DEMOGRAFISCHE TRANSITIE
Steeds weer opnieuw merk ik, dat politici, journalisten en bloggers inzicht missen in demografische ontwikkelingen in Europa en in de rest van de wereld. Ik heb er vaker over geschreven en daarbij uitgelegd welke factoren van invloed zijn op het geboortecijfer. Ik heb de begrippen ontgroening en vergrijzing behandeld, die wijzen op veranderingen in de leeftijdsopbouw. Die wordt vaak weergegeven in een bevolkingsdiagram. De vorm daarvan duidt bij een piramide op groei, bij een granaat op stilstand en bij een ui-vorm op afname van de bevolking. Alles wordt bepaald door geboorte en sterfte en in mindere mate door migratie. Maar hoe hebben die geboortecijfers en sterftecijfers zich in de loop van de eeuwen ontwikkeld. Daarop geeft het demografisch transitiemodel een antwoord.
Tot eind negentiende eeuw heerste in Nederland het primitief demografisch regime. Het werd gekenmerkt door hoge geboortecijfers, tussen de 40 en 50 ‰ en hoge sterk wisselende sterftecijfers van gemiddeld dezelfde hoogte. Het resultaat was een wereldbevolking, die eeuwenlang maar langzaam groeide. De hoge geboortecijfers werden veroorzaakt doordat vrouwen al jong huwden en veel kinderen kregen. Door het hoge geboortecijfer was de gemiddelde leeftijd laag en waren er dus ook veel vrouwen per duizend inwoners, die kinderen konden krijgen. Overigens huwden in Nederland velen op wat latere leeftijd of ze huwden bij gebrek aan een inkomen niet. Dat kwam vooral voor bij boeren en middenstanders. Men noemt dat het agrarisch-ambachtelijk huwelijkspatroon. Het hoge sterftecijfer werd veroorzaakt door honger, epidemieën, slechte medische omstandigheden en oorlogen. Als in de loop van de negentiende eeuw de medische wetenschap voortgang boekt en men het belang van hygiëne beter begrijpt dalen de sterftecijfers. Tegelijk stijgt ook de voedselproductie door de uitvinding van de kunstmest en door betere landbouwmethoden. In Nederland en bijvoorbeeld ook in Duitsland kunnen dan heidevelden worden ontgonnen. Door de kunstmest hebben de boeren de schapenmest niet meer nodig en dus ook niet de heidevelden, waar die schapen graasden. Boerenzoons beginnen een ontginningsbedrijf en kunnen nu wel huwen. Het geboortecijfer stijgt aanvankelijk nog iets. Iets hogere geboortecijfers en dalende sterftecijfers betekenen dan een sterk versnelde groei. Maar de industrie heeft veel arbeidskrachten nodig. Er treedt dus tegelijk een sterke urbanisatie op. Deze verschijnselen zien we ook in de Derde Wereld, maar allemaal wat later. Onze industrie had energie en grondstoffen nodig en die haalden we uit de koloniën. Het kolonialisme maakte missie en zending mogelijk en vooral daardoor kwam er onderwijs en medische zorg.
Als ouders ontdekken, dat de toegenomen welvaart een betere scholing vereist en ze merken hoe duur het grootbrengen van kinderen is en tegelijk niet langer de helft van de kinderen jong sterft, gaat men het aantal kinderen per gezin beperken. De geboortecijfers dalen. Het tempo van de groei neemt af. Als de sterftecijfers laag zijn geworden en de geboortecijfers weinig hoger dan is er een klein geboorteoverschot. De bevolking groeit langzaam. De transitie is voltooid.
De Derde Wereld had als probleem, dat weliswaar de sterftecijfers daalden, maar de geboortecijfers hoog bleven. De bevolking bleef snel groeien. Ouders zagen in kinderen een bron van welvaart. Als ze wat ouder waren, konden ze meewerken op het land en als de ouders hulpbehoevend waren geworden, konden de kinderen voor hun ouders zorgen. Langzamerhand daalt toch het aantal kinderen per gezin. Ouders hebben door, dat niet langer de helft van de kinderen jong sterft. Zo veel kinderen krijgen is dus niet meer nodig. Ook in de Derde Wereld willen de ouders voor hun kinderen goed onderwijs en meer kans op een goede baan. Dat is een reden om het kindertal te beperken. In de meeste Derde Wereldlanden is de groei inmiddels flink vertraagd. In 2010 waren er nog dertien landen met een geboortecijfer van 40‰ of meer. Er waren elf landen met een sterftecijfer van 15‰ of meer. Het einde van de groei komt in zicht. Toch groeien alle andere werelddelen nog sneller dan Europa.
In Europa is in bijna alle landen het geboortecijfer al tientallen jaren laag. Daardoor neemt het aantal ouderen procentueel toe. Daardoor stijgt het sterftecijfer. In 2010 hadden van veertig Europese staten er negentien een sterfteoverschot. Het sterftecijfer was hoger dan het geboortecijfer. Toch nam in een aantal van die landen door immigratie de bevolking nog toe. Er is veel verzet tegen immigratie, want de komst van vreemdelingen geeft altijd aanpassingsproblemen. Toch blijft die immigratie nodig om het tekort aan arbeidskrachten te verminderen. Het bedrijfsleven eist dat. Het huidige overschot aan arbeidskrachten zal bij een opleving van de economie snel verdwijnen. We kunnen er niet op rekenen, dat er blijvend mensen van elders zullen komen, want ook in de herkomstlanden neemt de groei af en kunnen tekorten aan arbeidskrachten ontstaan. Willen we meer welvaart, dan vereist dat economische groei en die vereist weer arbeidskrachten. Wat gaat het worden? Bevolkingskrimp op Europees niveau en voor Nederland als geheel? Kan en moet de economie dan nog groeien? Is het wenselijk, dat de economie blijft groeien? Is groei zonder vervuiling en zonder uitputting van energiebronnen en grondstoffen mogelijk? Zijn er voldoende zorgverleners voor die grote groep ouderen? Is die zorg betaalbaar door het slinkend aantal jongeren? Zijn die jongeren daartoe bereid? Het zijn spannende vragen, waar we niet graag over nadenken en stemmen op een partij, die er wel over nadenkt, dat doen we liever niet. We zijn bang voor de consequenties en steken liever de kop in het zand. En politici zijn net mensen. Ze denken alleen maar aan de korte termijn.
Jaargang 5, Nr. 250.