Ik zou aan de minister van Sociale Zaken willen vragen of het geen tijd wordt om tot een sociaal beleid op EG-niveau te komen, zodat de afbraak van de verzorgingsstaat wordt gestopt. Het is toch een taak van de EU om concurrentievervalsing tegen te gaan.

 Jaargang 2, Nr. 47.

De geschiedenis herhaalt zich nooit

dinsdag, januari 26th, 2010

PARALLELLEN? 

Hoe vaak heb ik mij niet afgevraagd – en velen met mij – hoe het toch mogelijk is geweest, dat Hitler door democratische verkiezingen in Duitsland aan de macht kon komen. We weten het natuurlijk wel. Na de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog was Duitsland vernederd. Het Rijnland bleef lange tijd bezet. Elzas-Lotharingen was weer Frans. Duitsland moest een enorme schadevergoeding betalen. Het land kreeg te maken met een vreselijke inflatie. Nog steeds beïnvloedt deze de Duitse monetaire politiek. En net toen de economie zich enigszins begon te herstellen brak de economische crisis uit na de beurscrash van 1929. Hitler beloofde werk. Hij speelde in op de revanchegevoelens. En hij zorgde voor een zondebok, die hij de schuld kon geven van alle ellende, die het Duitse volk was overkomen: de Joodse kapitalisten. Daarbij hanteerde hij ook nog toen modieuze, maar dwaze rassentheorieën, waarmee hij aantoonde hoe minderwaardig en boosaardig het Joodse ras was in verhouding tot het Arische ras. Het probleem van de Joden moest opgelost worden; de “Endlösung” was nodig. De Holocaust was het vreselijke resultaat.  

Eigenlijk had ik nu in Westerbork namen moeten lezen van mensen, die vandaar zijn weggevoerd. Een sterfgeval in de familie kwam ertussen. Vijf dagen en nachten worden op het terrein van het voormalige concentratiekamp de namen van de 102000 Joden en Sinti en Roma voorgelezen. Het is te volgen op www.kampwesterbork.nl .Ik was nog een kind toen onze Joodse buren op een dag weg waren. Hun namen vind je onder de 102000. 

Bij de nonnen op de kleuterschool leerde je veel. In de Vastentijd vertelde zuster Gaudentia over het Lijden van Jezus. Uiteindelijk hadden die stoute joden Jezus dood gemaakt. Toen hoorde ik, dat onze buren Joods waren en het kleine jongetje werd heel boos en schold de buren uit, die er niets van begrepen. Mijn ouders hadden weer wat recht te breien. Zeventig jaar later weet ik het nog steeds. Heel mijn onderwijscarrière lang wist ik, dat ik heel voorzichtig moest zijn met kinderen ideeën opdringen. En ik ben gaan begrijpen hoe het Christendom heeft bijgedragen aan het antisemitisme. Gelukkig heeft de Rooms-katholieke Kerk daarover spijt betuigd en beschouwt men het jodendom nu als een broederreligie. 

We beleven opnieuw een crisistijd. De werkloosheid neemt weer toe. Zaken gaan over de kop of hebben het heel moeilijk. Het begon met de bankencrisis. Het was nog enigszins te begrijpen, dat de banken opeens geld te kort kwamen, toen de overgenomen hypotheken niets waard bleken. Maar toen kwam er ook nog een economische crisis met werkloosheid, dalende omzetten en faillissementen. De klimaatcrisis is nog moeilijker te begrijpen. De deskundigen buitelen over elkaar heen bij de actualiteitenrubrieken. Probeer daar maar eens uit wijs te worden. In zo’n situatie kun je de mensen veel wijs maken. Een zondebok is snel gevonden. Je wilt een baan, maar die gaat naar een ‘buitenlander’. Er gaat veel meer mis in onze maatschappij. Wat is er gemakkelijker dan “de buitenlanders’ of “de Islam” tot zondebok te verklaren. Dat hebben we de afgelopen twintig tot dertig jaar in toenemende mate zien gebeuren. Er gaat ook heel wat mis en soms zijn groepjes buitenlanders er schuldig aan. Voordat je het weet ga je generaliseren en geef je ‘de’ buitenlanders van alles de schuld. 

Ik kan mij goed voorstellen, dat je in je kwaadheid er van alles uitflapt, maar als mensen weloverwogen en welbewust gaan stoken tegen buitenlanders, dan gedragen zij zich volkomen onverantwoord. Dat geldt nog veel meer voor politici. Natuurlijk willen ze alleen maar politiek gewin. Ze willen niet, dat het uit de hand loopt, zoals toen in Duitsland. Maar wat maak je wakker? Hoe houd je het boze volk in bedwang? Na de moord op Theo van Gogh heeft het Nederlandse volk betrekkelijk kalm gereageerd. Maar zal dat een volgende keer ook zo zijn nu de mensen steeds weer worden opgezweept tegen de Islam in het algemeen? 

Ik vind ook, dat de vrijheid van meningsuiting zo ver moet gaan, dat iemand meningen uit, die ik weerzinwekkend vind. Maar er is ook een plicht tot verantwoord gedrag. In het proces tegen de heer W. gaat het niet om de vrijheid van meningsuiting. Het gaat er om of de heer W. met zijn uitingen het vreedzaam samenleven van oude en nieuwe Nederlanders zo zeer in gevaar heeft gebracht, dat het onaanvaardbare gevolgen kan hebben. De geschiedenis herhaalt zich nooit, maar er zijn wel parallelle ontwikkelingen. Zo ver als toen in Duitsland mag het nergens meer komen. Het is goed, dat onpartijdige rechters daarover een uitspraak doen.

Jaargang 2, Nr. 46.

Strenger straffen?

zondag, januari 17th, 2010

OPVOEDEN EN STRAFFEN 

Moeten we strenger straffen of moeten we anders opvoeden? Op de Forumpagina van de Volkskrant beweerde een orthopedagoge afgelopen week, dat we zo moeten straffen, dat kinderen het ook echt een straf vinden. Strafregels schrijven is erg vervelend voor de kinderen en dus een geschikte straf. Bij het artikel stond een foto van een aantal jongens, die bezig waren met strafcorvee. Zo leek het tenminste, maar omdat de foto gemaakt was in de aula van mijn vroegere school, het inmiddels afgebroken Niels Stensen College, wist ik, dat het een foto was van de “aulabeurt”. Elke klas moest een week lang na de pauzes de aula, tevens lunchruimte, aanvegen. Nu is het voor mij een aanleiding een column aan het onderwerp straffen te wijden. 

Het ideaal is, dat je kinderen zo opvoedt, dat straffen niet nodig is. Iedere opvoeder weet, hoe moeilijk dat is. Of je nu vader of moeder, leerkracht bent of in de jeugdzorg werkt, altijd is het op de eerste plaats nodig is, dat je duidelijke grenzen stelt en dat kinderen weten, dat er iets zwaait als ze die grens overschrijden. Dat betekent vervolgens, dat je als opvoeder dus consequent moet zijn en dat je als ouders of als collega’s één lijn moet trekken. Het lijkt mij overduidelijk, dat heel wat opvoeders grote moeite hebben zich aan deze basisprincipes te houden. Dat kan liggen aan hun eigen opvoeding of aan het feit, dat ze de ervaringen uit hun jeugd inmiddels zijn vergeten. Opvoeders van vandaag krijgen pas laat kinderen en ze hebben meestal geen of weinig jongere broertjes of zusjes, waaraan ze zich zo geërgerd hebben, dat ze altijd van plan zijn geweest, dat ze hun kinderen niet zo zullen opvoeden. Dan is er de verkeerd begrepen term “Antiautoritaire opvoeding”, die vooral in de laatste decennia van de vorige eeuw opgeld deed. De echte betekenis is, dat je kinderen kritisch opvoedt, zodat ze niet automatisch aan een autoriteit gehoorzamen of dat nu een dictator is of een kerkleider of een ondernemer of een bestuurder is. Je mag je nooit beroepen op de kreet “Befehl ist Befehl!”. Nogal wat ouders legden de term  “antiautoritair” uit als zonder autoriteit. Je moest je kinderen zo veel mogelijk vrij laten en zo vroeg mogelijk zelf laten beslissen. Dan kweek je kleine dwingelandjes, die hun  moeder voor “kutwijf” uitschelden als ze niet onmiddellijk hun zin krijgen. Vroeger had je de bevelshuishouding. Vader was de baas. Toen kwam de onderhandelingshuishouding. Ouders en kinderen overlegden. Toen kwam weer de bevelshuishouding. Kinderen waren de baas. Zo komen we tot een volgend principe. Je moet kinderen opvoeden in het dragen van eigen verantwoordelijkheid, maar dat moet heel geleidelijk gebeuren. Stapje voor stapje geef je de kinderen de kans zelf te beslissen. Laat ze het maar uitleggen, waarom ze iets willen. Laat ze zelf maar zeggen wat er voor en er tegen is en dan ontdekken ze vaak zelf, dat het toch anders moet. De moeilijkste tijd is de puberteit. Kinderen willen dan al veel en ouders zien vooral de risico’s. Als opvoeder moet je risico’s durven nemen. Zeg ze dat ook en laat ze hun neus maar eens stoten. Volwassen worden is iets leren. Bijvoorbeeld leren kiezen. 

Jarenlang was ik mentor van een Atheneum 3 klas. Net in die onzekere periode van de puberteit moesten ze allerlei keuzes maken. Als je bepaalde vakken liet vallen, dan werden bepaalde beroepskeuzes geblokkeerd. Maar wat wilden ze worden? Waarom? Omdat het ze leuk leek of om andere mensen te helpen of om veel te verdienen of om belangrijk te worden of omdat je ouders dat zo graag wilden? Wat hadden hun ouders hun aan opvattingen doorgegeven en voorgeleefd? Als opvoeder moet je ook in je eigen gedrag laten zien wat belangrijk is. Probeer als rokende ouder je kind maar eens duidelijk te maken, dat het beter niet kan gaan roken. Als je zelf een luxe leventje leidt, kun je je kinderen de waarde van soberheid niet duidelijk maken. Ouders en dan vooral de moeders zijn bepalend voor de opvattingen van hun kinderen. De opvoeding overlaten aan de school is geen optie. Dan leer je je kinderen vooral, dat iets voor een ander overhebben en aandacht hebben voor elkaar niet belangrijk zijn en je begeleidt ze zeker niet naar het dragen van verantwoordelijkheid voor zich zelf, voor hun eigen leren en dat van hun klasgenoten. 

Moet je als opvoeder straffen? Ja, maar zo min mogelijk. Dat kan als je consequent opvoedt. Als je duidelijk grenzen stelt. En hoe moet je straffen? De straf moet kinderen duidelijk maken, dat ze zich door hun gedrag buiten de gemeenschap, het gezin of de klas plaatsen. Zoals jij je gedraagt, kun je niet aan tafel blijven of in de klas zitten. Of zoals jij je gedraagt verspeel je je voorrechten. Bijvoorbeeld iets langer opblijven of de meester bij zijn voornaam noemen. Soms is tien regels schrijven met een duidelijke boodschap beter dan vellen vol. Wees nooit bang om streng te zijn. In het begin kijken ze boos en later zijn ze je dankbaar. Soms hoor je dat nog van ze als ze al lang van school zijn of als ze zelf kinderen, jouw kleinkinderen hebben.

Jaargang 2, Nr. 45.

Geloven in dogma’s

zondag, januari 10th, 2010

MENSEN, DIE GEEN TWIJFELS KENNEN 

Je komt ze in allerlei verbanden tegen, van die mensen, die heilig overtuigd zijn van hun gelijk of van de waarheid van hun overtuiging. Het zijn niet de gemakkelijkste mensen voor hun omgeving. Ze vormen ook een risico voor de samenleving. Zeker als zij als politiek leider hun leer op grote aantallen mensen kunnen overbrengen of als hoofd van hun onderneming niet bereid zijn te luisteren naar hun deskundige ondergeschikten. Ze zijn een gevaar voor kinderen als zij ze naar hun model dwingend willen opvoeden. Ze maken het de kinderen onmogelijk eigen keuzes te maken en zo te groeien naar volwassenheid. 

Deze week maakte ik de afscheidsplechtigheid van een overleden bekende mee. Ik werd getroffen door de woorden van zijn kinderen, die uitlegden hoe hun vader zo geworden was, maar dat hij in het zicht van de dood toch milder was geworden en eindelijk ook eens zijn gevoelens had getoond. Ik dacht weer aan mijn eigen vader, die ook zo streng kon zijn en ik dacht aan mij zelf in mijn jonge jaren. Uit bezorgdheid was ik ook veel te dwingend en toen ik inzag dat ik beter meer vrijheid kon toestaan, ging de omgang met de leerlingen veel soepeler en bereikte ik mijn opvoedingsdoelen beter. 

Het dogmatisch denken komt in onze samenleving steeds meer voor. Het lijkt soms of mensen al vlug van mening zijn, dat uitkomsten van onderzoek slechts overtuigingen zijn, dogma’s, dus absolute zekerheden. Maar die hoef je niet te geloven. Al die deskundigen, die overtuigd zijn van het warmer worden van het klimaat en alles wat daarbij hoort, kennen wel degelijk twijfels. Ze benadrukken juist, dat het niet voor 100% zeker is, maar wel voor 95%. Als wetenschapper behoor je juist elke keer weer vraagtekens te zetten bij de uitkomsten van je onderzoek. Daaraan gaan de klimaatsceptici geheel voorbij. Een ander voorbeeld.  Er is een partij, die er vast van overtuigd is, dat de politieke islam ons veel onheil brengt. Van enige twijfel over hun eigen beweringen merk je bij hen niets. Maar hun beleid berust wel geheel op dat dogma van het islamgevaar. Daarmee boeken ze veel succes, want deze tijd kent veel ontwikkelingen, die we maar moeilijk kunnen begrijpen en die we vreemd en ongewoon vinden. De mensen voelen zich daardoor onzeker en hebben dan behoefte aan duidelijkheid en aan een sterke leider. Zelfs serieuze dagbladen schrijven, dat het tegenwoordig ontbreekt aan krachtige en inspirerende leiders. Wat bedoelen ze dan? Zo’n fractievoorzitter, die in zijn eentje bepaalt, wat de standpunten van de fractie zijn? Of een fractieleider, die in samenspraak met zijn/haar fractie tot standpunten komt, die hij/zij vervolgens op inspirerende wijze naar buiten brengt en zo vertrouwen wekt en steun krijgt bij de bevolking? Iemand, die er voor zorgt, dat de gezamenlijke afspraken ook worden nagekomen in plaats van dat hij/zij slechts opdrachten geeft. In een democratie hoort dat laatste niet. Een fractie en de kiezers horen dat niet te accepteren. Maar ja als ze allemaal in dezelfde dogma’s geloven….! 

Soms hangt het samen met een psychische afwijking. Ik herinner mij een scène, waarin een autist een zebra begint over te steken bij het sein “WALK” en midden op de zebra blijft stil staan als het sein “DON’T WALK” verschijnt. Ook al wordt iets geboden of verboden, je moet nooit je gezonde verstand uitschakelen. Zo sta ik ook tegenover de vele dogma’s van mijn Katholieke Kerk, die in de loop der eeuwen door min of meer knappe theologen bedacht zijn en door een vergadering van bisschoppen en de paus, een concilie dus, zijn bevestigd. Je moet er je verstand bij gebruiken en je mag er rustig aan twijfelen. De narigheid is, dat veel bisschoppen benoemd zijn nadat ze er duidelijk blijk van hadden gegeven nooit te twijfelen. En zo eisen ze nu dat absolute geloof in die dogma’s en ook absolute gehoorzaamheid aan allerlei kerkelijke regels. Dat levert nogal wat kritiek op en de critici hebben een inspirerend voorbeeld in Jezus van Nazareth, die blijkens de evangeliën vaak kritiek had op het blindelings volgen van de regels, door hogepriesters uitgevaardigd. Als je bij zo’n bisschop je verstand niet op nul zet, loop je grote kans door de bisschop ontslagen te worden. En dat is dan ook maar al te vaak gebeurd. Van enig gevoel geeft zo’n bisschop geen blijk, behalve dan van woede, dat iemand niet aan hem gehoorzaamt. Enig mededogen met zijn slachtoffers toont hij niet. Wat moeten we met zo’n regelneef? Wat maakt hem zo? Is het alleen plichtsbesef? Is het misvorming tijdens zijn opleiding? Is het trouw aan het gezag van de paus, hoe verkeerd begrepen ook? Past het in zijn streven naar een carrière binnen de wereldkerk? Of is er toch iets anders aan de hand? Moet de geestelijke gezondheid van Mgr. Eijk ons zorgen baren?

Jaargang 2, Nr. 44.

Je afsluiten voor een boodschap

zaterdag, januari 2nd, 2010

GEMAKKELIJKE KRITIEK OP DE KERSTTOESPRAAK VAN DE KONINGIN 

Het nare van het te gemakkelijk een verband zien met de moderne communicatiemogelijkheden is, dat het de critici de kans biedt het eigenlijke onderwerp te negeren. Maar eerst de kritiek. Deze weblog ben ik gestart omdat ik meer mensen wilde bereiken. Dat lukt redelijk, al boek ik niet de aantallen bezoekers, die bekende bloggers melden. Die krijgen soms op één dag het aantal, dat ik in een heel jaar haal. Soms merk ik, dat er intensieve discussies worden gevoerd. Ik heb er een keer aan meegedaan, toen ik merkte, dat aan een wat haastige reactie allerlei onjuiste conclusies werden verbonden en dat mensen een totaal verkeerd beeld van mij hadden gekregen. In een face to face contact zal mij dat niet gemakkelijk overkomen. Ik ben gewend mensen te observeren als ik met ze in gesprek ben en merk het al vlug als ik verkeerd begrepen wordt of als ik verontwaardiging oproep. Contacten via de moderne media missen dus al veel kwaliteit. Ze missen ook vaak de normale fatsoenskwaliteit doordat veel gebruikers zich van schuilnamen bedienen. Soms is de reden daarvoor, dat mensen agressieve reacties vrezen. Redeloos geweld komt ook buiten de virtuele wereld voor. Daar wordt het tenminste bestreden en door de publieke opinie veroordeeld. Ik ben van mening, dat het Wilde Westen Web een potige sheriff nodig heeft, die eens flink orde op zaken stelt. Allerlei openbare discussiefora op internet hebben een taak fatsoenlijk gedrag te eisen en anders een computer de toegang te weigeren. 

Maar dit was niet het hoofdonderwerp van de Kersttoespraak. Het ging over de atomisering van de samenleving. Allemaal losse individuen, die geen echt contact meer hebben met elkaar en geen solidariteit meer voelen naar hun medemensen. Nu is de koningin niet de enige, die dit heeft opgemerkt. Ik sprak er al in mijn lessen over en ben al ruim vijftien jaar het onderwijs uit. Ik legde toen een verband met de grootschalige stadsuitbreidingen als Kanaleneiland, waar de school stond of Overvecht. Ik merk nu, dat zelfs in dit soort wijken een dorpsachtige sfeer kan ontstaan en mensen tot echt contact komen. Op steeds meer plaatsen worden straatfeesten of buurtbarbecues georganiseerd en duidelijk met de bedoeling elkaar beter te leren kennen. Ik ben bang, dat bij een virtuele barbecue mijn honger naar voedsel en contact niet gestild zal worden. 

Moeten we individualisering dan afwijzen. Neen! Ik vind individualisering een goede zaak zolang die niet leidt tot al dan niet zelf gekozen isolement. Voor mij betekent individualisering, dat ik mijn eigen keuzes maak, mijn eigen leven bepaal, maar daarbij houd ik rekening met de belangen van anderen en laat ik mij leiden door mijn eigen opvattingen, mijn waarden en die van de samenleving, waarvan ik deel uitmaak. Met de koningin ben ik bang, dat die bereidheid rekening te houden met de ander en met de samenleving als geheel minder is geworden. Ik heb het nu niet over mensen, die niet zo contactgevoelig zijn en die maar liever met rust worden gelaten. Lieve mensen, die een ander niet tot last zijn. Nee, het gaat over die mensen, die doen waar ze zelf zin in hebben zonder met een ander rekening te houden. Mensen, die niets voor een ander over hebben. Die belasting als diefstal zien, maar wel mopperen als de overheid niet aan hun verlangens tegemoet kan komen. Van die overlastgevers, die na jaren klachten van de buren door de woningbouwvereniging uit hun huis gezet worden. Ik ben bang, dat zulke mensen er meer zijn dan vroeger. 

Wat is dan het verschil met vroeger? Mensen zijn tegenwoordig veel mobieler dan vroeger en elders kunnen ze zich gemakkelijk anoniem misdragen. In de dorpen en stadsbuurten kenden de mensen elkaar. Dat is nu vaker niet het geval. Vroeger hoorden de mensen bij een bepaalde zuil. Dat werd soms als benauwend ervaren, maar bood anderzijds een stuk veiligheid en zekerheid. De zuil bepaalde hoe het hoorde en de sociale controle zorgde ervoor, dat mensen zich aan de regels hielden. Binnen het gezin en binnen de zuil leerde je wat je waarden zijn. Door de ontzuiling en door de gebrekkiger wordende opvoeding raken steeds meer mensen stuurloos. Ik vraag mij vaak af wat de waarden zijn van mensen, die nergens meer bij horen. Hoe bereik je zulke mensen? Willen ze wel bereikt worden? 

Zoals zo vaak meer vragen dan antwoorden. Maar misschien is dit bij het begin van het nieuwe jaar toch iets om over na te denken. Ik wens mijn lezers Alle Goeds voor het Nieuwe Jaar 2010.

Jaargang 2, Nr. 43.

SPÖ en Grünen in Oostenrijk

zondag, december 27th, 2009

SOCIAAL-DEMOCRATEN EN GROENEN IN OOSTENRIJK EN NEDERLAND 

Het Markt- en Opinieonderzoekbureau IMAS uit Linz in Oostenrijk heeft een vergelijking gemaakt tussen de aanhangers van de SPÖ en van de Groenen in Oostenrijk. De Wiener Zeitung wijdt er een opinieartikel aan, dat is terug te vinden op hun site. Het leek mij interessant aandacht te schenken aan enkele resultaten daarvan en daarbij mij af te vragen hoe dat in Nederland zou zijn. 

In veel opzichten verschilt Oostenrijk van Nederland. Het land is overwegend Rooms-katholiek en de maatschappelijke betekenis van de kerk is er nog groot. De secularisatie is er minder ver voortgeschreden. Er zijn nog veel traditioneel gelovigen en allerlei religieuze gewoonten zijn er nog volop in zwang. Kijk er maar eens op een kerkhof of zie sociaal-democratische raadsleden meelopen in een Sacramentsprocessie. Er zijn minder politieke partijen en kleinen christelijke partijen al CU en GPV ontbreken er, maar ook een partij als de SP. Wel vind je er twee neonazipartijen met gelijke opvattingen. De “zwarten” mag je ook neonazi’s noemen in tegenstelling tot onze PVV. Uiterst links vind je alleen de Groenen. De ÖVP is er in geslaagd de traditionele aanhang van niet of laag geschoolde arbeiders te behouden, die bij ons hun toevlucht hebben gezocht bij de SP en voor zo lang als dat duurt bij de PVV. Bij de laatste verkiezingen hebben de Groenen nogal wat aanhang verloren doordat ze hun voorman Dr. Van der Bellen terzijde hebben geschoven en de uitstekende Europarlementariër Johannes Voggenhuber geen nieuwe periode gunden. Met hun standpunten over de verwijdering van kruisbeelden uit klaslokalen en openbare gebouwen en over het homohuwelijk maakten zij zich in het conservatieve Oostenrijk niet populair en kennelijk hebben zij de kiezers niet duidelijk kunnen maken, dat de vergroening van de economie heel veel nieuwe banen oplevert. De Groenen vinden hun aanhang kennelijk in het kleine geseculariseerde deel van de bevolking. In Nederland vind je in GroenLinks nog steeds religieus geïnspireerde mensen, die duurzaamheid, pacifisme en sociale rechtvaardigheid belangrijk vinden. De overeenkomst tussen GroenLinks en de Oostenrijkse Groenen is, dat de aanhangers veelal hoog zijn  opgeleid en een goed inkomen hebben. Ze komen in hun standpunten niet zo zeer op voor hun eigen belang, maar kijken ook naar de belangen van de lagere inkomensgroepen al is het moeilijk om je in de situatie van de echte armen in te leven en hun taal te spreken. De Groenen zijn gemiddeld ook jonger en ze hebben veel meer vrouwelijke sterk feministisch georiënteerde  aanhangers dan de sociaal-democraten. 

Het onderzoek van het Imas vergeleek de aanhangers van SPÖ en Groenen wat betreft hun opvoedingsdoelen en hun politieke standpunten. 

Opvoedingsdoelen 

                                SPÖ       Groenen                            Gehoorzaamheid           64            35
"Heimatliebe”               48            21
Bescheidenheid            44            26
Vroomheid                   32              4
Weetgierigheid             52            70
Milieubewustheid         50            70
Tolerantie                   29             46
Democratisch bewustzijn  32         45 

Politieke standpunten 

Verhoging van de pensioenen            69            54
“Überfremdung” tegengaan               60             30
Zwaardere straffen                          60             34
Eerlijke verdeling van inkomens         57              34
Meer kansen voor vrouwen                54              66
Onderwijs en vorming verbeteren       41              61
Integratie verbeteren                       25             47
Europese integratie bevorderen          16             34
—————————————————————————-  

Je zou verwachten, dat de aanhangers van de SPÖ veel meer maatschappelijk geëngageerd zijn, maar dat geldt slechts voor 19 procent. Voor de Groenen is dat met 43% een belangrijk kenmerk. In tegenstelling tot de sociaal-democratische kiezers zijn de groene kiezers veel meer milieubewust, meer geglobaliseerd, jonger en met meer ondernemingszin en geloof in de vooruitgang, stedelijk georiënteerd, kunstzinnig en multicultureel ingesteld. De sociaal-democratische aanhang denkt nog zeer traditioneel aan eerste mei optochten, rode vaandels, klassenstrijd en oude sociaal-democratische theorieën, terwijl de sociaal-maatschappelijke werkelijkheid totaal veranderd is. Het politieke concept van de sociaal-democraten moge verouderd zijn, dat van de groenen lijkt te theoretisch en teveel een levensgevoel dan een politiek concept. Zijn  ze in staat compromissen te sluiten? Kunnen ze hun aanhang vergroten? De eindconclusie van het artikel is, dat beide linkse partijen het in Oostenrijk moeilijk hebben. De sociaal-democraten moeten moderniseren en de groenen moeten aan realiteitszin winnen.  

Bron: SPÖ-Wähler und Grüne: Die ungleichen Linken. Wiener Zeitung, 29 augustus 2009.
Zie ook www.wienerzeitung.at/analyse . 

Jaargang 2, Nr. 42.