Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Middagje Arnhem

vrijdag, september 16th, 2016

HOOGTEPUNTEN VAN ARCHITECTUUR

Ik heb in mijn leven heel wat keren gebruik gemaakt van het Arnhemse station en in minstens drie gedaanten. Een enkele keer nog als kind voor de verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog en talloze malen van de toch wat simpele opvolger, die tussen alle hoge gebouwen rondom moeite had op te vallen. Maar na vele jaren narigheid met trappen bestijgen en weer afdalen en omwegen en je weg zoeken naar de bushaltes is er nu een prachtig geheel, een echt OVknooppunt tot stand gekomen. De route naar de busterminal onder kantoorgebouwen ligt mooi in het verlengde van de brede reizigerstunnel. Alleen voor de trolleybussen moet je naar het Stationsplein. Er is daaronder een grote parkeergarage, zodat de slimme automobilist van huis naar station en verder per trein het hele land door kan reizen en intussen in de trein ook nog kan werken. Zo is reizen geen verloren tijd. Ook vallen de vele kantoren rond het nieuwe Arnhem Centraal op. Werknemers en cliënten kunnen per bus of trein die kantoren gemakkelijk bereiken en er is ruimte voor fietsen te over. De fietsenrommel zoals in Utrecht ontbreekt hier geheel.

Het bijzondere van de locatie is, dat het terrein hier naar het Noorden omhoog loopt. Voor de verbreding met meer sporen moest dus grond worden weggegraven en moest een nog hogere keermuur worden gebouwd. Als je aan de Sonsbeekzijde uitstapt kijk je over het hele station heen. Als je aan de Stadszijde naar het station gaat, loopt het plein een beetje omhoog en in de stationshal zit je dan al meteen op het niveau van de reizigerstunnel. De overkapping van de perrons is hier bijzonder fraai uitgevoerd: licht golvend en met veel glas. De trappen naar de tunnel zijn zeer breed en door het glazen dak ook goed verlicht. Omhoog zijn er roltrappen. De perrons zijn zo lang, dat ook de langste internationale treinen er voldoende ruimte vinden.

Maar het meest bijzonder is de hal. Heel veel glas met ronde en gebogen vormen en overal die doorkijkjes. Bij elke stap, die je zet veranderen de vormen. Die hele gebogen dakconstructie wordt ondersteund door een enorme zuil met vreemde vormen als van een reusachtige oerwoudboom. Er zijn allerlei niveaus en bij elk niveau krijg je weer een andere kijk op het geheel. De hal is dus het meest bijzonder. Hoe kijk je van buiten tegen het station aan? Ik vermoed, dat het zich ’s avonds mooier aftekent door de ruim verlichte hal tegen de donkere achtergrond van de hogere omliggende gebouwen. Ik was er overdag en voor mij viel het gebouw wat weg. Het is het niet opvallend present op het plein. Zou kleur daarbij helpen? Of een gekleurde rand. Fotoshoppers moeten het maar eens proberen.

Ik was diezelfde middag ook bij het Cultureel Centrum Rozet in de Westelijke binnenstad van Arnhem, dus niet ver van het station. Het is eveneens een heel bijzonder gebouw en ook in de prijzen gevallen. Daarover toch maar een volgende keer.

Jaargang 9, Nr. 428.

Dagje uit met hindernissen

zaterdag, september 10th, 2016

MARKEN EN VOLENDAM

Mijn vrouw is een trouwe lezeres van een bekend damesblad. Daar horen allerlei aanbiedingen bij. Nu was er een arrangement met een bezoek aan Volendam en een retour boottocht naar Marken. We waren er nooit geweest. Dat was iets voor Amerikanen en tegenwoordig Chinezen, Japanners en Koreanen. Het is een leuke dag geweest.

We zijn voorstander van openbaar vervoer en we zijn niet de enige. Dus vinden overal enorme uitbreidingen plaats. Je merkt het al bij Utrecht, waar nog steeds gewerkt wordt. Je passeert een nieuwe halte Vaartse Rijn. Overstappen op hetzelfde perron is lekker makkelijk. Op Amsterdam Centraal ontmoeten we de eerste hindernis Het printje van 9292 laat niet zien, dat de bussen naar Volendam vertrekken van een hoger gelegen busplatform. En wij maar zoeken op de begane grond. Toen we het eenmaal door hadden was de bus snel gevonden en verliep de busreis voorspoedig.

Het toeristisch gebeuren: souvenirwinkels, horeca, boottochtjes, kaasfabriek concentreert zich bij de Haven, eigenlijk de oude zeedijk. Daar zie dan de wereld aan je voorbij trekken, maar ook landgenoten weten de weg naar Volendam te vinden. We hebben er goed gegeten en een hand gebreid wollen vest van een Nepalees echtpaar gekocht, dat er een winkel heeft. Later op Marken werden we bediend door een meisje uit Peru. Het is een en al globalisering wat je ziet en er wordt goed verdiend. Dan denk ik aan de enorme aanhang, die Geert W. er heeft. Die wil toch niets weten van globalisering. Het schijnt dat De Volendamse gemeenschap een wat gesloten karakter heeft en zich afsluit voor vreemden wanneer die zich er echt willen vestigen.

Een bezoek aan het Volendam museum is zeker de moeite waard. Het toont vooral een beeld van het verleden met klederdrachten, die je nauwelijks meer ziet. De visserij, waar de mensen vroeger van leefden, een scheepswerf en de plaatselijke middenstand. Maar er wordt ook een film vertoond van de watersnood in 1916, die er voor zorgde, dat de Afsluitdijk er kwam en de polders. Er moet eerst een ramp gebeuren voordat men beseft, dat die Afsluitdijk echt nodig was. Zo is het nog steeds.

Na de drukte van Volendam is het op Marken rustig. Architectonisch is het vaak wat interessanter, maar ook wat stijver dan het katholieke Volendam. Marken werd door monniken vanuit Friesland bewoonbaar gemaakt. De mensen woonden er op terpen en bij de vrij forse Protestante kerk is dat nog goed te zien. Er is ook hier een klein museum met ook weer veel aandacht voor de oude klederdrachten en de ontginningsgeschiedenis. Er is een klompenmakerij en rond de haven vind je wat winkeltjes en horeca. Daar kun je goed eten en je wordt vlot bediend, zodat we een boot eerder terug naar volendam konden nemen.

De terugreis kende ook wat probleempjes. We moesten eerst een kwartier wachten op de volgende bus, want de eerdere misten we op een haar na. Maar we hadden de tijd. Na Amsterdam Amstel ging de Intercity opeens langzaam rijden, maar na Abcoude ging het weer vlot. Raar want er zijn daar vier sporen. Zo zaten we wat krap om in Utrecht de bus naar huis te nemen en we wisten nog niet waar de nieuwe halte is. De bussen vertrekken aan de Jaarbeurszijde. Helemaal achterin de stationshal ver van het nieuwe stadhuis zijn trappen en roltrappen naar het C en D-perron voor stads- en streekbussen. Op de begane grond kun je niet even van het ene perron naar het andere. Dan moet je weer om hoog en omlaag. We daalden eerst af naar het C-perron, maar we moesten op het D-perron zijn en dan ook nog helemaal achteraan. We hadden het toch nog zo vlug gedaan, dat we de bus nog zagen vertrekken. Dus weer wachten, maar nu een half uur. Maar voortaan weten we waar we wezen moeten. Al met al waren we nog een half uur eerder thuis, dan eerst gepland. Moe , maar voldaan.

Jaargang 9, Nr. 427.

In memoriam Gerard Claassens S.V.D.

vrijdag, september 2nd, 2016

PRIESTER, HERDER, MAN VAN HET WOORD, MENSENMENS

Dinsdag, 30 augustus overleed Gerard Claassens, Missionaris van het Goddelijk Woord, 88 jaar oud. Hij was op 2 november 1927 te Cuijk aan de Maas geboren en bracht er zijn jeugd door. Op 2 februari 1957 werd hij priester gewijd. Daarna studeerde hij voor de Middelbare Akte Sociale Pedagogie en ging werken bij Kontakt der Kontinenten in Soesterberg als vormingswerker. Daar hebben mensen uit het hele land en ook uit het buitenland hem leren kennen. Toen hij met emeritaat ging heeft hij lang op het terrein van Kontakt der Kontinenten gewoond. Hij kon enthousiast vertellen over de groepen, die daar kwamen en kennis maakten met moderne opvattingen over pastoraat of over imams, die daar kennis over de Nederlandse samenleving en de christelijke religies kregen aangereikt. Maar intussen bleef hij als pastor werkzaam. Op een bankje bij de Goyerbrug hoorde ik mensen uit Woudenberg enthousiast over hem vertellen. Tot hij nog maar kort geleden last kreeg van zijn nieren. Die laatste jaren waren heel zwaar voor hem. Misschien mag je zeggen, dat zijn dood een bevrijding uit zijn lijden betekende.

Als priester-assistent in Cothen deed hij veel ervaring op met de zielzorg. Het was een goede voorbereiding voor zijn pastoorsbenoeming in Odijk, waar hij op 10 augustus 1974 als pastoor van de H. Nicolaasparochie werd geïnstalleerd. Het bisdom vond hem geschikt voor een grotere parochie, maar hij wilde naar een kleine gemeenschap, waar hij iedereen kon leren kennen. De vertrouwenscommissie gaf aan Gerard de voorkeur en toen Gerard het bisdom dreigde zijn heil in het Brabantse te gaan zoeken was zijn benoeming vlug voor elkaar.

Wat mij persoonlijk bij hem steeds weer trof, was dat heel vaak zijn preken gingen over een onderwerp, dat mij bezighield en waarmee ik worstelde. Zo hielp hij mij mijn weg door het leven te vinden. Ik denk, dat zijn wijsheid vaak nog doorklinkt in mijn columns. Soms werkte het ook andersom. Een tijd lang besprak hij de lezingen van de zondag met een aantal assistenten. Ik had mijn gedachten ook op papier gezet en gaf hem mijn opmerkingen na afloop. Gerard ging zijn preek voorbereiden en toen hij klaar was dacht hij aan mijn brief. Daarin las hij, dat mijn collega’s niet konden geloven, dat evangelie blijde boodschap betekent. Hij scheurde zijn preek doormidden en begon opnieuw. Het werd een heel blije preek met leuke moppen erin, waarvan iedereen echt genoten heeft.

Gerard zocht de mensen overal op. Met jonge mensen voetbalde hij op het gras naast de pastorie. Met anderen volleybalde hij tot op hoge leeftijd of voerde hij pastorale gesprekken bij een goed glas pils in de voetbalkantine. Maar hij kwam ook bij de mensen thuis op verjaardagen of huwelijksjubilea. Hij bezocht de zieken thuis of in de ziekenhuizen. Hij kende iedereen bij naam en kende de familierelaties. Hij wist van de ruzies in een familie en vaak riep hij op de vrede te bewaren. De mensen hielden van hem en lieten dat ook merken toen hij zelf ziek was, maar ook als hij jarig was. Gerard was een van de redenen waarom wij het fijn vonden en vinden om in Odijk te wonen.

Onze pastoor wist mensen in beweging te brengen. Nog steeds zijn er heel veel vrijwilligers en met vrijwilligers is er een zaaltje gebouwd en een mortuarium en is er veel aan de kerk verbeterd, met name aan de akoestiek. In de loop der jaren is er ook veel kunst in de kerk gekomen. Zo lieten mensen hun dankbaarheid blijken. Ik denk, dat wij zijn nagedachtenis niet beter kunnen eren dan door zijn werk voort te zetten. Gerard rust in vrede in de armen van je schepper.

Jaargang 9, Nr. 426.

Vrede in Colombia?

vrijdag, augustus 26th, 2016

NA 50 JAAR OORLOG TOCH VREDE?

Goed nieuws in de krant is nogal uitzonderlijk, maar in deze dagen mochten we het weer eens beleven. Na 50 jaar oorlog hebben de FARC en de Colombiaanse regering een vredesovereenkomst getekend. Ze hebben er vier jaar over onderhandeld op neutraal terrein, de Cubaanse hoofdstad Havanna. De achterban van de Farc en de bevolking van Colombia moeten de overeenkomst nog goedkeuren. Dat vraagt wederzijds vertrouwen. Mensen, die een dierbare hebben verloren in de strijd moeten genoegen nemen met straffeloosheid en die geldt ook voor paramilitairen, die er enorm op los gemoord hebben.. Wat te doen als een deel van de rebellen de guerrilla oorlog voortzet? Eerder had een deel van de rebellen zich overgegeven, maar ze werden door paramilitairen gewetenloos vermoord. Dan wordt vertrouwen moeilijk. De beweging gaat verder als politieke partij. Hoeveel stemmen gaat ze trekken? Zullen andere partijen meewerken?

Colombia is een typisch Latijns-Amerikaans land. Een paar rijke families van grootgrondbezitters, bankiers of mijneigenaren, ook een kleine middengroep en een massa kleine boeren, landarbeiders en mijnwerkers. Die kleine boeren gebruiken hun grond al heel lang van generatie op generatie. Ze beschouwen de grond terecht als hun eigendom, maar ze hebben geen eigendomspapieren. Ze kunnen niet aantonen, dat de grond hun eigendom is. Zo werden en worden ze door plantagebedrijven of mijnbouwondernemingen geholpen door paramilitairen van hun grond verdreven. Ze mogen blij zijn als ze het er levend van afbrengen. Het is nog steeds een probleem en kleine boeren worden nu geholpen door organisaties op kerkelijke basis, die hen vooral juridisch bijstaan. Cordaid Mensen met een Missie heeft een jonge vrouw uitgezonden, die bij die organisatie werkt. De FARC is oorspronkelijk opgezet om kleine boeren tegen de grote ondernemingen en de paramilitairen te beschermen. Ik vind het een sympathiek doel, maar niet mijn methode. Zo’n guerrillaorganisatie heeft natuurlijk geld nodig voor eigen levensonderhoud en voor wapens en munitie. Helaas zijn ze in hun methoden de fout ingegaan: ontvoeringen om het losgeld. afpersing en drugshandel. De vredesovereenkomst wekte grote blijdschap, want die ellende is straks voorbij.

Al die jaren heeft Pax Christi een bemiddelende rol gespeeld. Of hun werk geleid heeft tot onderhandelingen is mij niet duidelijk. De organisatie werkt bij alle bemiddeling zonder veel ophef. Je moet niemand voor het hoofd stoten en gezichtsverlies voorkomen. Over een maand zitten we midden in de Vredesweek en 21 september vieren we de Internationale Dag voor de Vrede. Mooi voor Pax dat er nu iets te vieren valt.

Jaargang 9, Nr. 425.

We hebben Toon

zaterdag, augustus 20th, 2016

LEUK SPEELTJE EN OOK NUTTIG

Wij hadden altijd al een thermostaat, die automatisch de temperatuur regelde voor de dag en de nacht en eventueel de tijd, dat je op bepaalde dagen afwezig was. Maar we zijn gepensioneerd, dus niet regelmatig afwezig. Er zat ook een vakantiestand op en de mogelijkheid, de verwarming tijdelijk wat hoger te zetten bij rillerig weer. Bij de wisseling van zomer- en wintertijd, moest je wel de tijd veranderen. Eigenlijk was er geen reden om een andere thermostaat te nemen.

Maar toen kwam de man van Eneco. We zijn klant van Eneco gebleven. De onderneming is van de grote energiemaatschappijen het meest op de duurzame toer. Bovendien baal ik enorm van de privatiseringsgolf, die Nederland (en Europa) overspoeld heeft. Zo iets belangrijks als energievoorziening moet je bij voorkeur niet aan particuliere ondernemingen overlaten. Hoge salarissen voor de top en hoe ziet die top het bedrijfsbelang en het belang van de klanten en het belang van het personeel en het belang van het milieu? Volgens mij zit dat bij Eneco redelijk goed.

Die man van Eneco kwam Toon aanprijzen. Toon is op de eerste plaats een thermostaat. Maar Toon kan als je slimme meters voor gas en elektriciteit heeft ook inzicht verschaffen in je energieverbruik. Een grafiek laat het elektriciteitsverbruik in de loop van de dag zien op het schermpje. De pieken bij de was of de afwas of het stofzuigen zijn dan duidelijk zichtbaar. Toon vergelijkt ook dagen en weken en maanden en geeft dat aan in KWh of in Euro’s. Het effect is, dat je veel bewuster wordt van je energieverbruik en de kosten ervan en dan wat zuiniger aan gaat doen. Waarom moeten lampen branden in een kamer waar niemand is? Waarom radio aanlaten als niemand luistert? Ons gasverbruik bleek nogal hoog. We hebben een zijmuur op het Noorden, waarvan de spouwisolatie niet meer werkt en we lieten de verwarming al vroeg beginnen, terwijl we niet meer vroeg naar ons werk moeten. Ons voornemen is dat gasverbruik toch omlaag te krijgen.

Toon laat ook zien of het regent en hoe hoog de buitentemperatuur is. Die gegevens haalt Toon van internet net als de buienradar. Als je op de weertegel drukt verschijnt er een minibuienradar, die je met een keer drukken iets groter krijgt en ernaast staan dan andere weergegevens als de vochtigheid, de luchtdruk en de gevoelstemperatuur. Deze functie wordt dagelijks meerdere keren geraadpleegd.

Via je Wifi staat Toon in contact met Internet, maar de slimme meters geven automatisch en meterstanden door aan de energiemaatschappij. Ik hoef niet meer één keer per jaar de kelderkast in te duiken gewapend met een zaklamp om de meterstanden op te nemen.

Voor mij was de belangrijkste reden om Toon gratis te laten installeren de mogelijkheid om de productie van de zonnecellen te laten zien in de loop van de dag en per dag of week of maand. En dat in KWh of in Euro’s. Ik heb mijn acht zonnecellen al heel lang en de kwaliteit is niet zo goed als van de huidige zonnecellen. Toch is het leuk te zien wat je ermee verdient. Alleen mijn zonneboiler is niet aangesloten. Dat kan, denk ik ook niet, maar als ik warm tapwater gratis van de zon krijg, ben ik al lang tevreden.

Ik moet van de dokter veel wandelen of fietsen. Een van de leuke dingen is, dat je steeds meer zonnecellen op de daken ziet. Langzaam maar zeker worden we milieubewuster, maar onze bijdrage valt helaas in het niet bij war grote industrieën zouden kunnen doen. Toen er deze zomer weer vreselijke regen- en hagelbuien vielen en iedereen ontzet reageerde, zei ik tegen iemand: “Dit hebben we veertig jaar geleden al voorspeld”. Nu voelen we het aan den lijve en velen ook aan de portemonnee, maar de link met ons milieugedrag wordt niet gelegd. Welke groep gedragspsychologen gaat dit nu eens fundamenteel onderzoeken?

Jaargang 9, Nr. 424.

Tweedeling in Nederland

vrijdag, augustus 12th, 2016

TWEEDELING IN KENNIS ZAL BLIJVEN

Mijn medegeograaf Josephine Bersee schreef in Opinie en Debat van de Volkskrant vanuit Hongkong een interessant artikel, maar raakte daarbij niet het werkelijke probleem. Zij stelt, dat de elite eens moet stoppen met zich zelf te verwijten, dat een deel van de bevolking in schoolse kennis achterblijft bij de rest. Zo kan de elite zich zelf over de ruggen van de ongeschoolden verrijken. Ze legt de schuld ook wel bij die laagopgeleiden zelf. Beseffen ze wel, dat inspanning nodig is om iets te bereiken? Maar, geeft ze toe, er zullen altijd mensen zijn, die het echt niet kunnen en die verdienen volop onze steun. Ze gaat ook in op de komst van buitenlanders, die op de arbeidsmarkt serieuze concurrenten kunnen worden en hun kinderen, die vaak in het onderwijs zeer ambitieus zijn. Hier spreekt haar ervaring in Hongkong heel duidelijk Zo kan er onder de laagontwikkelde Nederlanders een afkeer tegenover buitenlanders ontstaan als ze denken daardoor werkloos te blijven.

Bersee wijst terecht op het enorme succes van het Nederlandse onderwijs. Toen ik in 1946 naar de HBS ging, was ik een van de 5% van de Nederlandse jeugd, die naar Gymnasium, HBS of MMS ging. Nu gaat ongeveer 50% naar Vwo en Havo en stroomt vervolgens door naar Universiteit en Hogeschool. In sommige sectoren treden tekorten op, maar die blijven beperkt door de veel grotere deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. Maar vanaf 12 jaar hebben de Vwo- en Havoleerlingen nauwelijks contact met hun leeftijdsgenoten op het Vmbo. Vaak beoefenen ze ook andere sporten. Bersee wijst er op, dat ze vaak ook in andere wijken wonen. Zo kan er wel degelijk een tweedeling ontstaan. Men heeft geen benul van het leven van die anderen.

Enkele problemen stipt Bersee niet aan. Er gaat nog steeds talent verloren, doordat sommige kinderen opgroeien in een milieu, waar geen studiecultuur bestaat. Ik ben er trots op 30 jaar gewerkt te hebben op een school, waar we kinderen uit zulke milieus door intensieve begeleiding wel hielpen te slagen voor hun Vwo- of Havodiploma. Maar er waren collega scholen, die hun deuren voor zulke kinderen gesloten hielden. En de adviezen van de Basisschool voor kinderen uit ‘lagere’ milieus waren en zijn nogal eens te laag. In toenemende mate vormen de kosten van verder studeren juist voor die groep studenten met financieel zwakkere ouders een probleem. Er is dus wel een zekere verantwoordelijkheid van de elite.

Veel van die Vmboleerlingen hebben dan niet zulke studiehoofden, maar ze hebben wel gouden handjes of ze zijn juist sociaal zeer intelligent. Helaas levert werk in de techniek of in de eenvoudige zorg een niet zo hoge status op. Ouders willen voor hun kind een witte boorden baan, terwijl er in ambacht en techniek vaak tekorten optreden. Ik kijk vaak met grote bewondering naar het werk van een eerlijke ambachtsman en praat er met lof over. Dat zouden we allemaal veel meer moeten doen. De eerder geschetste tweedeling maakt dat wel moeilijker.

De kern van de onvrede onder laagopgeleiden is de vrees, dat er steeds minder werk voor hen zal zijn. Al sinds de Tweede Wereldoorlog verdwijnt er werk. Dat komt door automatisering en robotisering en ook door verplaatsen van werkgelegenheid naar lagelonenlanden. Trump maakt zich daar erg druk over. Hij wil die productie terughalen naar de Verenigde Staten. Kennelijk weet hij niet, dat het al gebeurt. Intussen is die productie zo geautomatiseerd, dat er nog nauwelijks mensen aan te pas komen. Aan de ene kant gaan de onderdelen er in en aan de andere kant komen de pallets met in dozen verpakte producten eruit. In een moderne autofabriek zie je nauwelijks nog mensen. Als er zo weinig arbeid nodig is, kunnen de fabrieken evengoed in de Verenigde Staten of in Europa staan.

Die sterke automatisering betekende ook een verhoging van de arbeidsproductiviteit en als het goed was hogere lonen. Dus kon men meer kopen en dat betekende weer nieuwe werkgelegenheid. We kochten auto’s, we gingen vaker uit eten, in ons huis vind je een wasmachine, een vaatwasser, een Tv, maar ook meer kunst en we gaan vaker uit en verder en vaker op vakantie. Ik doe het schilderwerk niet meer zelf en voor het onderhoud van de tuin schakelen we af en toe een hovenier in. Maar vinden we steeds weer nieuwe goederen of diensten, die we wel willen kopen? Vertalen de gestegen winsten van de ondernemingen zich ook in hogere lonen? Of geldt de inkomensstijging alleen voor de topmensen? Blijven de ondernemingen de nationale overheden pressen om de winstbelasting laag te houden of blijven ze die winstbelasting ontwijken? Want daardoor kan de overheid minder gemakkelijk werk scheppen. Is het de elite, die dit alles bepaalt? Ik vrees van wel. De top bepaalt en de mensen met de betere banen profiteren mee. Schamen ze zich daarvoor? Wel nee. Ze vinden, dat het zo hoort en dat ze anders niet meetellen tussen al die topmensen. Het is eerder de intellectuele elite, die er vraagtekens bij zet en zich ook afvraagt of er een structurele werkloosheid voor laaggeschoolden is ontstaan. Dat zie je ook in de encycliek Laudato si, waarin Paus Franciscus laat zien hoe ons economisch-technologisch systeem leidt tot armoede hier en in de Derde Wereld. Maar hij ging als aartsbisschop ook op bezoek in de krottenwijken van Buenos Aires. Hij heeft de armoede met eigen ogen gezien.

Jaargang 9, Nr. 423.

Dialoog tussen doven?

zaterdag, augustus 6th, 2016

De discussie over wel of geen religie leidde nog niet tot dialoog 

De stroom van brieven in de rubriek “Opinie en Debat” van de Volkskrant over het geluk dat religie je kan geven of juist de narigheid, die religie veroorzaakt was heel boeiend. Maar wat leverde het op? Beide kampen verdedigden hun eigen standpunt en gingen over tot de orde van de dag. Men verdiepte zich nauwelijks in het standpunt van de ander en men streefde niet naar herkenning van wat wij allen gemeen hebben. Dat is jammer. We leven immers samen in dit land en de meesten van ons proberen er het beste van te maken. De stroom van brieven heeft tot nu toe nauwelijks tot een dialoog tussen religieus ingestelde mensen en seculiere medemensen geleid.

Als ik om mij heen kijk zie ik veel mensen, die op allerlei manieren goed werk doen. Sommigen doen dat vanuit een religieuze overtuiging, maar hoe seculiere mensen er toe komen is voor mij moeilijk te achterhalen. Vinden ze het gewoon belangrijk, dat er zo min mogelijk narigheid is? Ik weet het niet. Worden ze geïnspireerd door bijzondere mensen of door bepaalde geschriften? Ik weet het niet. Zouden religieuze mensen en niet religieuze mensen elkaar nu eens kunnen vertellen hoe ze er toe komen aan een betere wereld te werken? Zou er zo meer begrip voor elkaar kunnen ontstaan en wat minder elkaar verketteren? Moge het zo zijn.

Waarom stuurde ik bovenstaande brief naar de Volkskrant? Natuurlijk op de eerste plaats omdat de manier van reageren op elkaar in alle negativiteit mij getroffen heeft. We schieten er helemaal niets mee op. Alleen medestanders worden bevestigt in hun mening. Daarnaast is er bij mij altijd de belangstelling voor wat mensen beweegt. Wat drijft mensen? Die kennis vormt voor mij een bron van inspiratie. Goed voorbeeld doet goed volgen. Als je weet, wat mensen drijft, kun je ook beter met hen samenwerken. Je kunt beter op elkaar inspelen. Als je iets nieuws wilt beginnen of binnen een organisatie iets wilt bereiken kun je aan die kennis argumenten ontlenen.

In een vorige column liet ik zien, dat je bij de verklaring van ruimtelijke diversiteit ook moet kijken naar de waarden van de bewoners van een gebied. Kennis van de motieven van mensen bij hun handelen heeft dus ook wetenschappelijke waarde. Bedrijven geven handenvol geld uit aan marktonderzoek. Wat drijft mensen om hun producten wel of niet te kopen? Hoe beter je je klanten kent, hoe beter je op hun verlangens kunt inspelen en hoe meer geld je verdient. Kennis van de motieven van mensen heeft daarom ook economische waarde. Ik heb genoeg politieke ervaring om te weten hoe belangrijk het is te weten met welke motieven een partij de kiezers kan overtuigen. Een krant doet regelmatig lezersonderzoek, want de redactie wil de wensen van de abonnees kennen. Als ik de achtergronden van het nieuws wil weten, dan krijg ik bij mijn krant achtergrondartikelen. Het is dus echt niet zo vreemd, dat ik als religieus geïnspireerd mens mijn seculiere medeburgers beter wil begrijpen.

Allemaal onzin, want wij moderne mensen streven heel pragmatisch naar de beste oplossing en daarbij spelen allerlei hogere motieven geen enkele rol. We onderzoeken wat de beste oplossing is voor een probleem en die oplossing kiezen we. Wat is het geniepigheidje? De keuze van je doelstelling is niet waardenvrij. Daarbij kan eigenbelang of partijbelang of economisch belang een rol spelen. Je ziet het bij bedrijven. Ze streven naar winstmaximalisatie. Ze zouden ook kunnen streven naar continuïteit of naar tevreden werknemers of naar duurzaamheid van het product en het productieproces. De doelstelling van het bedrijf kan heel verschillend zijn en die keuze wordt beïnvloed door de opvattingen van de beslissers over wat het begrip bedrijfsbelang inhoudt. Maar staat winstmaximalisatie en een hoge beurskoers voorop dan is de kans groot, dat het belang van de werknemers in de knel komt: lage lonen, slechte arbeidsvoorwaarden, massaontslagen.

Het is al een oude discussie. Moet je je leerlingen kritisch maken en ze goed laten zien wat er allemaal fout is in de wereld of moet je gewoon “objectief” de geografie van een land beschrijven? Nogal wat collega’s vonden het laatste. Ze beseften niet, dat je zo de bestaande situatie als “normaal” beschrijft. Zo hoort het en dat is allesbehalve objectief.

Dus beste seculiere medeburgers leg je innerlijke roerselen eens bloot. Verschuil je niet achter de objectiviteit van het pragmatisme of achter de opvatting, dat het gewoon onmogelijk is uit te maken wat het verschil is tussen goed en kwaad. Kruip uit je schulp. Misschien heb je echt geen idee. Kom daar dan eerlijk voor uit.

Jaargang 9, Nr. 422.

Je ogen sluiten voor misstanden?

vrijdag, juli 29th, 2016

DE MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE WETENSCHAPPER

Eens waren er kritische wetenschappers, die zich afvroegen of je als wetenschapper niet kritisch moest staan tegenover je werk. Je hoorde je af te vragen wat de consequenties van je werk zouden kunnen zijn. Ik denk, dat het meest bekende voorbeeld de vraag is naar de morele verantwoordelijkheid van de geleerden, die aan de ontwikkeling van de atoombom werkten. Zouden zij achteraf niet in gewetensnood zijn geraakt toen zij kennis namen van de gevolgen van de bommen op Hiroshima en Nagasaki? Vaak wordt er dan op gewezen, dat de atoombommen tot een sneller einde van de Tweede Wereldoorlog hebben geleid en zo ook tot minder slachtoffers.

Spelen ethische vragen ook bij de sociale wetenschappen? Horen sociale wetenschappers niet alleen onderzoek te doen, maar ook te onderzoeken in hoeverre mensen worden benadeeld? Worden thema’s juist niet onderzocht omdat dan al die negatieve gevolgen openbaar worden? De rijksoverheid vindt dat onaangenaam en de onderzoeker vreest straks geen budget te krijgen? In een vorig blog noemde ik het hoge percentage mislukte huwelijken een probleem. Ik wees vooral op het leed. Kinderen doen een beroep op hulp van psychologen of pedagogen. De gescheiden vrouw met nog jonge kinderen wordt soms enkele jaren afhankelijk van de bijstand. Komt er geen nieuwe partner, dan betekent het een grote beroep op de woningvoorraad en dan meestal een sociale huurwoning. Het is een van de oorzaken van het tekort. Een hoog aantal echtscheidingen brengt dus maatschappelijke kosten met zich mee. Toen ik googelde op de vraag “aantal gescheiden vrouwen in de bijstand” kreeg ik NUL hits. Misschien moet je een abonnement op CBS-publicaties hebben om een antwoord te vinden. Wel werd me duidelijk, dat er flink meer vrouwen in de bijstand zitten dan mannen.

Ik was ook nieuwsgierig naar het jaarlijkse aantal doden door fijnstof. In de hele wereld zijn het er 7 miljoen en omgerekend naar Nederland met meer fijnstof maar ook een betere gezondheidszorg zouden dat er 17.000 zijn. Het Longfonds publiceert daarover van tijd tot tijd. Ik vermoed, dat weinig automobilisten lustig toerend door Nederland zich realiseren, dat ze bijdragen aan dat aantal doden. Als ze wel over de kennis beschikken zullen ze er dan een kilometer minder om rijden of minder hard? Dat zou een mooi onderzoek kunnen opleveren voor bijvoorbeeld psychologen.

Maar vaak zijn het juist de media of de politiek, die dit soort zaken aan de orde stellen. Dat valt toe te juichen. Onderzoeksjournalisten leggen heel wat misstanden bloot. Naar mijn oordeel ligt daar ook een taak voor de wetenschap. Misstanden bloot leggen en het oordeel overlaten aan het publiek. De maatschappij in staat stellen te reageren en te werken aan verbetering van de situatie. Daarbij kunnen wetenschappers ook een rol spelen.

Opnieuw vraag ik mij af of de seculiere mens terug schrikt voor het oordelen over goed en kwaad. Het lijkt mij, dat iedereen de aloude stelregel onderschrijft: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Laten we elkaar eerlijk zeggen of we iets verkeerd vinden. Dat lijkt mij bepaald niet onwetenschappelijk. Het hoort bij de maatschappelijke verantwoordelijkheid van iedere burger of hij nu wetenschapper is of niet.

Jaargang 9, Nr. 421.

Aan de Nederlanders van Turkse afkomst

vrijdag, juli 22nd, 2016

TURKSE TOESTANDEN

Toen ik de coup en de nasleep ervan met enige spanning volgde moest ik denken aan het zogenaamde Tonkin incident. In de golf van Tonkin zouden Amerikaanse schepen door Noord Vietnamese schepen zijn aangevallen en die aanvalsdaad was voor Amerika reden om zich in de Vietnamoorlog te storten. Maar er was helemaal geen incident geweest.

In Turkije was er wel duidelijk sprake van een coup, maar uiteindelijk verliep het allemaal zo knullig, dat ik me begon af te vragen of het geen opzetje van de regering was. Want nu ziet de regering de coup als een Godsgeschenk, een prachtige reden om af te rekenen met alle critici. Die hadden ze al zo lang willen opsluiten. De lijsten lagen kennelijk al klaar. Nu konden al die “vijanden van de staat” prachtig achter slot en grendel. Alleen is het lastig om te bewijzen, dat de regering er zelf achter zit, tenzij er flink gelekt wordt. Zouden al die Erdogan aanhangers nu echt geloven, dat een grote groep Gülen getrouwen de macht wil overnemen? Of vinden ze dat helemaal niet belangrijk? Lang niet alle ontslagen militairen waren bij de coup betrokken. De rechters en ambtenaren en leraren en professoren zijn dan misschien wel kritisch en de rechters zijn wellicht bereid mensen dicht bij Erdogan te veroordelen wegens corruptie, maar een echte reden voor ontslag is er niet. Erdogan en zijn kliek willen gewoon de absolute macht en dulden geen kritiek.

In het Verenigd Koninkrijk spreken ze over “Heir’s Majesty most loyal opposition”. De oppositie heeft in een democratie een zeer wezenlijke taak, namelijk het beleid van de regering zo kritisch mogelijk volgen, zodat het desgewenst bijgesteld kan worden. Door goed oppositie voeren krijg je het beste beleid en als de regering geen gehoor geeft aan de wensen van de oppositie loopt ze de kans door de kiezers naar huis te worden gestuurd. Zo werkt democratie, als het goed is.

Een ander wezenlijk punt van democratie is, dat de rechten van minderheden gegarandeerd worden. Een goede regering beschermt de minderheden. Met de wensen van minderheden wordt rekening gehouden. Een eigen taal wordt erkend. Eigen culturele gebruiken zijn toegestaan. Ze mogen de eigen feesten vieren. De Turkse minderheid in Nederland mag eigen scholen stichten, mag eigen moskeeën bouwen, mag eigen verenigingen, zelfs eigen politieke partijen oprichten, mag zich naar eigen gebruiken kleden, zo zij dat wensen. De oprichters van de politieke partij DENK waren in net huidige Turkije al lang opgepakt. In Turkije hebben aanhangers van oppositionele partijen het moeilijk, maar hebben ook andere minderheden als Alevieten, Christenen en Koerden het moeilijk. Het verbaast mij zeer, dat al die Turkse Nederlanders, die al zo lang met onze democratie hebben kennis gemaakt, kennelijk niet zien, hoe gebrekkig de Turkse democratie functioneert. In plaats van enthousiast hun aanhankelijkheid aan Erdogan te betuigen, zouden ze via hun familie in het land het wezen van democratie moeten uitleggen. Het gaat om vrijheid, gelijkheid en broederschap, de leuzen van de Franse revolutie. Het gaat om gelijke rechten ongeacht je religie, je cultuur of je politieke gezindheid. Ik besef, dat dit een reusachtige omslag in het denken inhoudt. Juist het onderlinge respect en de grote verscheidenheid binnen een land vormen een enorme kracht naar vooruitgang, verbondenheid en veiligheid. Het wordt een lange weg om te gaan.

Jaargang 9, Nr. 420.

Boekbespreking Hans Boutellier: Het seculiere experiment

zaterdag, juli 16th, 2016

JE WEG VINDEN IN DEZE WERELD MET OF ZONDER GOD

Over dit onderwerp denk ik al jaren na. Ik vroeg mij af of het prudent is na de gebeurtenissen in Nice mijn blog hieraan te wijden. Maar mensen moeten elkaar begrijpen en dus ben ik er toch maar aan begonnen.

Ik zat nog midden in mijn werkzame leven als docent aardrijkskunde. Tijdens een bijeenkomst van katholieke leraren werd ons gevraagd met onze leerlingen na te denken over ethische vragen, waarmee zij in hun leven te maken zouden krijgen. Zo zouden we kunnen bijdragen aan de identiteit van een katholieke school. Tijdens studiedagen met de collega’s van het Niels Stensencollege kregen we als opdracht een aspect van ons leraar zijn te kiezen, waaraan wij de komende jaren zouden gaan werken. Een homo collega nam zich voor te gaan werken aan meer begrip voor het verschijnsel homofilie. Ik besloot te gaan onderzoeken hoe je leerlingen kunt leren tot een gefundeerd oordeel te komen over thema’s waarmee ze in hun leven te maken krijgen. Mijn vak aardrijkskunde is daarvoor zeer geschikt, want het aardrijk, dat wij bestuderen, het door mensen ingerichte landschap is het resultaat van menselijk handelen en elke keer moeten wij bij de verdere inrichting weer beslissen. Komt die weg er en waar moet die dan komen? Komt er nog een landingsbaan bij Schiphol of laten we het vliegverkeer elders groeien? Bouwen we windmolens in onze gemeente? Waar? Hoe hoog? Als er op het scholeneiland geen ruimte meer is voor groei, breken we dan alles af en bouwen we elders een schoolgebouw met woningen erboven? Hoe financieren we dat? Het zijn vragen uit de praktijk.

Ik merkte al studerend, dat er eerst de vraag gesteld moet worden naar de meest doelmatige oplossing. Denk maar niet, dat die, als die al gevonden wordt, ook gekozen wordt. Vaak blijkt achteraf, dat we de verkeerde keus gemaakt hebben. Het is ook niet gemakkelijk. Het zoeken naar de beste oplossing voor een ruimtelijk probleem is in de Taxonomie van Bloom de hoogste vorm van intellectuele activiteit, namelijk evaluatie. Daaraan gaan kennis en analyse en synthese vooraf. Bij veel gevallen gaat het niet alleen om doelmatigheid, maar ook om allerlei opvattingen over wat goed is en wat fout. Elke oplossing kunnen we toetsen aan onze waarden. Is het een goede zaak een weg een bijzonder fraai landschap te laten doorsnijden of kunnen we hem beter parallel laten lopen aan een bestaande spoorlijn of een kanaal, zodat er geen nieuwe doorsnijding van het landschap optreedt? In de politieke praktijk merk je, dat veel mensen een beperkt waardenapparaat bezitten. Er is in hun opvoeding iets mis gegaan.

Toen de ontzuiling flink doorzette, begon ik mij af te vragen of iedereen wel in staat zou zijn voor zich zelf een behoorlijke set van waarden te ontwikkelen. Aan de hand van die waarden beoordeel je je eigen handelen en dat van anderen. Als je die opvattingen niet van huis uit mee krijgt en niet meer de steun hebt van je zuil, hoe kom je dan tot opvattingen over goed en kwaad? Ik merkte in mijn omgeving, maar ook in de maatschappij als geheel, dat het allemaal nogal meeviel zoals de mensen zich gedroegen. Toch waren er ook signalen, die bij mij ongerustheid veroorzaakten. Zo kreeg ik leerlingen, die gewend waren alles te krijgen, wat hun hartje begeerde en dachten, dat het met het verkrijgen van een diploma ook zo zou werken. Een leraar wordt er voor betaald en de leraar moet maar zorgen, dat ik een diploma krijg.

Die analyse van het leerlingengedrag in de jaren tachtig en negentig werd bevestigd door een publicatie van het Bureau Motivaction, “De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders”. Er bleek een generatie te zijn opgegroeid, waarvan een deel van de kinderen nooit grenzen waren gesteld tijdens hun opvoeding. We kenden altijd al de collega, die er de kantjes van afloopt, maar dat type bleek plotseling een kwart van de jongeren te omvatten. Ook andere kenmerken van die jongere generatie stemden mij niet tot vreugde.

Dus was ik heel benieuwd naar een boek van de zeer seculiere Hans Boutellier, getiteld: Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven”. De schrijver is heel optimistisch en ziet overal prachtige initiatieven. Mensen vinden elkaar als ze een probleem zien en gaan samen aan een oplossing werken. Ik heb het boek nu gelezen, vind er veel goeds in, maar heb ook mijn bezwaren.

De auteur is min of meer uitgedaagd door een opmerking van zijn vader waarmee het boek begint: “Als er niemand meer in God gelooft, dan wordt het een zooitje , jongen.”. Nu vijftig jaar later wil de schrijver nagaan of het inderdaad een zooitje is geworden. Dan moet hij zich afvragen wat zijn vader bedoelde met een zooitje en vervolgens objectief moeten toetsen in hoeverre de criteria van zijn vader werkelijkheid zijn geworden. Nu juicht hij allerlei ontwikkelingen toe, die zijn vader waarschijnlijk afgewezen zou hebben.

Boutellier kiest zijn eigen criteria om aan te tonen, dat het nogal meevalt met alle maatschappelijke ontwikkelingen. Daarbij speelt zijn eigen deskundigheid een belangrijke rol. Hij is criminoloog, directeur van het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Veiligheid en Burgerschap aan de VU. Als het een zooitje zou zijn geworden, dan zou je dat kunnen merken aan de toegenomen criminaliteit. Die is in die vijftig jaar weliswaar toegenomen, maar neemt ook weer af. Nu is criminaliteit er altijd al geweest, ook toen het Godsgeloof nog algemeen was. Geloof in God of geen geloof in God lijken me weinig met criminaliteit te maken te hebben. Kijk maar eens naar de Italiaanse maffia, hun religiositeit en hun waarschijnlijke contacten met de Bank van het Vaticaan. De recente vermindering heeft meer te maken met de vermindering van het percentage jongeren.

De auteur ziet echter in het goed functioneren van de rechtsstaat een garantie, dat het geen zooitje wordt. Afgezien van het feit, dat het functioneren van een samenleving heel wat meer omvat dan die juridische kant zit er ook nog de vraag naar wetgeving en ethiek. Ik merk bij seculiere medeburgers vaak een enorme verabsolutering van het burgerlijk recht. Maar er was een tijd, dat slavernij juridisch geoorloofd was. En er was een plan om hulp aan illegale vreemdelingen strafbaar te maken, strijdig met internationaal recht, maar ook met wat God van ons verwacht. Vijftig jaar geleden waren er zaken verboden, die nu wettelijk zijn toegestaan. Ja, dan neemt het aantal overtredingen wel af. Hoe zou de vader oordelen over de wetten, die nu de zorg in Nederland regelen? Er zit in onze samenleving nog zo enorm veel onrecht en het neemt toe. De afbraak van ons sociaal stelsel wordt tegenwoordig progressieve politiek genoemd en krijgt vorm in verandering van de wetgeving. Belastingontwijking staat de wet toe, maar is moreel gezien gewoon diefstal van de gemeenschap.

Een tweede criterium is de ontwikkeling van de seksualiteit. De veranderingen in de laatste vijftig jaar zijn enorm. Als wij met onze kleinkinderen erover praten krijg je vooral verbaasde blikken. Ze zijn blij met alle vrijheid op dit gebied, maar ze zien beter dan de iets ouderen, dat je met die vrijheid ook moet leren omgaan. Het is echt verbazingwekkend, dat de auteur het mislukken van een op de drie huwelijken niet als een probleem ziet, nee juist als een van de aantrekkelijke kanten van de huidige samenleving. ‘Je zit niet meer je hele leven vast aan die eerste keuze.’ In dit hoofdstuk komt het woord liefde vaak voor, maar je krijgt de indruk, dat het een leeg begrip is. De auteur zou die encycliek van Benedictus XVI, ‘Çaritas in veritate’ eens moeten lezen. Dan kan hij tegelijk merken, dat het denken in de kerken niet stil staat.

Herhaaldelijk hoor ik mensen zeggen, dat het echt anders moet. Dan hebben ze het over de tweedeling in Nederland en de wereld als geheel, over het milieuprobleem, over het gebrek aan maatschappelijke verantwoordelijkheid, aan de individualisering met vaak de houding van ik doe waar ik zin in heb. Veel wordt diepgaand behandeld in de vorig jaar verschenen encycliek ‘Laudato si’ van paus Franciscus. De armen in de wereld en het milieu zijn beide slachtoffer van de hebzucht van de rijken. Ik heb sterk de indruk, dat die hebzucht in de laatste vijftig jaar alleen maar erger is geworden.

Met dit commentaar doe ik het boek van Hans Boutellier geen recht. Dat kan ook niet in een blog van beperkte omvang. Ik vermoed, dat ook Hans Boutellier streeft naar een betere wereld. Ik hoop, dat we daar samen aan kunnen werken, ieder op zijn manier en vanuit zijn eigen identiteit.

Zie ook het blog van 10 juni 2016.

Jaargang 9, Nr. 419.