Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

De paus en de pil

vrijdag, februari 20th, 2015

PAUS FRANCISCUS IS GEEN DEMOGRAAF

In het vliegtuig op de terugweg van zijn bezoek aan de Filippijnen sprak Franciscus met journalisten. Zijn taalgebruik was nogal populair. Als je als aartsbisschop van Rio de Janeiro gewend bent om regelmatig de armen in de sloppen te bezoeken, hoeft dat niemand te verwonderen, behalve dan de zeer beschaafde Antoine Bodar, die de Romeinse sloppen waarschijnlijk alleen van foto’s kent. Maar goed, op de vraag of echtparen zelf hun kindertal mogen bepalen antwoordde Franciscus, dat katholieken echt niet verplicht zijn zich als konijnen voort te planten. Ze moesten zelf bepalen of ze geen of één of twee of drie kinderen willen. Maar daarbij bleef de leer van Humanae Vitae wel onverkort gehandhaafd. Dus geen pil, want volgens de paus waren er even effectieve methoden, die wel mochten. De enige echt effectieve methode is de totale onthouding, populair het Jozefhuwelijk genaamd. Dat mag je van echtparen waar man en vrouw nog stevig verliefd zijn niet vragen. Bekender is de periodieke onthouding met de verbetering dat de vrouw dagelijks haar lichaamstemperatuur meet. Bij de eisprong gaat die omhoog. Als een vrouw heel regelmatig menstrueert, valt de vruchtbare periode redelijk nauwkeurig vast te stellen. Toepassen van deze methode levert duidelijk minder zwangerschappen op, maar het gemiddeld kindertal per gezin komt toch uit op vijf. Zelfs een zeer regelmatige vrouw kan wel eens een keer minder regelmatig zijn en voor veel vrouwen met een onregelmatige menstruatie is de methode ongeschikt. Alle andere methoden zijn volgens de kerk verboden: coïtus interruptus (voor het zingen de kerk uit), condooms, sterilisatie van man of vrouw, het spiraaltje en de pil. Elk van deze methoden wordt zonder enige gewetensnood door katholieken toegepast. Voortzetting van her verbod is een slag in de lucht. De kerk maakt zich er alleen maar ongeloofwaardig mee. De synode in het najaar moet de verantwoordelijkheid voor de methode van geboorteregeling geheel bij de echtparen zelf leggen.

Waarom zou de kerk moeten instemmen met geboorteregeling? De zogenaamde temperatuurmethode is overigens ook nuttig als een vrouw graag zwanger wil worden. Je kunt het moment van de eisprong en dus de maximale vruchtbaarheid nauwkeurig bepalen. Als methode voor geboorteregeling is hij onvoldoende effectief. Bij vijf kinderen per gezin blijft de wereldbevolking groeien en het is niet moeilijk om vast te stellen in welk jaar er bij voortgaande groei per wereldburger nog precies één vierkante meter landoppervlak beschikbaar is, woestijnen, hooggebergten, landijskappen inbegrepen. Lang voordien is er al een noodtoestand: gebrek aan voedsel en drinkwater, gebrek aan ruimte, gebrek aan grondstoffen en energie en teveel milieuverontreiniging. Het kan ook tot vreselijke oorlogen leiden.

Zijn er ook redenen om voorzichtig te zijn met anticonceptiemiddelen? Er is nog niet zoveel bekend over schadelijke bijwerkingen op de lange termijn. Sommige soorten van de pil kunnen tot trombose leiden. De kerk zou door goedkeuring van het pilgebruik niet verantwoordelijk gesteld willen worden voor schadelijke bijwerkingen. Een reden te meer om de verantwoordelijkheid te leggen bij de echtparen.

Effectieve anticonceptie zou er voor kunnen zorgen, dat al te viriele mannen hun vrouw nauwelijks rust gunnen. Het vergt toch een zekere zelfbeheersing. De huwelijksdaad moet een uiting van wederzijdse liefde zijn en geen haastige routine. Misschien komt het iets gemakkelijker tot ontrouw. Die heeft immers geen buitenechtelijke zwangerschap tot gevolg. De synode zou zich veel meer moeten bezighouden met de wederzijdse liefde. Hoe maak je elkaar gelukkig in een huwelijk? Hoe voed je met elkaar de kinderen op tot goede mensen, die weten wat liefdevol leven inhoudt? Hoe zorg je voor een harmonieus gezinsleven? Hoe voorkomen we huiselijk geweld? Er zijn binnen de gezinnen immense problemen. Dan ga je niet praten over wel of geen pil of condoom.

Ik wens al die celibataire mannen veel succes bij hun beraadslagingen. Ik hoop dat ze daaraan voorafgaand willen luisteren naar al die opa’s en oma’s, papa’s en mama’s en un kinderen en kleinkinderen en niet zonder hen over hen beslissen.

Jaargang 7, Nr.349

De nationale rekentoets 2

donderdag, februari 12th, 2015

DE OPLOSSINGEN

Kennelijk had ik in mijn vorige blog nogal lastige opgaven geplaatst, want er kwamen nul reacties binnen. Het kan zijn dat het scherp afgestelde Spamfilter ze heeft tegengehouden.

Eerst de vraag over het geboortecijfer. Als vrouwen hun kinderen tussen de 20 en 25 jaar krijgen, dan komen er in een eeuw 4 tot 5 generaties. In het geval, dat de kinderen geboren worden in de jaren tussen de dertigjarige en vijfendertigjarige leeftijd van de moeder komen er in een eeuw ongeveer drie generaties. Elke nieuwe generatie levert weer bevolkingstoename op. In het eerste geval vier en een half keer; in het tweede geval drie keer. In dit laatste geval gaat de groei dus langzamer en dat weerspiegelt zich van jaar tot jaar in lagere geboortecijfers. Dit is een van de redenen, waarom in Nederland de natuurlijke groei erg langzaam gaat.

Het tweede sommetje. Ik werd 24 mei 2009 vijfenzeventig jaar en 38 dagen later op 1 juli werd een kleindochter vijftien. Op welke datum was ik precies vijf keer zo oud?

De oplossing: Op 1 juli was ik 75 jaar plus 38 dagen en mijn kleindochter precies vijftien jaar. Ze moest dus ouder worden om precies één vijfde van mijn leeftijd te zijn. We stellen dat dit y dagen zou duren. Na y dagen ben ik 75 jaar en 38 dagen plus y dagen. Op die dag geldt dat vijf keer de leeftijd van mijn kleindochter daaraan gelijk is. Mijn kleindochter is dan 15 jaar plus y dagen.
Nu geldt dus: 75 jaar + 38 + y = 5 X (15 jaar + y)
75 jaar + 38 + y = 75 jaar + 5t
38 + y = 5y
38 = 4x
9½= y
9½ dag na 1 juli dus op 11 juli ben ik precies vijf keer zo oud als mijn kleindochter. Zelf ook proberen? Vijf jaar later werd ik tachtig en zij twintig. Wanneer was ik precies vier keer zo oud?

Deze opa vindt het gewoon leuk om een slimme kleindochter uit te dagen. Het is een quiz, maar dan een waar het niet op weten aan komt, maar op goed lezen en slim redeneren. Je kunt nooit alles weten, maar als je bij wiskunde het inzicht hebt verkregen om een vergelijking met één onbekende op te lossen, dan moet zo’n sommetje lukken. Rekenen kan leuk zijn.

Van al dat verzet tegen de nationale rekentoets snap ik erg weinig. Er is nogal wat kritiek op de zogenaamde verhaaltjessommen. Die zouden te talig zijn en daarom niet de rekenvaardigheid toetsen maar de taalvaardigheid. Bij elk vak gebruiken we taal en speelt dus de leesvaardigheid, de woordkennis en het taalbegrip een rol. Ik merkte een keer, dat leerlingen “de woorden “verminderen met” niet begrepen. Daarom besteedde ik altijd veel aandacht aan woordkennis. Bij elk hoofdstuk kregen ze een rij “moeilijke woorden”, waarvan ze de betekenis moesten kennen. Gebrekkige woordkennis is een groeiend probleem. Er wordt veel minder gelezen door veel kinderen en schoolboeken vermijden het gebruik van moeilijke woorden, bijvoorbeeld woorden met meer dan vier lettergrepen. Dat werkt dus volslagen averechts. 

Die zogenaamde redactiesommen sluiten juist veel meer aan bij de dagelijkse praktijk. In de detailhandel probeert men mensen voortdurend voor het lapje te houden. Daarom zie je in de tabellen in de Consumentengids ook altijd de prijs per hoeveelheid. Ik winkel niet vaak, maar onlangs stond ik voor de keus om een doosje keeltabletten van twintig of dertig stuks te kopen. Snel rekenen leerde me, dat de tabletten in de dertig stuks verpakking per stuk goedkopen waren. Dat heb je ook met tubes. Meestal zijn de gezinstubes per 50 gram goedkoper.

Misschien zijn het vooral de mensen met een vlotte babbel en tegelijk een gebrekkig rekeninzicht, die zo veel kritiek hebben. Van mij mag de nationale rekentoets blijven en ook meetellen voor een einddiploma in het voortgezet onderwijs.

Jaargang 7 nr.348.

De landelijke rekentoets

donderdag, februari 5th, 2015

EEN UITDAGING AAN U

Mijn vader werkte op een spaarbank in een tijd zonder rekenmachines en computers. Mensen kwamen naar de bank met hun spaarbankboekje om een bedrag in te leggen of om geld op te nemen. Na elke werkdag moest de kas tot op de cent kloppen. Was er een fout en werd die niet snel gevonden, dan ging mijn vader aan het werk en het kwam in orde. Het was de tijd, dat elke winkelier uitstekend kon optellen en soms aftrekken. Geld terug geven kostte geen moeite. De tijden veranderen. Maar goed kunnen rekenen blijft nodig.

In mijn kweekschoolklas was Mulo A met wiskunde het absolute minimum. Toen ik in de zeventiger jaren van de vorige eeuw onze Havisten met tientallen per jaar naar de Pabo zag trekken, waarvan velen met een “pretpakket”, hield ik mijn hart vast. Waarom stelde de Pabo geen strengere eisen? Toen ik verhalen hoorde over de wegens de lage salarissen geringe maatschappelijke status van onderwijsgevenden vreesde ik al dat het mis zou gaan. En ziel het kwaad straft zich zelf. Nu moeten er enorme inspanningen worden geleverd om de fouten uit het verleden te herstellen. Er is al een tweede generatie gekomen, die zelf op de basisschool al slecht rekenonderwijs heeft gehad. Je moet er dus een zware druk op leggen in de vorm van een voor het eindexamen mee tellende rekentoets om de schade te herstellen. De vervolgopleidingen moeten er op kunnen rekenen. Ik hoor heel vaak, dat het examen statistiek een struikelblok is.

Lees een krant en vrijwel elk nummer bevat statistieken, grafieken, cartogrammen en min of meer ingewikkelde berekeningen. Als ik de grafieken bekeken heb, merk ik, dat ik de tekst al niet meer hoef te lezen. Eerstdaags moet ik weer het opgaveformulier voor de inkomstenbelasting invullen. Veel telwerk en drempels berekenen, dus met procenten werken. Bij de discussies over de hypotheekrenteaftrek was het erg moeilijk om mensen duidelijk te maken, dat als je veel geld terug krijgt van de belastingen je ook veel rente betaalt, die je niet terug krijgt. De enige winnaars in dat spel zijn de banken. Er zijn niet voor niets veel prijsvergelijkingssites, maar ze zijn niet altijd van goede kwaliteit. Je moet ook zelf kunnen rekenen om dat te kunnen zien. Je moet goed zien wat je allemaal mee moet rekenen. Zo ben ik altijd stom verbaasd, als ik hoor van mensen, die elke drie jaar een nieuwe auto aanschaffen. Ik heb net een spotgoedkope printer aangeschaft. De aanschaf van vijf cartridges, was anderhalf keer zo duur. Printerfabrikanten verdienen hun geld met de verkoop van de cartridges.

Als ik naar mijn eigen vak geografie kijk, komt er veel rekenkundig inzicht aan te pas. Ik blader door de 54e druk van de Grote Bosatlas en kom bij blad 40/41, klimaat van Nederland. Onderaan staan staafgrafieken met daarin een lijn die de trend aangeeft. Wat is een trend? Er is een staafgrafiek van neerslag en verdamping. Welke maanden hebben een neerslagtekort? Er is een kaart met windrozen. Duidelijk is te zien welke windrichting overheerst. Veel kaarten laten op verschillende manier zien, dat ons klimaat warmer en natter wordt. De bladen 48 tot en met 51 bieden gegevens over de bevolking. Ik zie blokjesdiagrammen, bevolkingsdiagrammen van de leeftijdsopbouw met in 1830 een piramidevorm en in 2011 een granaatvorm, die al nijgt naar de uivorm. Wat betekenen die diagrammen voor het tempo van de groei? Ik heb al eens een blog geschreven over de factoren, die het geboortecijfer beïnvloeden. OPGAVE: Land A heeft evenveel inwoners als land B en precies dezelfde leeftijdsopbouw en man-vrouw verhouding. In land A krijgen de vrouwen drie kinderen tussen 20 en 25 jaar en in land B krijgen de vrouwen ook drie kinderen, maar tussen de 30 en 35 jaar. Het geboortecijfer is:
a. In beide landen even hoog.
b. In land A hoger.
c. In land B hoger.
Geef het antwoord met het antwoord op de volgende opgave in een reactie en leg uit waarom het zo is.

Ik heb slimme kleindochters, die plezier hebben in de exacte vakken. Toen ik 75 werd, was een kleindochter wat later jarig en werd 15. OPGAVE: Ik werd 75 op 24 mei en mijn kleindochter 15 op 1 juli. Op welke datum was ik precies vijf keer zo oud als mijn kleindochter?

Mijn kleindochter is er indertijd uitgekomen. Wie van mijn bezoekers lukt dat?

Volgende week geef ik de antwoorden met uitleg. Succes!

Jaargang 7, Nr. 347.

Zitten blijven

vrijdag, januari 30th, 2015

Onderwijs is een arbeidsintensieve activiteit. Daardoor is het ook kostenintensief. Onderwijsgevenden zijn minstens Hbo-opgeleid en hoewel vooral in het primair onderwijs veel slechter betaald wordt dan in andere sectoren met veel Hbo- en Wo-opgeleiden, is er een voortdurende zoektocht naar kostenbesparingen. Van tijd tot tijd komt dan het zitten blijven naar voren. Ik heb aan duizenden beslissingen over wel of niet overgaan meegewerkt, Toen dus weer gemeld werd, dat het zittenblijven ons land jaarlijks honderden miljoenen kost, vroeg ik mij onmiddellijk af of er behalve de kosten ook baten zijn. Zitten blijvers betreden later de arbeidsmarkt en gaan dus later bijdragen aan het BNP. Als ze gezien de jeugdwerkloosheid tenminste de kans krijgen. Als ze door één keer doubleren op een hoger niveau kunnen gaan werken worden de kosten ruimschoots goed gemaakt door de baten.

Ik schreef maar weer eens een ingezonden brief aan mijn lijfblad en smaakte onverwacht het genoegen een deel ervan – hieronder onderstreept – geplaatst te zien als Brief van de Dag. Hieronder vindt u de volledige brief.

De kosten en de opbrengst van het zitten blijven

In het begin van de Zomervakantie 1956 was ik op bezoek bij mijn vorige baas. Een ouder belde aan. Het was een stevige boer van het Hollandse weidegebied met een enorme kaas onder de arm. Hij wilde het Hoofd der School bedanken voor alle goede zorgen. Maar nu had hij gehoord, dat zijn zoontje bleef zitten. Was daar nu niets aan te doen? Het antwoord was neen. Er was goed nagedacht over het besluit. “Dan neem ik de kaas ook weer mee.” En weg was de boer.

De boeren en burgers van vandaag zijn slimmer. Ze laten de Staatssecretaris zeggen, dat het zitten blijven zo enorm veel kost. Voordat je het zittenblijven geheel afschaft, moet je toch eerst ook naar de opbrengst van die extra investering kijken. Een voorbeeld. Mijn jaargang heeft de vijfde klas Lagere school (Groep zeven van de Basisschool) in 1944-45 vrijwel geheel gemist. In september 1945 kwamen we met een klein groepje in de zogenaamde opleidingsklas voor jongens, die naar de HBS of het Gymnasium gingen. In 1952 deden vier ervan eindexamen. Geen van hen had de vijfjarige HBS zonder doubleren doorlopen. Van die vier werd er één hoogleraar astronomie aan twee Amerikaanse universiteiten en adviseur van de Nasa. Een volgende werd hoogleraar medische technologie, een verkeersleider op Schiphol en zelf werd ik docent in het Voortgezet Onderwijs. Een ander uit dat opleidingsklasje werd ambassadeur en weer een ander directeur van een groot automobielbedrijf. Doubleren hoeft nog niet zo’n slechte investering te zijn.

Dan moet wel het belang van de leerling voorop staan en niet het belang van de status van de school. Door heel strenge selectie bij toelating en bij elke overgang kun je prachtige eindexamenresultaten laten zien, maar intussen is wel een aantal mensen de kans op een diploma ontnomen. Daar heeft de staatssecretaris gelijk. Maar soms is het heel nuttig voor de leerling. Hij is nog te “jong”.  Zijn verstandelijke vermogens zijn nog niet voldoende gerijpt. Hij heeft de grootste moeite met het oplossen van vraagstukken, die hij een jaar later in een wip oplost. Een bekend verschijnsel in de leerpsychologie. Een leerling kan door ziekte of een sterfgeval wat achterop geraakt zijn. Met een tussensprintje redt hij het best. Zo hoort dat te gaan in een overgangsvergadering. Ik herinner mij een leerling, die er een jaar de kantjes van afgelopen had. Haar rapport was zwak genoeg om te moeten doubleren. Van de lerarenvergadering moest ze “voor straf” over. Ze kreeg de kans niet nog een jaar te luilakken en moest het volgend jaar dubbel zo hard werken. Het is goed gegaan.

Vaak denk ik: “Waarom laten we het onderwijs niet veel meer aan gewetensvolle vakmensen over?”

Jaargang 7, Nr.346.

Vakbondsjubilarissen

vrijdag, januari 23rd, 2015

EEN GOUDEN SPELD MET ROBIJN

Vijftig jaar geleden werd ik lid van een voorganger van de Algemene Onderwijsbond, de Rooms Katholieke Lerarenvereniging Sint Bonaventura. Die fuseerde samen met andere lerarenbonden tot het NGL, het Nederlands Genootschap van Leraren. Het NGL werd vervolgens onderdeel van de Algemene Onderwijsbond. Als ik in het Lager Onderwijs was blijven werken was ik bij de Onderwijsbond van het CNV gebleven. Zo kan ik zeggen, dat ik meer dan zestig jaar lid ben van een vakbond.

Als je 25 jaar lid bent van de AOb krijg je een zilveren speld. Die heb ik nooit gehad. Bij veertig jaar hoort een gouden speld en nu bij vijftig jaar de gouden speld met robijn. De speld heeft de vorm van het logo van de AOb, maar dan 8 mm in doorsnede en een robijntje van één millimeter. Best wel smaakvol. Maar wanneer draag je zo’n speld, vroegen we ons af.

Het was daar in Motel Breukelen heel gezellig. Eerst een massa zilveren spelden, wat minder gouden en toch nog vijf gouden spelden met robijn. Er was een nog kwieke man, die zestig jaar lid is en de gouden speld met briljantje kreeg. Mooi demografisch, die piramidevorm.

Iedereen mocht desgewenst iets zeggen. Er kwamen verhalen over de hulp van de bond bij allerlei kwesties, maar ook over het schamele loon in de begintijd. Mijn eerste maandsalaris was 195 gulden. Maar ja de gemeente Lobith was een derde klas gemeente en dat betaalde minder Ik begon net en diensttijd telde. Ik had nog geen Hoofdakte, want dan kreeg je ook weer meer. Ik heb wel vanaf het begin pensioen opgebouwd.

Zelf heb ik als echte aardrijkskundeleraar deze schoolmeesters bijeenkomst een puzzel voorgelegd. Welke lijn verbindt de plaatsen van mijn loopbaan? Arnhem, Spijk, Arnhem, Utrecht, Odijk? In koor riepen ze de Rijn en dat was wel goed, maar ik bedoelde de Limes, de grens van het Romeinse Rijk. Een paar jaar geleden kocht ik een boek over de Limes met gedetailleerde kaarten. Ik heb jarenlang in een bepaald lokaal les gegeven. Precies onder dat lokaal ligt de Limesweg.

Een van de gedecoreerden kwam met een sneer over de jongeren, die geen lid meer van een bond worden. Dat was een gouden voorzet voor bondsbestuurder Liesbeth Verheggen. Het bijzondere van de AOb is dat de bond een enorme groei doormaakt en dat die groei aan de onderkant plaats vindt. Jongeren worden massaal lid van de bond. Het totaal aantal lede nadert de negentigduizend. Zijn onze mensen slimmer? Snappen ze beter, dat wanneer je direct of indirect afhankelijk van een neoliberale overheid, dat het dan ontzettend noodzakelijk is om samen sterk te staan. Of is het zo, dat wanneer je in het onderwijs gaat werken en je slechter betaald wordt dan bij andere Hbo-opleidingen je kennelijk over een grote dosis solidariteit moet beschikken  Die solidariteit vormt dan ook de basis voor het lidmaatschap van een vakbond.

Jaargang 7, Nr. 345.

Acculturatie

zaterdag, januari 17th, 2015

DE ZWAKKE CULTUUR GAAT OP IN DE STERKERE CULTUUR

Acculturatie was een van de interessante onderdelen van onze colleges Culturele Antropologie. Als twee culturen met elkaar in aanraking komen, nemen ze cultuurelementen van elkaar over. Maar soms blijft er van de zwakkere cultuur weinig over en gaat die geheel op in de sterkere cultuur. Het sterke kan slaan op het aantal of op de politieke of economische macht of op militair overwicht. Een eenvoudig voorbeeld is ons voedsel. Er zijn Chinese, Indische, Griekse, Italiaanse en Turkse restaurants. Maar ook thuis bereiden we Chinees of Italiaans. Of onze landgenoten van buitenlandse komaf inmiddels ook erwtensoep of boerenkool eten, ik zou het niet weten. Misschien de tweede of derde generatie. Een veel ingrijpender voorbeeld zien we in India. De oorspronkelijke bevolking kwam in een ondergeschikte positie terecht toen volkeren vanuit het Noorden het subcontinent binnenvielen. Hier waren na de grote Volksverhuizing de oorspronkelijke bewoners van ons land op de Friezen na niet meer terug te vinden. De urbanisatie als gevolg van de Industriële Revolutie deed veel katholieke Brabanders en Limburgers in Rotterdam en andere steden belanden. Dat gaf wel wat strubbelingen, maar er ontstonden meer katholieke parochies en er kwamen katholieke scholen en zo veel meer in die verzuilde tijd. Pas de laatste tientallen jaren kreeg de secularisatie vat op deze groep. Al veel eerder hadden de voormalige plattelanders een stedelijk leefpatroon overgenomen. We maken het hier veelvuldig mee, dat we bericht krijgen, dat nieuwe inwoners als katholiek staan ingeschreven. Als we ze verwelkomen en dat vertellen, blijkt vaak, dat ze geen eens meer weten, dat ze ooit gedoopt zijn. Ontkerkelijking is vaak nauwelijks een bewust proces.

Waardoor bleven in Nederland de katholieken zo lang bij elkaar? Tot ongeveer 1960 werden katholieken in Nederland ernstig gediscrimineerd. Ze werden niet vertrouwd. Ze konden geen hoge ambtelijke of rechterlijke of militaire functie bekleden. Katholieken waren daardoor vaak actief in de detailhandel. Ze zochten ook steun bij elkaar. Door die discriminatie werden ze als het ware op één hoop gedreven. Maar rond 1950 – 1960 kwam er verandering. Katholieken werden als normale Nederlanders geaccepteerd. De steun van de katholieke zuil was veel minder nodig. De onderlinge band verslapte. De achteruitgang begon.

Ik vroeg mij af waardoor de acculturatie zo weinig vat heeft op landgenoten van Turkse en Marokkaanse afkomst. Waardoor houden ze zo vast aan de eigen cultuur? In het begin merkte ik bij Marokkanen en Turken nauwelijks iets van hun Moslim achtergrond. Die kwam in de discussies ook weinig aan de orde. Mijn Marokkaanse en Turkse leerlingen toonden een enorm gebrek aan kennis van hun religie. Zou het misschien zo zijn, dat de discriminatie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, maar ook bij het niet toelaten tot disco’s of het veelvuldig vragen naar identiteitspapieren, hen veel meer bijeen drijft en hen veel meer bewust maakt van hun gezamenlijke identiteit? Daardoor zijn ze ook veel minder vatbaar voor acculturatie. De goed ontwikkelde groep, waarvoor de religie nog nauwelijks betekenis heeft, mensen, die in feite seculier zijn, is hier in West-Europa maar klein.

Daar komt bij, dat onze samenleving onder invloed van de individualisering en de secularisatie kenmerken vertoont, die voor mij onaantrekkelijk zijn, maar voor onze allochtone landgenoten nog veel meer. Onze vrijheid wordt de laatste weken weer uitbundig geroemd. Voor sommigen geldt, dat zij zich zo veel vrijheid veroorloven, dat zij het geluk van hun medemensen uit het oog verliezen. Het wordt tijd, dat we weer meer gaan nadenken over de zin van ons leven op deze aarde samen met zo velen. Wat wil ik met mijn leven? Wat wil ik betekenen voor anderen? Wat wil ik betekenen voor mijn Islamitische landgenoten? Hoe kan ik bijdragen aan een vreedzame samenleving? Hoe bevorderen we de dialoog tussen religies en tussen de religieuze mens en de atheïst? Dat vraagt van atheïsten een wezenlijke verandering in hun houding. Als we het in Nederland samen willen doen, dan werkt een houding van niets meer met een kerk te maken willen hebben nogal averechts. Ook in de Koran staan veel waardevolle gedachten. Probeer het goede in de ander te ontdekken en stel je zelf open voor hen, die anders denken en zijn dan jij zelf. Dat is een ander antwoord op de terreurdreiging dan militairen met zware wapens op de stations en bij Joodse scholen.

Jaargang 7, Nr. 344.

Je suis Charlie

vrijdag, januari 9th, 2015

 

MAAR WIE ZIJN TERRORIST?

Ik zou Charlie hebben geheten, als mijn ouders mijn tweede voornaam als eerste hadden gekozen. Tsja, zij konden ruim 80 jaar geleden niet bevroeden, dat de naam Charlie de hele wereld over zou gaan. Maar ben ik met Charlie Hebdo te vergelijken? Nee, ik kan niet goed tekenen en satire ligt me niet zo, al vind ik het wel leuk af en toe wat speldenprikjes te geven. Maar bovenal wil ik tot genuanceerde standpunten komen, de zaken van meerdere kanten bekijken en mensen de kans geven na te denken en zo tot hun eigen standpunt te komen. Satire is meestal niet erg genuanceerd. Maar ik vind wel, dat mensen hun mening moeten kunnen verkondigen ook al is die erg eenzijdig en hard voor anderen. Ik sta voor de vrijheid van meningsuiting en voor alle vrijheden van onze Grondwet. Onder een Stalinistische of Nationaalsocialistische of Atheïstische dictatuur zou ik het heel moeilijk krijgen. Zou ik dan even moedig zijn als de redactie van Charlie Hebdo? Ik hoop van wel.

Iedereen vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat wijlen de twee broers Kouachi tot zo’n diepe haat konden komen en zulke vreselijke moordenaars konden worden. Veel mensen geven hun Islamgeloof de schuld. Ik geloof er niets van. Ik ga ruim zeventig jaar terug in de tijd. Ik ben een kleutersschoolleerling. Ik ben vijf en zit bij nonnen op de kleuterschool. Die “Zusters van Liefde” vertellen het verhaal van Jezus’ lijden en dood. De Joden hebben dat gedaan. Wat was ik kleine kleuter boos op die Joden en op onze Joodse buren. Zo werkt indoctrinatie. Kort daarna vielen de Duitsers ons land binnen en begon voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Die ‘Rotmoffen’ namen ons onze vrijheid af. Ze vermoordden onschuldige burgers. Ze voerden diezelfde Joodse buren weg om ze in Auschwitz te vergassen. Mannen werden bij razzia’s zo maar opgepakt om in Duitsland als dwangarbeider te werken. Alles was op de bon en veel was alleen op de zwarte markt te koop. Geen wonder dat mensen zich begonnen te verzetten. Die heldhaftige verzetsstrijders werden vaak gearresteerd en door de ‘Moffen’ in concentratiekampen opgesloten en velen werden gefusilleerd. Dat doe je met terroristen, zoals de Duitsers de ondergrondse verzetsstrijders noemden. Wat hebben we die smerige ‘Moffen’ gehaat. Ik ken een gezin, waarvan de vader, leider van een verzetsgroep, gefusilleerd is. Sommige gezinsleden kunnen nog steeds niet naar Duitsland, zo groot is nog steeds die terechte haat. Er zijn veel verhalen te vertellen over de wreedheden van de Duitse bezetters. Maar zijn het alleen de Duitsers? NSB-ers en hun kinderen zijn na de bevrijding door Nederlanders heel smerig behandeld. Bewakers van Kamp Amersfoort lieten kinderen vechten om een snee brood. Dat was lachen! Nonnen in een kindertehuis lieten NSBdochters hun eigen braaksel oplikken. Steeds meer wordt bekend over de wreedheden van sommige Nederlandse legeronderdelen in Indonesië.

Ik  denk, dat onder bepaalde omstandigheden mensen van allerlei nationaliteiten en van allerlei religies en van allerlei rassen of politieke overtuigingen tot immense wreedheden in staat zijn. Zo ontstaan haatgevoelens bij de slachtoffers en bij mensen, die met hen sympathiseren. Hoe vaak lezen we niet in de krant, dat bij aanvallen met drones in het Pakistaans-Afghanistans grensgebied weer tientallen terroristen zijn gedood. Helaas vielen er ook enkele burgerslachtoffers. Wij herinneren ons de beelden uit de Abu Graibh gevangenis en van het neerschieten van burgers vanuit een Amerikaanse helikopter in Irak. We vinden het heel gewoon te horen, dat ook Nederlandse F16’s bombardementen uitvoeren en IS-strijders doden. Daarover wordt triomfantelijk bericht. Intussen strijden groeperingen in Syrië en Irak ook onderling en vraag je je af of de regeringstroepen van Assad nu wreder zijn of de IS-strijders. Veel van die dictatoriale regimes worden door Rusland of door het Westen gesteund. Met al die vreselijke slachtpartijen is het niet moeilijk beelden te verzamelen, waarmee je Moslims uit het Westen kunt verleiden in Syrië en Irak te gaan meevechten. Zo gaan ook Koerden naar Syrië en Irak om hun volk te steunen. Terreur en tegenterreur.

Ik ken het blad Charlie Hebdo niet echt. Ik heb de indruk, dat zij in hun kritiek niemand sparen. Tegenkrachten misbruiken dan de Islam om op te roepen deze beledigers van Mohammed en de Islam te straffen. In werkelijkheid is het vooral een strijd om de economische en politieke macht. Soms komt die strijd plotseling heel dichtbij en wordt ons comfortabele leventje ernstig verstoord. Dertig jaar geleden werd er altijd gewezen op het MIC, het Militair Industrieel Complex, een verbond van militairen en de wapenindustrie, de echte profiteurs van al die conflicten. Wanneer komen al de goedwillenden in Oost en West en in Noord en Zuid nu eindelijk eens tot eendrachtig verzet? Wanneer wordt het echt vrede?

Jaargang 7, Nr. 343.

Avaaz, een actiegroep van 40 miljoen mensen

vrijdag, januari 2nd, 2015

 

ZIJN WIJ WERELDBURGERS?

In een E-mail van Avaaz las ik dat deze wereldorganisatie na acht jaar 40 miljoen leden heeft. Ik dacht er verder over na. Ben ik van meer organisaties lid, die over de hele wereld verbreid zijn. Ik dacht aan de Rooms-katholieke Kerk en aan Scouting. Later ook aan de mensenrechtenorganisatie Amnesty International, aan de vredesorganisatie Pax, vroeger IKV/Pax Christi en aan de milieuclub Greenpeace. Ik ben ook donateur van het Rode Kruis en van Artsen zonder Grenzen. Ik draag kleine steentjes bij, want ik voel mij verantwoordelijk. Daarbij besef ik, dat het werk van deze organisaties ook belangrijk is of kan zijn voor ieder van ons. Een klein voorbeeld. We discussieerden over windmolens en iemand zei, dat ze beter in zee gebouwd kunen worden dan op het land. Hij ergert zich aan de rode lichten aan de horizon. Ik merkte op, dat als we lang genoeg wachten, die nare molens vanzelf in zee komen te staan. Het is nog maar de vraag of we West-Nederland droog kunnen houden als de zeespiegelstijging meer wordt dan we hopen en verwachten. Wereldproblemen gaan ons ook aan en tegelijkertijd zijn er mensen, die helemaal op de eng-Nederlandse toer gaan. Vaak zeggen mensen mij, dat je als gewone man of vrouw toch geen invloed kunt uitoefenen. Mensen voelen zich machteloos.

Avaaz is een wereldorganisatie, die geheel online werkt. Je krijgt een E-mail. Daarin wordt een bepaald probleem beschreven. Regeringen dralen bij het nemen van maatregelen. Belangengroepen lobbyen om regeringen af te houden van ingrijpen. Het gaat hun immers geld kosten. Avaaz vraagt dan je handtekening onder een petitie aan die regeringen om nu snel te handelen en de regeringsleiders krijgen opeens een petitie met dertig miljoen handtekeningen of meer. Die leg je niet zo maar naast je neer. Die handtekeningen komen van mensen uit de hele wereld. De site van Avaaz laat dat mooi zien. In een snel tempo van elke tel één zie je namen en land in een venster voorbij schuiven. Dat geeft een enorm warm gevoel van verbondenheid. We geven samen een stem aan die miljoenen gewone mensen. De machthebbers luisteren. Avaaz betekent “stem” of “lied” in veel talen.

Avaaz beschrijft de activiteiten als volgt. “Samen hebben wij miljoenen gedoneerd voor humanitaire hulp, een sleutelrol gespeeld in een halt toeroepen aan Rupert Murdoch’s opmars in het mondiale media landschap, tientallen nationale en mondiale overwinningen geboekt op het gebied van klimaat, Monsanto megaprojecten ontregeld, grote delen van onze oceanen en bossen beschermd, de mondiale ban op de walvisvaart in stand gehouden, neushoorns en olifanten helpen beschermen, democratie bevorderd van Burma tot Zimbabwe en van Palestina tot Rusland. We hebben ACTA en andere pogingen tot internet censuur de kop ingedrukt, gestreden tegen de onheuse oorlog in Irak en tegen de schending van de mensenrechten in Guantanamo en we hebben ons hard gemaakt voorklokkenluiders als Snowden en Manning juist dan wanneer het echt nodig was. Met deze (letterlijk) honderden overwinningen bewijst onze gemeenschap geen angst te kennen en principieel en effectief de strijd aan te gaan voor een wereld waar wij allemaal van dromen.”

Avaaz is gevestigd in New York City, maar is financieel en politiek absoluut onafhankelijk. Het geld voor de technologie en de 69 medewerkers komt van de donateurs en niet van bedrijven of overheden. De medewerkers en vrijwilligers beschikken samen over een buitengewone deskundigheid en zo weten ze de acties precies op het goede moment te lanceren wanneer er een goede kans op succes is en de noodzaak zeer groot. Avaaz is in staat binnen 24 uur in 194 landen op grote schaal gecoördineerde democratische druk uit te oefenen. Avaaz is na acht jaar de grootste wereldwijde online beweging in de geschiedenis.

Wilt u meer weten of mee gaan doen kijk dan op www.avaaz.org/nl . Ik doe nu meer dan vier jaar mee met de acties van Avaaz. Het voelt goed.

Jaargang 7, Nr342.

 

Hebben kerkverlaters een verouderd kerkbeeld?

vrijdag, december 26th, 2014

KERSTOVERDENKING

We hebben Kerstmis gevierd. Niet in Amerikaanse stijl met Santa Claus en cadeautjes onder de kerstboom en liedjes over de arrenslee getrokken door rendieren. Wij vinden de Nederlandse cultuur te belangrijk. We willen Kerstmis vieren als een kerkelijk feest en als een familiefeest. Dus staat er een eenvoudige kerststal onder de kerstboom. Daarom gingen we op Kerstavond naar de Kerstviering. Zoals altijd werd iedereen welkom geheten en met nadruk die mensen, die alleen of bijna alleen met Kerstmis een viering bijwonen. Dat zette mij aan het denken. Waardoor wordt de binding met de kerk steeds zwakker? Deze column is dan ook een vervolg op die van vorige week. Het is met kerken als met alle voorzieningen: “Use it or loose it!”. Gebruik de voorziening of je verliest hem.

Ik vind de beschrijving van de eerste christengemeenten een van de boeiendste delen van de Bijbel. Wekelijks kwamen zij bijeen om het Brood te eten en de Wijn te drinken. Ze waren met elkaar verbonden en zorgden voor elkaar en niemand leed gebrek. De mensen om hen heen spraken erover en zeiden: “Ziet hoe zij elkaar liefhebben”. Hadden we dat maar tweeduizend jaar volgehouden. Die eerste christenen hadden het vaak niet gemakkelijk. Velen zijn als martelaar gestorven. Wat dat betreft is er niets veranderd. Opnieuw worden christenen gestenigd en onthoofd. Vanuit Syrië en delen van Irak vluchten ze naar Turkije, Koerdisch gebied en Europa. In onze kerk in Odijk was er op kerstavond een viering van Syrische christenen volgens de Chaldeeuwse ritus.

Terug naar de eerste eeuwen van onze jaartelling. De bekering van keizer Constantijn betekende een keerpunt. Christenen hoefden niet langer bang te zijn voor vervolging. Het christendom werd staatsgodsdienst. Daarmee nam de kerk ook de heerszucht van de staat over. Er ontstond een kerkelijke hiërarchie en veel bisschoppen werden ook wereldlijk heerser. Bisschoppen werden kerkvorsten. Met de hervorming was dat afgelopen, maar enkele van onze bisschoppen gedragen zich nog steeds als kerkvorsten, als middeleeuwse absolute heersers. De nauwe band tussen de eerste christenen, waar de leider de eerste was onder zijns gelijken vinden we niet meer terug. De bisschop krijgt geen weerwoord van zijn gemeente. Met de nieuwe paus begint het erop te lijken, dat dit soort potentaten zal worden terug gefloten.

Een andere historische ontwikkeling was het ontstaan van een priesterkaste. Er zijn ontzettend veel goede priesters, die echt voor de mensen zorgen en naar hun noden luisteren. Maar zoals zo vaak vallen de negatieve elementen meer op. Heerszuchtige pastoors, die hun parochianen als onderdanen beschouwen en absolute gehoorzaamheid eisen.  Dogmatici, die kerkelijke regeltjes als goddelijke openbaring beschouwen. Pastoors, die nauw verbonden zijn met de economische elite en de armen arm en dom houden. En dan ook nog een deel van de priesters, fraters en nonnen die er geen been in zagen en misschien nog steeds zien kinderen seksueel te misbruiken. Het is echt niet moeilijk redenen te vinden om niets meer met die kerk te maken te willen hebben.

Er is veel meer. Er is de twijfel aan veel van die geloofswaarheden. Veel ouderen hebben die waarheden als absoluut en letterlijk  waar voorgeschoteld gekregen. Conservatieve bisschoppen maken er een gewoonte van om elke keer weer te benadrukken, dat aan de geloofsleer niet getornd mag worden. Intussen is er een enorme ontwikkeling aan de gang. Als je weinig contact hebt met de kerk, ontgaat je veel en zit je nog steeds met het Godsbeeld van een alwetende gestrenge God, die jou straft voor je zonden met dood en verdoemenis in de hel. Het moderne Godsbeeld is dat van een barmhartige liefdevolle God in mij, in jou, te midden van ons. Die God is niet almachtig in die oude betekenis van een soort tovenaar. Hij huilt met ons om het verdriet van mensen en het leed dat mensen elkaar aan doen. Dat is de Boodschap van de man Jezus, waarvan wij deze dagen de geboorte herdenken. We noemen dat de blijde Boodschap.

Terechte boosheid, twijfel en onverschilligheid zorgen voor het verbreken van de band met de kerk. Hoe begrijpelijk zo’n reactie ook is, ze komt niet overeen met het beeld van die eerste christengemeente. Als je je werkelijk verantwoordelijk voelt voor elkaar, als je het waardevolle van die blijde boodschap ziet en je echt geïnspireerd voelt door de man van Nazareth dan blijf je bij elkaar om de armen bij te staan, de eenzamen te verlossen uit hun eenzaamheid, de zieken te genezen en de bedroefden te troosten. Wij zijn geen kerklid om van de kerk te profiteren. De kerk heeft ons nodig. We hebben elkaar nodig. Het is een minder populaire boodschap in een tijd van individualisering. Als je echt iets tot stand wilt brengen, dan kun je dat meestal niet alleen. Dat doe je met andere mensen samen. Ik zie het vrijwel dagelijks gebeuren, dat door mensen samen goede dingen gebeuren. Ruim tweeduizend jaar geleden is dat begonnen. We kunnen het hele jaar Kerstmis vieren. Als we willen.

Jaargang 7, Nr. 341.

De visie van Kardinaal Eijk op de toekomst

zaterdag, december 20th, 2014

WEINIG INSPIREREND STUK

Kardinaal Wim Eijk heeft zijn visie op de nabije toekomst van de Kerk in Nederland over ons uitgestort en we zijn er niet blij mee. Hij voorziet een sterk krimpende kudde en het sluiten van vele kerken. Hij ziet de “Oplossing” in het vormen van regionale parochies met maar één kerk en één priester, geholpen door onbezoldigde diakens en actieve leken. Zij allen samen moeten dan een netwerk vormen in hun regio in de wijken of dorpen de vereenzaamde katholieken bezoeken en hen eventueel mee laten liften naar die ene centrale kerk om daar de Eucharistie te vieren. Dan denkt hij dat het nog zal werken ook.

De narigheid van de in aantal leden krimpende geloofsgemeenschappen vertoont overeenkomsten met de al langer bekende kleine kernenproblematiek. Net als in die kleine kernen zie je in de geloofsgemeenschappen het verzet tegen kerksluiting opbloeien. Ook in veel kleine kernen neemt men geen genoegen  met het verlies van voorzieningen en de krimp van het inwonertal. Als de supermarkt dreigt te sluiten komt er een door vrijwilligers gerunde dorpswinkel. Als er voor het dorpscafé geen nieuwe exploitant te vinden is en de laatste ontmoetingsplek dreigt te verdwijnen komt er een Cultuurhuis of Dorpshuis, dat geheel op vrijwilligers draait, zoals steeds meer buurthuizen in de grote steden. Zonder Dorpshuis of Buurthuis zijn dorpsfeesten of een biljartclub, een klaverjastoernooi of toneelclub of tieneravond onmogelijk. Een levend dorp vraagt een ontmoetingsplek. Tot voor tien, twintig jaar draaiden de buurthuizen op beroepskrachten. Toen ze dreigden te worden weg bezuinigd nam de buurt het over. Het is verbazingwekkend hoeveel kracht en initiatief er in zo’n buurt zit. Het zijn heel gewone mensen waar zo’n buurthuis op draait. Zij voelen zich verantwoordelijk. Ze maken hun verantwoordelijkheid waar. Zo blijft er leven in de buurt of het dorp.

Kardinaal Eijk denkt, dat er zonder Eucharistie geen leven is. Het beperkt aantal priesters bepaalt dan het aantal kerken, dat open blijft. Ik moest denken aan een verhaal, dat mijn broer, missionaris in Congo vertelde. Vanuit zijn missiestatie bezocht hij een dorp waar meer dan twee jaar geen priester meer op bezoek was geweest. Toch was de gemeenschap in leven gebleven onder leiding van een catechist, een enigszins geschoolde leek. Mijn broer moest wel wat achterstallig onderhoud plegen: huwelijken inzegenen, eerste H. Communie toedienen, kindjes dopen en ga maar door. Maar een gemeenschap kan blijven leven zonder voortdurende aanwezigheid van een priester. Dat staat ver weg van het denken van Kardinaal Eijk.

Mijn eigen geloofsgemeenschap in Odijk is een mooi voorbeeld. De mensen voelen zich verantwoordelijk voor hun gemeenschap en houden alles draaiende. Dat hangt ook samen met de geschiedenis van de dit jaar vijftig jaar bestaande kerk. In 1939 kreeg Bunnik een nieuwe kerk. Odijk was klein, had geen eigen kerk en hoorde bij Bunnik. De nieuwe kerk lag een kilometer verder van Odijk. Nog verder lopen op je klompen. Na de oorlog kwam er in 1946 een comité tot oprichting van een eigen kerk in Odijk. De dwaasheid van mensen, die geloven in een idee. Het bisdom was tegen. De pastoor was (vanwege het geld) tegen. Maar men ging door. De suburbanisatie vanaf 1959 bracht redding. In 1964 had Odijk een eigen kerk. Symbool van gemeenschapszin. Voor Odijk is de kern van het samen kerk zijn de gemeenschap, het er zijn voor elkaar en voor elkaar opkomen. Doen zoals Jezus van Nazareth heeft gedaan. De Eucharistie is dan ook het teken van die gemeenschap met elkaar en met Jezus, die te midden van ons is.

Als Kardinaal Eijk echt gelovig vertrouwen heeft in mensen, in hun verantwoordelijkheidsgevoel in hun kracht en in de genade van de Heer, dan kan hij van deze beschouwingen veel leren. De bisschop van Poitiers, Mgr. Albert Rouet (zie Column van de week 9 augustus 2013) heeft dat vertrouwen wel. Hij begreep, dat het sluiten van dorpskerken betekende, dat het dorp van zijn ziel beroofd werd. Hij wil geen kerken sluiten en maakte een klein gekozen bestuur verantwoordelijk voor die plaatselijke geloofsgemeenschap. De pastoor bleef op afstand. Het blijkt een succes. Uiteraard weet Kardinaal Eijk heel goed hoe succesvol het beleid van zijn collega bisschop is. De vraag is of kardinaal Eijk kan ontsnappen uit zijn dogmatisch denken en zijn geloof in mensen en in Gods genade kan hervinden.

Jaargang 7, Nr 340.