GEWOON VORSTVERWERING
De Volkskrant heeft vandaag (9-1-2014) een wat sensationeel artikel onder de kop “Zeldzame vorstknallen teisteren Canadezen”. De auteur lijkt van mening, dat het om een zeldzaam natuurverschijnsel gaat. De knallen dreunen zodanig, dat mensen denken aan een aardbeving. Het heeft te maken met de heersende koude. Daarom noemt men het cryo-seismiek. Omdat het aardbevingsonderzoek en de meteorologie in Nederland nauw verbonden zijn en de zeer lage temperaturen kennelijk een rol spelen, raadpleegt de journalist vooral weerkundigen. Hij had beter geologen of geomorfologen of fysisch-geografen kunnen benaderen.
Aardbevingen spelen zich op grote diepte af en worden door verschuivingen van delen van de aardkorst veroorzaakt. Soms zijn er kleine lokale bevingen doordat een grot of een mijngang instort of gesteentelagen worden samengeperst doordat er aardgas aan onttrokken is. Het eerste gebeurde vroeger in Zuid-Limburg en het laatste komt nu herhaaldelijk voor in Groningen. Dan zijn er nog aardbevingen, die veroorzaakt werden door ondergrondse kernproeven. Ze worden allemaal door seismografen geregistreerd. Seismologen interpreteren de seismogrammen. Ze kunnen samen met collega’s elders de locatie van de beving vaststellen en de intensiteit. Het in de krant beschreven verschijnsel heeft met dit alles helemaal niets te maken.
Vorstverwering komt voor in gebieden met een afwisseling van vorst en dooi. Deze vorm van verbrokkeling van gesteenten kan dus ook in Nederland voorkomen. Als je de kratten pils bij vriezend weer op het balkon zet, kan het bier bevriezen en dan knapt de fles. Een niet goed beschermde waterleiding kan stuk vriezen. Dat merk je vooral als het bevroren water weer ontdooit. Daarom liggen waterleiding altijd minstens 60 cm diep, waar de vorst niet doordringt. Op het plantsoen van de Janssingel in Arnhem stonden vroeger neoklassieke kalkstenen beelden, maar ’s winters gingen ze naar een depot. Aan oude gebouwen zie je hoezeer ze verweerd zijn. Och natuurlijk, zal de weerman van Omroep Flevoland zeggen.
Daar waar de temperatuur onder de 0° Celsius blijft zoals hoog boven de sneeuwgrens in gebergten of in de poolgebieden komt vorstverwering niet voor. Je moet lager zijn, waar het afhankelijk van het seizoen ’s nachts kan vriezen en overdag kan dooien. Vocht dringt overdag in heel smalle spleetjes van het gesteente. Als het ’s nachts bevriest, zet het ijs uit en drukt het gesteente een heel klein beetje uit elkaar. Uiteindelijk springt het stuk steen los. Daar vallen stukken steen van de rotsen af en dan vooral in de ochtend als het ijs, dat de steen heeft losgedrukt ontdooit. In een kloof moet je vooral in de ochtend attent zijn op vallende stenen. Het kan ook in woestijnen voorkomen. De dauw zorgt dan voor vocht en in een woestijn kan het ’s nachts gemakkelijk vriezen.
De stukken steen vormen onderaan een rotswand een puinhelling. De rotsblokken van de puinhelling kunnen verder verpulveren. Eenmaal klein genoeg kunnen de stukken steen door stromend water afgevoerd worden. Al voortrollend slijten ze mooi rond af. Daaraan kun je riviergrind herkennen. Het materiaal wordt steeds fijner en uiteindelijk zand of klei. Dat kan weer zandsteen of leisteen worden en daarna begint alles weer van voren af aan. Gebergten worden gevormd en afgebroken en weer gevormd en weer afgebroken. Het duurt wel honderden miljoenen jaren.
Wat maken de Canadezen nu mee? De extreme kou zorgt voor een sterke krimp van de gesteenten, terwijl het ijs in spleetjes juist uitzet. Als er dan een rotsblok in een park of een wat poreuze steen van een gebouw los raakt geeft dat een knal. Als het weer gaat dooien, moeten ze wel oppassen voor vallende stenen van gebouwen. Dat moet de Volkskrant toch maar even doorgeven aan die Canadezen.
Jaargang 6, Nr. 300.