Author Archive

Amerikanisering en commercialisering

woensdag, december 18th, 2013

 

KERSTMIS

De reclame flitst op het scherm voorbij. Sinterklaas is net geweest en daar komt de Kerstboodschap van het Nederlandse bedrijfsleven. Wij gaan er voor zorgen, dat u heel veel en heel luxe kunt eten en drinken. We gaan zorgen, dat u de prachtigste en duurste, maar bij ons erg goedkoop, en de modernste en mooiste cadeaus thuis bezorgd krijgt. Het deuntje van Bol punt com wordt langzamerhand het meest irritante geluid op de Tv. Het Kerstfeest wordt meer dan ooit vercommercialiseerd. Wat met Sinterklaas niet gelukt is, moet nu lukken. De mensen zoveel mogelijk geld uit de zak kloppen.

Tegelijk is er de Amerikanisering. Santa Claus in zijn arrenslee met acht rendieren ervoor komt in de reclames voortdurend voor. Verder veel hulst en dennengroen. Mensen met rode mutsen en een witte rand, geleend van Santa Claus. Dat Amerikaanse Kerstfeest is een merkwaardige vermenging van allerlei Europese gebruiken. De naam is een verbastering van onze Sinterklaas. Daar hoort ook het cadeautjes geven bij. Maar niet onder de schoorsteen, maar onder de kerstboom. Zou het de invloed van Amerikaanse films en Tv-series zijn, dat men gaat denken, dat ook bij ons Kerstmis zo hoort? Of zijn het de commerciële jongens en meisjes, die geld ruiken?

Kerstmis is als kerkelijk feest nog helemaal niet zo oud. Aanvankelijk was Driekoningen of in kerkelijk jargon de Verschijning van de Heer, namelijk aan de drie Wijzen uit het Oosten, het belangrijkere feest. Jezus manifesteerde zich voor het eerst naar buiten als een bijzonder kind. De Kerk kreeg in Noordelijke streken te maken met het zonnewendefeest. Als de mensen merkten, dat de dagen weer langer werden, de zon weer aan kracht won en het leven in de natuur weer ontwaakte, vierden de mensen feest. Het teken daarvan was het groen van de spar. Onze kerstboom is dus eigenlijk een ‘heidens’ symbool van de zonnewende. Zoals vaker christinaniseerde de kerk het zonnewendefeest door het Kerstfeest belangrijker te maken. Jezus van Nazareth kun je zien als een licht, dat ons verlicht. Zijn boodschap is immers, dat de duisternis van het kwaad kan worden overwonnen door het licht van het goede. Dat in de loop van de geschiedenis zijn volgelingen en hun voorgangers gezorgd hebben voor veel kwaad in de wereld doet op zich niets af aan die boodschap van hoop. Voor mij en voor velen met mij is die boodschap nog steeds zeer inspirerend. En dagelijks merk ik, dat het niet meevalt, die boodschap in je leven waar te maken. Daarover gaat het met Kerstmis. Daarom wordt het vaak een feest van Vrede genoemd. Het zou ook een dag van bezinning kunnen zijn. Wat kan ik bijdragen aan Vrede om mij heen, in ons land, in Europa, in de wereld?

Op meerdere plaatsen in Nederland worden nu tentoonstellingen van kerststallen gehouden. Ik zag ze onder andere in Amersfoort en Boxmeer. Dan valt op, dat de vormgeving naargelang land en cultuur enorm verschilt. Het Kerstverhaal vertelt hoe Jezus in een stal geboren werd en dat een voerbak, een kribbe als wieg gebruikt werd. Die stal is waarschijnlijk een grot geweest. In Bethlehem kun je die geboortegrot bezoeken. Er is een forse kerk overheen gebouwd. Zoals overal in Israël vraag je je af of die claim historisch klopt. Dat is volkomen onbelangrijk. Het gaat om het verhaal. Die Jezus van Nazareth werd in armoede geboren. Later zou hij het voor de armen opnemen en van tijd tot tijd de rijken er flink van langs geven. De toenemende ongelijkheid in Nederland en de enorme bonussen zouden door Jezus van Nazareth flink bekritiseerd worden, als hij hier vandaag zou rond lopen. Eens zei hij: “Het is voor een rijke moeilijker om in de hemel te komen dan voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen.” Als je beseft dat Kerstmis het feest van de geboorte van Jezus van Nazareth is, die soberheid zo belangrijk vond dan ben je wel raar bezig als je van Kerstmis een vreetfeest maakt.

We gaan proberen er een gezellig familiefeest, een feest van verbondenheid, er zijn voor elkaar. Dan wordt het echt een Zalig Kerstfeest.

Jaargang 6, Nummer 296.

EXTRA: Driemaal is scheepsrecht

donderdag, december 12th, 2013

VOOR DER DERDE MAAL DIT JAAR IN EEN ZIEKENHUIS

Voor derde maal dit jaar vertoef ik in een ziekenhuis. Ik hoop, dat we er nu in slagen mijn kwaaltjes onder controle te krijgen. Morgen weet ik meer.

In een ziekenhuis ontmoet je voortdurend allerlei mensen. Daar zijn de medepatiënten. Soms kun je er interessante gesprekken mee voeren. Zo had ik een heel boeiend gesprek over de Wateler Vredesprijs, die door de Carnegie Stichting van het Vredespaleis van tijd tot tijd wordt uitgeloofd. In prestige komt deze prijs direct onder de Nobelprijs voor de Vrede. Ik begreep, dat we over enkele jaren een boek over deze prijs kunnen verwachten. Beroemde mensen hebben de prijs mogen ontvangen, zoals Martin Luther King.
Op mijn zaal liggen naast mij en een andere heer twee dames, al wat ouder dan ik.. Een wat kleinere vrouw is in een Mediterraan land geboren. Haar man kwam naar Utrecht om in de metaal te werken, maar die fabrieken gingen dicht en daarna heeft hij overal en nergens gewerkt. Ze ligt al een tijdje op de zaal. Ze proberen haar nu wat meer te mobiliseren. Wij moedigen haar hartstochtelijk aan en ze begint steeds kwieker te lopen en zit langer op. Ze is een moeder van vier kinderen en ze heeft acht kleinkinderen en er is er nog een op komst. De kinderen hebben het gemaakt in Nederland. Een familie waar we blij mee mogen zijn.

En dan is er het personeel.De verpleegkundigen zijn terecht kundig.. Ze weten op bijna alle vragen een antwoord en anders zoeken ze het op en komen snel met het antwoord. Ze weten ook op een geweldige manier om te gaan met elke patiënt. Dan komen er mensen om bloed af te nemen. De dames van het eten en drinken wekken ons in de ochtend op een vrolijke manier en tegelijk kun je gaan ontbijten met je kopje thee of koffie en wat er niet aan mogelijkheden is. Het lijkt wel een hotel. Ik hou me maar aan wat ik gewend ben. Later in de ochtend komt er een stoet binnen. De hoofdzuster en de afdelingsarts en soms ook de specialist. Het verheugde mij dat de vrouwenemancipatie ook tot vrouwelijke specialisten leidt. Wij in het onderwijs hebben die meiden niet voor niets achter de broek gezeten. Dan heb ik nog niet gesproken over alle techneuten en de specialisten van de Röntgenfoto’s en van laboratoria.. Zo’n ziekenhuis is een enorme bijenkorf met duizenden werkbijen, die elkaar ook nog steeds aflossen en dag en nacht bezig zijn.

Soms voel je je klein in dat enorme geheel. Maar dan is er toch steeds weer die persoonlijke aandacht. Werken met mensen voor mensen is prachtig. Je moet je zelf wel kunnen weg cijferen. Gelukkig zijn er nog veel van zulke mensen, ook jonge mensen. Eigenlijk zou iedereen eens een weekje ziekenhuis moeten mee maken en zo ervaren, dat je pas mens wordt samen met andere mensen. Die zin ving ik hier ook op.

In memoriam Piet Brouwer

vrijdag, december 6th, 2013

 

 

EEN BEVLOGEN MENS

Piet Brouwer was voor ons Frater Winfridus, die voor de derde en vierde klas van de St. Ludgerus kweekschool in Hilversum surveillant was. Iemand, die zorgde, dat er tijdens de studie-uren ook echt gestudeerd werd en tijdens de recreatie zorgde voor de koffie en een gezellige sfeer. Hij was erg politiek geïnteresseerd, toen al, en de gesprekken gingen vaak over de politiek. Hij was goed op de hoogte en kon je vaak de achtergronden duidelijk maken. Een ding ben ik mij altijd blijven herinneren. In die tijd kwam het Mandement van de Nederlandse bisschoppen uit, waarbij katholieken verboden werd naar de Vara te luisteren en lid te worden van de Partij van de Arbeid, die toen de doorbraak nastreefde. Ze wilde christenen van de traditionele confessionele partijen losweken. Toen lukte dat niet zo erg. Piet Brouwer vond dat mandement maar een bedenkelijke zaak. Dat was voor ons keurige katholieke jongetjes nogal wat. Piet was zijn tijd vooruit. Zelfs nu nog viel in Rotterdam zijn kritische houding naar de bisschoppen op.

Piet was historicus en geboortig uit Sneek was hij een voorvechter van de Friese zaak. Hij probeerde kwekelingen uit Friesland ook lid te maken van de Friese club. Wij kwekelingen waren afkomstig uit het toen nog veel grotere aartsbisdom: ’t Gooi, Utrecht, Gelderland benoorden de Waal, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen. Toen wij in Hilversum studeerden kwam ‘t Gooi bij Haarlem en de drie Noordelijke provincies werden het bisdom Groningen. De Friezen en de Tukkers hadden de sterkste eigen identiteit. Bij onderlinge sportwedstrijden waren zij het meest fanatiek.

Jarenland hoorden we weinig meer van Frater Winfridus. Het drong tot ons door, dat hij geen frater mee was en dat hij getrouwd was. Een andere oud-docent kwam vaak op onze reünies. Waarschijnlijk door hem achterhaalden wij zijn adres. Sindsdien bezocht hij minstens drie keer zo een reünie. Twee keer pikte ik hem op bij station Driebergen-Zeist en reden we samen naar Zeddam en de laatste keer naar Oosterbeek.  Op de terugweg zette ik hem weer af voor de trein naar Rotterdam. Onderweg had hij altijd veel te vertellen. Hij was enorm trots op zijn twee intelligente zoons, die het in de maatschappij goed deden. We hadden het over zijn lidmaatschap van de deelraad namens GroenLinks. Hij was al dik in de tachtig en nog steeds politiek actief. Er was in zestig jaar niets veranderd.

De laatste reünie in Zutphen was hij er niet. Tevoren had hij zich heel enthousiast getoond en tegenover zijn vrouw had hij gezegd, dat hij blij was weer iets te horen. Hij kwam zo graag. Kondigde zijn ziekte zich al aan?

Piet was een echte familieman. Dat kon je goed merken als hij over zijn zoons vertelde en je kon het ook bij de viering ten afscheid merken. Vierenveertig jaar de helft van zijn leven was hij getrouwd met zijn grote liefde Thea. Hij genoot van zijn kleinkinderen, die ook bij zijn afscheid een belangrijke rol speelden.

Zijn politieke overtuiging werd sterk bepaald door zijn geloof in Gods heil. God zorgt voor de mensen en de mensen zorgen voor elkaar. Zo krijg je een gelukkige samenleving. Zo toonde hij zich een visionair. Hij inspireerde mensen. Kennelijk speelde hij in Overschie lange tijd een belangrijke rol. De parochiekerk “De Verrijzenis van de Heer” was een tweede thuis. Zijn uitvaart stond in het teken van Pasen, het feest van de verrijzenis. De gedachte, dat er altijd nog hoop is op een beter leven, heeft zijn leven bepaald. Het gaf hem zijn vooruitgangsdenken. Niemand in Rotterdam-Overschie zong zo goed Gregoriaans en niemand wist er zo veel van. Gelovige mensen weten, dat hij nu de engelenkoren kan versterken om Gods lof te zingen. Moge hij rusten in vrede.

Jaargang 6, nr.294.

 

Racisme en discriminatie

dinsdag, december 3rd, 2013

NAAR EEN ONTSPANNEN NEDERLAND

Opeens wordt het Nederlandse volk een etiket opgeplakt. Er zouden allerlei vormen van racisme bestaan en minderheden zouden lijden onder discriminatie. Nu is het vaak moeilijk in je eigen denken en spreken vooroordelen te vermijden. De meesten van ons leven in een eigen groep en hebben weinig contact met mensen van andere groepen. Dat was in het verleden nog veel sterker. Nu onze samenleving meer multicultureel is geworden en vreemdelingen uit de hele wereld in Nederland wonen, komen ontmoetingen meer voor. Bedenk overigens wel, dat er een vrij sterke geografische segregatie bestaat. Zelfs in de grote steden zijn er ‘witte’ en ‘zwarte’ wijken en de meeste dorpen, ook het dorp waar ik woon,, zijn witte getto’s. Zo noem ik ze vaak.

Ik wil het in deze column niet op de eerste plaats hebben over alle problemen, die de grootschalige immigratie met zich meebrengt. De vraag is hoe we tot een ideaal kunnen komen, waarin al die zo verschillende mensen op een prettige manier in Nederland leven. Geen groep verkeert in een achtergestelde positie. Geen groep overheerst en onderdrukt anderen of houdt ze in die achtergestelde positie. Werkloosheid is gelijkmatig over alle groepen verdeeld. De groepen verschillen niet langer in opleidingsniveau en criminaliteitscijfers zijn bij de verschillende groepen even laag. Als je verder wilt komen met dit probleem moet je wel een ideaal voor ogen hebben, zelfs als het nu mijlenver weg lijkt.

Ook in het verleden waren er minderheidsgroepen, die gediscrimineerd werden en misschien weer opnieuw worden. Ik doel op de Joden en de Rooms-katholieken. Bij beiden zag je, dat ze niet in aanmerking kwamen voor belangrijke overheidsfuncties. Hogere rechters, hogere officieren, hogere ambtenaren mochten niet katholiek of joods zijn. Roomsen gehoorzaamden immers aan een buitenlands staatshoofd. Dus zochten ze hun heil in andere beroepen. Bij de katholieken was dat vooral de detailhandel. Daar kwamen belangrijke winkelketens uit voort: V&D en C&A bijvoorbeeld. Je moest katholiek zijn, wilde je er een baan krijgen. Daarnaast werden veel katholieke jongens priester, broeder of frater en meisjes zuster. Velen van hen werkten in het onderwijs en droegen zo bij aan de emancipatie van de katholieken. Er werd een katholieke elite opgeleid en zo konden katholieken vanaf 1960 een normale rol in de Nederlandse samenleving gaan spelen. Bij de Joden zag je een soortgelijke ontwikkeling, advocaten, artsen, bankiers, accountants, maar daarnaast in de kleine detailhandel en het ambacht. Bijzonder was ook de rol van Joden bij diamantslijperijen en de handel in diamanten. De sporen van dit alles zijn nog niet geheel verdwenen.

Willen allochtone minderheden emanciperen, dan zullen ze voor een eigen intellectuele elite moeten zorgen. Dat zie je nu al wel gebeuren. Islamieten worden daarbij gehinderd door de positie van meisjes en vrouwen binnen hun groep. Terwijl de meisjes op de middelbare scholen veel betere resultaten halen, maakt de groep te weinig gebruik van hun capaciteiten. Islamieten hier en elders verzwakken daarmee hun positie binnen onze samenleving. Ze zetten zich zelf op achterstand. Als bij bepaalde groepen de werkloosheid veel hoger is, dan kunnen ze op dezelfde manier reageren als joden en katholieken vroeger. Richt zelf bedrijven op. Begin voor jezelf. Zoek je klanten in je eigen groep. Word je niet toegelaten in een discotheek, begin er een voor je zelf en concurreer de discriminerende discotheek kapot. Voel je je gediscrimineerd door een bepaalde omroep, boycot de adverteerders van die omroep. Als je Hollanders aan hun portemonnee komt, is het vlug afgelopen met flauwe grappen.

Er is nog een merkwaardige overeenkomst tussen joden en katholieken. Dat is hun zelfspot. Daarmee relativeer je je eigen standpunten. Als je kunt lachen om je zelf en anderen kunt laten lachen, maak je je onkwetsbaar voor discriminerende grappen. Ik ken een blinde cabaretier, die er zo af en toe een grap over zijn blindheid tussen door gooit. Mensen onderdrukken met moeite een ‘oei’ en zo verlost hij mensen van een gevoel van onbehagen. Hij wordt niet uitgelachen. Er wordt om hem gelachen. Wat een leuke man! Als katholiek voel je je vaak onbehaaglijk over allerlei zaken uit heden en verleden. Dus maken we er vaak grapjes over. Iemand zegt: “Ik heb vijf broers en vier zussen. Ja ik kom uit een echt Rooms gezin!” Ha ha ha. Je ergert je aan alle pretenties van de Roomse Kerk, dat ze de waarheid in pacht hebben. Dus vertellen we deze mop: “Moos is overleden en komt bij de hemelpoort. Petrus verwelkomt hem en zegt, dat hij een rondleiding gaat geven. Aan het eind komen ze bij een hoge muur. Moos vraagt waarvoor die muur is. Petrus antwoordt, dat daarachter de rooms-katholieken zitten. Dan kunnen ze denken, dat ze de enige zijn, die in de hemel zijn gekomen.” Fons Jansen verzamelde boekjes vol met katholieke mopjes en Max Tailleur deed dat met Jodenmoppen. Als die Chinese zanger had gezegd, dat hij het zo fijn vond, dat Gordon hem niet gevraagd had of hij met zijn spleetogen wel noten kon lezen, dan had Gordon met al zijn dommigheid toch nattigheid gevoeld.

Ze beginnen te komen, de cabaretiers uit de minderheidsgroepen en sommigen breken door naar een wit publiek. Lachen om je zelf, maakt je onkwetsbaar. Ik heb het vaak ondervonden. Een collega tekenlerares gaf de leerlingen jaarlijks de opdracht een karikatuur te tekenen. Soms zag je ze in de klas gniffelen en als ik dan mijn “portret” ontdekte, dachten de leerlingen, dat ik boos zou worden. Dan vroeg ik of ik de zoveelste karikatuur mocht hebben, want ik spaar ze. Ze hangen nog steeds op mijn prikbord.

Wat zou het heerlijk zijn als we in Nederland ontspannen met elkaar om konden gaan, samen om elkaar zouden kunnen lachen. Ik zou me nog gelukkiger voelen in dit mooie land.

Jaargang 6, Nr. 293.

NB Er is een nieuwe versie van WordPress geïnstalleerd, maar de lay-out werkt nog niet zoals ik gewend ben. Maar u gaat het om de tekst. en daarom wacht ik niet langer met publiceren.

Duurzaam leven

vrijdag, november 22nd, 2013

GOED VOORBEELD DOET GOED VOLGEN

Morgen doe ik mee met de Open Dag, die door GroenLinks landelijk wordt georganiseerd. Bezoekers kunnen mijn zonneboiler en zonnepanelen bekijken. Ik hoop, dat mijn voorbeeld en dat van vele anderen in Odijk ertoe zal leiden, dat in Odijk op veel meer daken zonnepanelen verschijnen. In de Volkskrant las ik deze week een stuk, waarin werd aangetoond, dat goed gedrag niet zo zeer wordt opgewekt door straf voor slecht gedrag of door beloning van goed gedrag, maar doordat door het goede voorbeeld mensen bijna automatisch het goede voorbeeld volgen. Het erbij horende voorbeeld betrof het zwerfvuil op straten. Op straat waren groene voetstappen naar de prullenbak geschilderd. Daar moet je naar toe met je afval. De hoeveelheid zwerfvuil verminderde met de helft. Het omgekeerde is ook waar. Jaren geleden had ik de leiding van een groep vrijwilligers bij een massaal kampeergebeuren. Tijdens een pauze werd er veel koffie gedronken en de bekertjes werden gewoon neergesmeten. Wij ruimden daarna alles op. Het was de eerste keer, dat de medewerkers van het kampeercentrum niet nog weken bezig waren de rotzooi weer op te ruimen.

Maar het ging over zonnepanelen. Het huis, dat wij al 46 jaar bewonen is gebouwd voor het aardgastijdvak. Toen wij er in 1967 in kwamen was er net aardgas. We hadden een gashaard in de zitkamer, een smalle witte gaskachel in de woonkeuken, een wandkachel op de gang en een wandkachel op mijn werkkamer. Toen het niet lukte een groter huis te vinden, besloten we tot een ingrijpende verbouwing. Daarbij hoorde dubbelglas, spouwisolatie, isolatie tussen de slaapkamers en de vliering en centrale verwarming, gecombineerd met een gasboiler.

In 1992 kwam de zonneboiler. Het dak van de aanbouw ligt vrijwel op het Zuiden. Een apparaatje in de collector op het dak geeft een seintje door aan een kastje en dan wordt de pomp ingeschakeld, die water naar boven stuwt, waar het door de collector loopt en door de zon wordt opgewarmd. Als het soms gloeiend hete water terugstroomt, loopt het via een buizenstelsel door een vat met tapwater, dat dan door de hete buizen verwarmd wordt. Als het warmer wordt dan 80° Celsius stopt de pomp en loopt het water uit de collector terug naar een opvangvat. Ik heb het deze zomer weer een keer kunnen constateren. Je moet bij installatie wel opletten of het vermogen van de pomp voldoende is om het hoogteverschil naar het dak te overbruggen. In 1998 bleek de Cv-installatie versleten en bovendien werd de aanschaf van een Hr-ketel gesubsidieerd. De zonneboiler werd aan de Hr-ketel gekoppeld. Als de zon het tapwater niet of onvoldoende opwarmt, gaat er een kraantje open en wordt het tapwater door het warme water van de Cv verwarmd, maar het wordt niet zo warm als bij de zonneboiler.

Intussen waren in 1993 acht zonnepanelen op hetzelfde dak geplaatst. Dat is dus twintig jaar geleden. Als ‘early adapter’ had ik het nadeel, dat het rendement nog niet zo hoog was. Tegenwoordig wordt veel meer zonlicht omgezet in elektriciteit. De acht panelen kunnen in theorie 880 pW opwekken, maar dat halen ze nooit. Bij hoge zonnestand, een heldere atmosfeer en een wolkeloze lucht haal je zo’n 640 pW. Dan zie ik de schijf van de meter de andere kant opdraaien. Als er ten minste niet tegelijk met de elektrische oven gewerkt, wordt. Met die panelen op het dak ben je er nog niet. Er is een omvormer nodig, die van de gelijkstroom wisselstroom maakt en je hebt in de meterkast een aparte groep voor deze installatie nodig. Het was nog een hele klus om de verbinding tussen de omvormer en de meterkast te maken. Ik schat, dat ik met deze oude installatie een 15% lagere energierekening (gas en elektriciteit) scoor. Moderne installaties doen het veel beter. Je kunt voor hetzelfde geld ook meer panelen aanschaffen. Het financiële rendement ligt in ieder geval hoger dan wanneer je je spaargeld ongebruikt op de bank laat staan.

Er ontbrak nog een stuk isolatie, namelijk de vloerisolatie. Die is er in 2010 gekomen. Soms droom ik van een huis, dat in alle opzichten veel beter geïsoleerd is met meer zonnepanelen en een grotere zonneboiler in combinatie met warmteopslag in de grond. Daarbij wordt het huis in de zomer gekoeld door koel grondwater. Dan krijg je een nul-energiewoning. Mijn kleinkinderen mogen die droom waar maken en het goede voorbeeld van opa volgen.

Jaargang 6, Nr 292.

Indrukwekkend

vrijdag, november 15th, 2013

OSKAR KOKOSCHKA MENSEN EN BEESTEN

Boijmans van Beuningen in Rotterdam presteert het keer op keer om met indrukwekkende tentoonstellingen te komen. In 2008 schreef ik over Charley Toorop en in 2012 over De Weg naar van Eijck. Nu is daar de tentoonstelling van Oskar Kokoschka, in Oostenrijk geboren maar eigenlijk een wereldburger geworden. In een achttal episoden geeft de tentoonstelling een beeld van de schilder. Het zijn hier vooral portretten en schilderingen van dieren, maar Kokoschka is op meer terreinen actief geweest.

Oskar wordt op 1 maart 1886 geboren in Pöchlarn aan de Donau in de Wachau, een van de meest schilderachtige gebieden van Oostenrijk. Vader Gustav is handelsreiziger in juwelen en komt uit een Praagse familie van goudsmeden. Moeder Maria Romana is de dochter van een boswachter uit Stiermarken. Het gezin verhuist al snel naar Wenen. Oskar groeit daar op, volgt de middelbare school en krijgt op voorspraak van zijn tekenleraar een beurs voor de Kunstgewerbeschule, waar hij op 1oktober 1904 begint. De tentoonstelling wijdt eerst aandacht aan producten uit die tijd van opleiding. In 1908 en 1909 kan hij voor het eerst zijn werk tijdens de Kunstschau laten zien. Hij schrijft dan ook al toneelstukken. Hij komt in contact met zijn beschermer Adolf Loos. In Berlijn wordt hij medewerker van Herwarth Walden, uitgever van het tijdschrift Der Sturm. Terug in Wenen ontmoet hij Alma Mahler, de weduwe van de componist Gustav Mahler. Er volgt een korte stormachtige liefdesaffaire. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt neemt hij vrijwillig dienst. Hij raakt gewond en heeft het ook geestelijk moeilijk Uiteindelijk komt hij in Berlijn. Met de actrice Käthe Richter gaat hij naar Dresden. Hij schrijft weer veel toneelstukken. Hij is even in Berlijn, maar wordt dan aan de academie van Dresden benoemd. Daarna gaat hij naar Wenen.. Hij reist veel; Parijs, Spanje, Portugal, Nederland, Londen. Tussen 1928 en 1930 door het Middellandse Zeegebied. Zijn werk valt niet goed bij de Nationaalsocialisten, die spreken van “Ontaarde kunst”. In Praag ontmoet hij zijn toekomstige echtgenoot Olda Palkovska. Vanuit Praag vluchten zij in 1939 naar Londen. In 1951 gaat het paar in Zwitserland wonen. Hij overlijdt op 22 februari 1980 in Montreux. De catalogus van de tentoonstelling bevat een uitgebreide levensbeschrijving.

Van enkele onderdelen van de tentoonstelling was ik bijzonder onder de indruk. De tweede afdeling van de expositie toont een groot aantal portretten in olieverf. De gezichten zijn zeker niet levensecht geschilderd, maar met forse penseelstreken in allerlei kleuren. Op mij maken ze een krachtige indruk. Kokoschka probeert ook iets van het karakter te laten zien. Je voelt, dat het vaak krachtige persoonlijkheden zijn. Behalve de kop krijgen ook de handen veel aandacht. Ze worden vaak te groot geschilderd en ook weer met ruwe penseelstreken. Af en toe zijn ze verkrampt alsof er sprake is van reuma. Het zijn geen schilderijen, waar je zo maar aan voorbij loopt. Maar zijn tekeningen in potlood, zilverstift of houtskool zijn veel fijner en soms weet hij met weinig lijnen de karakteristiek van een gezicht zeer mooi te treffen.

Zijn affaire met Alma Mahler vind je terug in een aantal schilderijen, aquarellen en tekeningen. Hij toont zich zeer onder de indruk van deze schoonheid, maar als het voorbij is komt ook de boosheid over de breuk tot uiting.

Kokoschka was ook een tijd politiek geïnteresseerd. Hij wilde veel belangrijke politieke figuren uit zijn tijd tekenen. Ik was erg getroffen door fijnzinnige tekeningen van Konrad Adenauer en Golda Meir.

De tentoonstelling is buitengewoon instructief. Je krijgt een goed beeld van een bijzondere persoonlijkheid en van de twintigste eeuw met al die kunststromingen maar ook twee wereldoorlogen en daartussen een interbellum. Ik was er diep van onder de indruk. Aanbevolen!

Jaargang 6, Nr. 291.

We hebben er geen boodschap aan

vrijdag, november 8th, 2013

OUDE VERHALEN

Een van mijn vorige blogs ging over de discussie rond Zwarte Piet. Ik probeerde het karakter van de H. Nicolaas te schetsen aan de hand van enkele van de vele legenden over deze heilige bisschop van Myra. Een van de reacties stelde, dat de jongelui uit Amsterdam geen boodschap hebben aan die oude verhalen. Zo’n opmerking komt niet onverwacht, maar zet je wel weer aan het denken.

Een medeblogger schreef een uitstekend stuk over de verruwing in taalgebruik en omgangsvormen in de media. Hij gaf een uitgebreide beschrijving, maar kwam (nog) niet toe aan een zoektocht naar de oorzaken.
Ik heb er zelf niet zo’n last van. Als je een tiener terecht wijst, ben je er op voorbereid, dat ze een brutaal antwoord geven en dan weet ik ze behoorlijk op hun nummer te zetten. Als collectant maak ik het af en toe mee, dat mensen gewoon niet open doen. Ik vind dat reuze onbeschoft. Anderzijds kan ik mij goed voorstellen, dat mensen tegenwoordig in financiële problemen zitten. Sommige zeggen dat ook: “Sorry, maar het komt nu niet zo uit.”

Terug naar mijn uitgangspunt. Die oude verhalen, ook veel Bijbelse verhalen geven geen historische werkelijkheid weer. Ze zijn niet echt gebeurd. Voor mij is dat ook niet belangrijk. Over mensen die alles uit de Bijbel letterlijk als letterlijke waarheid opvatten gaan we het nu niet hebben. De waarde van die verhalen is, dat je er iets uit kunt leren. Dat heb je ook met fabels en sprookjes. Als je die oude verhalen als onzin terzijde schuift, geen oog hebt voor de lessen in die verhalen, dan kan dat je gedrag beïnvloeden. Het hoeft niet. Mensen kunnen ook geïnspireerd worden door de werkelijkheid van vandaag. Er lopen heel wat inspirerende figuren rond op deze planeet. Zo kunnen Islamitische jongeren zo sterk beïnvloed worden door wat ze op internet lezen, dat ze jihadstrijder in Syrië worden. Verhalen van vandaag kunnen je op een verkeerd spoor zetten. Er zijn ook jongeren, die ontwikkelingswerk gaan doen in de Derde Wereld of hier in Nederland vrijwilliger worden in een daklozenopvang. Ze hebben erover gelezen en zijn er door gegrepen. Mensen erkennen dat ook. Ik herinner mij een bijeenkomst, waar de vraag werd gesteld wie of wat hen tot hun politieke keuze had gebracht. Bij vrijwel iedereen was er een inspirerende persoon, die zij hadden ontmoet en die had gezorgd voor een koersverandering in hun leven. Hoe kan het dan, dat er zoveel mensen zich zo onbeschoft gedragen, zich nergens iets van aantrekken en gewoon doen of zeggen, waar zij zin in hebben zonder met een ander rekening te houden?

Als je dit zo stelt, is de reactie vaak, dat zulke klachten van alle tijden zijn. De jeugd van vandaag is zo hufterig en de reactie is dan, dat het vroeger niet anders was. Frits Spangenberg en Martijn Lampert zijn onderzoekers van het Bureau Motivaction. Ze onderscheiden een achttal motivatiegroepen onder de bevolking die zich elk door kenmerkende motieven voor hun gedrag laten onderscheiden. Bij opeenvolgende generaties zie je sommige motivatiegroepen krimpen en andere toenemen. De jongste generatie, de grenzeloze generatie genoemd, kent maar heel weinig postmaterialisten (2%), die bij de aanhang van GroenLinks juist veel voorkomen. Ook de moderne conservatieven  en de traditionele burgerij is slecht vertegenwoordigd. Van de grenzeloze generatie behoort 25% tot de gemaksgeoriënteerden, 24% tot de opwaarts mobielen en 18% tot postmoderne hedonisten. Met 16% is de moderne burgerij bij deze jonge mensen ondervertegenwoordigd. evenals met 11% de kosmopolieten.

De grenzeloze generatie wordt zo genoemd omdat velen van hen geen grenzen kennen. De oorzaak hiervan zou weer zijn, dat hun ouders hen tijdens hun opvoeding geen grenzen gesteld hebben. Geen grenzen wat betreft consumptie, maar ook geen grenzen in hun gedrag naar de samenleving en naar hun medeburgers. Ze doen maar waar ze zin in hebben. We kijken eerst naar de groep buitenstaanders of afzijdige burgers.

Trefwoorden bij de nieuwe burgerij zijn statusgevoelig, consumeren, genieten, luxe, comfort, jezelf verwennen, winkelen, wandelen, sporten, maar ook streven naar zekerheid, bang de goede naam te verliezen, familie en vriendenkring van belang, maar voelt zich door de maatschappij in de steek gelaten en is politiek en maatschappelijk weinig actief.
De gemaksgeoriënteerden streven naar een zorgeloos, Plezierig en comfortabel leven. Ze stellen geen hoge eisen aan zichzelf en streven niet naar verheven immateriële doelen. Willen een gezellig gezin met kinderen. Niet zo hoge banen. Willen ook niet hogerop. Leven zo gemakkelijk mogelijk. Simpele vrijetijdsbezigheden. Nauwelijks politiek of maatschappelijk georiënteerd. Niet zo tevreden met zich zelf en vatbaar voor populistische politici. Twee groepen, waar we als maatschappij niet zo veel aan hebben. Maar samen vormen ze wel twee vijfde van de jeugdigen onder de nu 28.

De andere ruim twee vijfde van deze jongeren zijn de opwaarts mobielen en de postmoderne hedonisten. Ze worden gezien als de pragmatisch wat afwachtend ingestelde burgers.
De opwaartsmobielen  zijn jonge carrière gerichte individualisten. Fascinatie voor sociale status, nieuwe technologie, risico en spanning. Leven om te werken. Het traditionele gezin vinden ze de ideale leefvorm. Scheppen graag op over hun spectaculaire belevenissen. Partners kunnen langs elkaar heen leven. Vinden, dat iedereen hard moet werken en voor zich zelf moet zorgen. Ze vormen 24% van de jongeren.
De postmoderne hedonisten goed opgeleide jonge pioniers van de belevingscultuur, die breken met traditionele opvattingen. Individualistisch, onafhankelijk. Ze verwachten veel van de toekomst en staan open voor veranderingen in de maatschappij. Ze laten anderen met rust en willen met rust gelaten worden. Staan relativerend tegenover alles. Veel uitgaan en veel sporten. Erg op zich zelf gericht en gaan niet snel een gezin stichten. Stadsmensen.

Vind je nu ergens een open staan voor de traditionele waarden van onze samenleving? Nauwelijks. Zullen die oude verhalen hen erg boeien? Lijkt mij niet. Zullen zij zich veel gelegen laten liggen aan de maatschappij en aan mensen in hun omgeving? Wel een beperkte vriendenkring, maar daarbuiten nauwelijks. Voelen zij zich geremd als ze aan het twitteren zijn? Neen. Op deze mensen moet Nederland straks steunen. Dan zal er toch wat aan ze moeten veranderen.

Jaargang 6, Nr. 290.

 

Kerksluiting doodt een gemeenschap

vrijdag, november 1st, 2013

FEEDBACK VOOR KARDINAAL EIJK

Kennelijk voelt onze aartsbisschop zich aangesproken door de brief, die de Romeinse Congregatie voor de Clerus heeft gezonden naar de bisschoppen in Engelstalige landen. Ik wijdde er op 9 augustus 2013 een column aan. Bisschop Eijk schreef op 25 oktober een vrome en ogenschijnlijk begripvolle brief aan de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers van het Aartsbisdom Utrecht. In die brief gaat hij geheel voorbij aan de werkelijkheid van kerken met voldoende vrijwilligers, voldoende inkomsten, een heel behoorlijk kerkbezoek bij de weekendvieringen en een flinke reserve, die dan toch de mededeling krijgen, dat het parochiebestuur de kerk wil sluiten. Misschien zijn sommige medewerkers overijverig of hanteren ze keiharde zakelijke argumenten in strijd met de kerkelijke regels. Bisschop Eijk veronderstelt, “dat het parochiebestuur zorgvuldig te werk gaat, de besluitvorming goed voorbereidt en de vereiste procedures volgt”. Er is een pastoor, tevens regionaal vicaris, die van de elf kerken in zijn parochie er graag maar één open houdt. Daarbij schrijven de regels voor dat wordt uitgegaan van de plaatselijke situatie en daar is geen sprake van. De situatie in de parochie als geheel mag geen uitgangspunt zijn. In zijn brief gaat bisschop Eijk zelf duidelijk over de schreef als hij schrijft: “De parochiebesturen baseren het noodgedwongen besluit om een kerk af te stoten op de lokale situatie en op de verwachtingen voor de toekomst wat betreft financiën, kerkbezoek, aantallen vrijwilligers, onderhoudskosten, enz.” De verwachtingen voor de toekomst mogen nooit uitgangspunt zijn, schrijft de Congregatie voor de Clerus.

Het denken over kerkgebouwen is bij Bisschop Eijk nogal tweeslachtig. In zijn brieven aan de pastores wordt voortdurend de nadruk gelegd op het sacrale karakter van een kerkgebouw. De kerk is het Huis van God. Daar past slechts een zeer eerbiedige houding. Het liefst ziet hij er alleen gewijde pastores voorgaan in de vieringen. Pastorale werk(st)ers worden er met moeite geduld. Leken horen eigenlijk niet op het altaar thuis. Het beeld van de gelovigen als één priesterlijk volk, dat samen met de pastor gemeenschap viert ontbreekt daarbij. In de brief is die sacrale ruimte slechts een massa stenen, die als een molensteen om de hals ons de diepte in trekt en ons laat verdrinken. Wij moeten ons niet vastklampen aan een gebouw, maar steun zoeken bij de Heer en bij elkaar. Hier blijkt zo heel duidelijk, dat de bisschop weinig kijk heeft op menselijke relaties en de voorwaarden voor een hechte gemeenschap. Hij kijkt ernaar met de blik van een moderne manager, die om economische redenen bedrijven samenvoegt zonder oog te hebben voor de verschillen tussen groepen mensen. Als ik in mijn eigen omgeving kijk, dan zie ik dat de drie geloofsgemeenschappen op allerlei terreinen al samenwerken. Maar daar waar het echt gaat om er te zijn voor elkaar, zorg te hebben voor elkaar, begrip op te brengen voor specifieke moeilijkheden zoals in pastorale zorg en bij het bezoekwerk gebeurt dat in het eigen dorp rond de dorpskerk. Het zijn de eigen vertrouwde mensen, die op bezoek komen en luisteren en zo nodig helpen. Die zorg voor elkaar komt ook tot uiting in het samen vieren en misschien nog meer in het samen koffie drinken en praten en luisteren en afspraken maken en nieuwtjes uitwisselen. Je kunt natuurlijk best een Eucharistieviering in een andere kerk meemaken en de Bunnikers, die naar Odijk komen zijn van harte welkom en voelen dat ook. Dingen samen doen zoals de fietstochten of de volleybalvereniging of de Scoutinggroep of een lokale politieke partij dat kan, maar daarmee heb je nog geen gemeenschap van Bunnik en Odijk samen. Om over de Vergeten Hoek maar te zwijgen. Om samen gemeenschap te vieren, dingen samen te doen in een dorp of wijk heb je een ruimte nodig. Gemeenschappen, die bij elkaar willen blijven als hun kerk tegen hun wensen in gesloten wordt wijken uit naar de aula van een school of een zaal van het dorpshuis. Die ruimte voor een geloofsgemeenschap is nodig, zoals een schoolgemeenschap niet zonder schoolgebouw kan en een gemeente niet zonder gemeentehuis en een sportvereniging niet zonder sporthal. Voetballers spelen hun spel op een voetbalveld, maar de kantine is voor het clubgevoel wezenlijker dan de groene grasmat.

Waren de bisschoppen maar getrouwd en hadden ze maar kinderen en kleinkinderen, dan zouden ze misschien meer gevoel hebben voor gemeenschap. Ik zie het bij veel families gebeuren. Als vader en moeder zijn weggevallen, wordt het veel moeilijker de familieband te handhaven. Het gezamenlijk ontmoetingspunt is weg gevallen. Bij alle publicaties over de problematiek van de kleine kernen zie je weer hetzelfde. Als de gemeenschapsruimte wegvalt, gaat de gemeenschap pas echt kapot.

Met schrik constateert de bisschop dat in 2012 het kerkbezoek met 9% daalde. Zou het sluiten van kerken en de dwang om de vieringen naar de zaterdagavond te verplaatsen daarvan de oorzaak zijn? Dit beleid veroorzaakt een neerwaartse spiraal.

Jaargang 6, Nr. 289.

De H. Nicolaas was geen slavenhouder

vrijdag, oktober 25th, 2013

Sint en Piet

Helaas ben ik niet bij Facebook aangesloten en met mij miljoenen Nederlanders. Anders was het aantal ‘likes’ op de ‘Pietitie’ nog veel groter geweest. Want de hele discussie over racistische achtergronden van de figuur Zwarte Piet is van een grote dwaasheid. Enkele zwarte mensen menen in de figuur van onze Zwarte Piet een vroegere slaaf te zien. Intussen is door allerlei geleerden al aangetoond, dat dit onwaarschijnlijk is. In ieder geval is er nu bij niemand sprake van rassendiscriminatie ten aanzien van Zwarte Piet. Hij wordt ook steeds de knecht van de Sint genoemd. Sint heeft zogezegd een zwarte mens in dienst genomen. Overigens worden allochtonen op de Nederlandse arbeidsmarkt wel gediscrimineerd, maar juist de Surinamers hebben daaronder het minst te lijden.

Ik merkte, dat ik mij geërgerd voelde. Het is nogal wat van racisme beschuldigd te worden. Voor mij is dat een belediging. De actievoerders blijven maar doordrammen. “Ook al bedoelen jullie het niet zo, maar die figuur van Zwarte Piet heeft een racistische achtergrond.” Je kunt Zwarte piet niet los zien van Sinterklaas. Als Zwarte Piet herinnert aan de vroegere slavernij, staat zijn werkgever model voor de vroegere slavenhouders. Een racistische Sinterklaas is een contradictio in terminis. Sinterklaas is het tegenovergestelde van een racist. Om dat te begrijpen moet je meer weten over de achtergrond van de heilige Nicolaas. Van een heilige mogen we volgens de Katholieke Kerk aannemen, dat zijn ziel in de hemel vertoeft. Heiligen worden ook vereerd. Je kunt dat het beste vergelijke met het fan zijn van een sportster of een geweldige zanger of zangeres of een filmster. Heiligen worden aangeroepen. Gelovige mensen vragen de heiligen voor hen een goed woordje te doen bij God, zodat God ons helpt. Ik leg het maar uit, zodat ook geseculariseerde mensen weten waar we het over hebben. Ze hoeven het uiteraard niet te geloven.

Deze Nicolaas werd geboren in Patara in Turkije. Hij schonk zijn gehele vermogen aan de armen. Hij werd aartsbisschop van Myra en stierf in 342. Tijdens de kruistochten werden van veel heiligen de stoffelijke overschotten geroofd. Dat van de H. Nicolaas kwam terecht in Bari in Zuid-Italië. Daar wordt hij nog steeds vereerd. In elk van de tientallen H. Nicolaaskerken zit in het altaar een miniem stukje van het gebeente of de kleding van de H. Nicolaas. In 1964 heeft de eerste pastoor van de H. Nicolaasparochie in mijn woonplaats, Hubert Bary zo’n relikwie in Bari opgehaald.

Nicolaas is een zeer populaire heilige. Hij is zelfs de beschermheilige van Rusland. De laatste tsaar was Nicolaas II. Traditioneel vond je in elk huis bij de ingang een Nicolaasicoon. In een iconenmuseum of bij een iconententoonstelling vind je bijna altijd een of meer Nicolaasiconen. Vaak wordt de afbeelding van Nicolaas omgeven door kleinere afbeeldingen, die scènes uit het leven van Nicolaas voorstellen. In de Nicolaaskerk in Odijk hangt een enorme replica van een Nicolaasicoon, waarvan het origineel in een museum in Recklinghausen hangt. Ook de vele legenden rond Nicolaas worden verbeeld. Zo zou Nicolaas eens drie kinderen weer ten leven hebben gewekt, die door een wrede herbergier waren gedood en in een vat met pekel waren gestopt. Er is ook een verhaal, dat hij mensen uit de vlammen van een brandend huis redde. Drie jonge vrouwen waren zo arm, dat ze onmogelijk een bruidsschat bijeen konden brengen. Hen restte met grote waarschijnlijkheid de prostitutie. Dat mocht niet gebeuren en dus wierp Nicolaas ’s avonds laat een zak met goudstukken door het open venster. Daarom wordt Nicolaas vaak afgebeeld met drie gouden ballen. Prostitutie gaat vaak gepaard met mensenhandel. De legende leert, dat Nicolaas niets van slavernij moest hebben. In een andere legende bevrijdde hij burgers. In het Wapen van Odijk wordt Nicolaas afgebeeld in een scheepje met drie mannen. Het slaat op het verhaal, dat Nicolaas in een vliegende storm het leven redde van de zeelieden door de storm te laten bedaren. Daarom is Nicolaas ook de beschermheilige van de zeelieden en van menige havenstad. Zo ook van Amsterdam, waar de moderne Nicolaaskerk tegenover het Centraal Station onlangs tot basiliek, een eretitel, werd verheven en de Oude Kerk voor de Reformatie aan de H. Nicolaas was gewijd.

Is het wonder, dat deze Nicolaas evolueerde tot de Goedheiligman, tot de goedgeefse Sinterklaas en de grote kindervriend, samen met zijn behulpzame aardige knecht. Piet is hard nodig, want de Sint is al heel erg oud en komt van heel ver uit exotische oorden, waar ook zwarte mensen wonen en waar de mensen ook ouderwetse kleding dragen, net als die ouderwetse soldaten van de Zwitserse Garde in Vaticaanstad. Nu maar hopen, dat mijn Amsterdamse GroenLinkse vrienden er ook wat van hebben opgestoken.

Jaargang 6, Nr. 288.

Het concept verkiezingsprogramma voor Europa

vrijdag, oktober 18th, 2013

EEN BESCHOUWING

Er is een groots werk verricht. Het conceptprogramma voor de Europese verkiezingen is klaar In een zestal hoofdstukken worden zeer gedetailleerd de ideeën van GroenLinks over Europa geschetst. GroenLinks blijft op een koers gericht op meer eenheid en verbondenheid, want GroenLinks denkt, dat een echt verenigd Europa het best in staat is de problemen hier en elders in Europa op te lossen. Dat eist meer democratie en ook in dat opzicht staat het programma vol voorstellen. Ik kan mij uitstekend vinden in het programma, maar ik denk, dat de programmacommissie verbaasd zou zijn als er van mijn zijde geen kanttekeningen geplaatst zouden worden.

In hoofdstuk 1 over een sociaal Europa valt op, dat men een grotere invloed van Europa wil op de sociale politiek. Vroeger was dat uitgesloten, want ons sociaal stelsel werd door iedereen warm aangehangen. Als je in Nederland in nood kwam was er een compleet stelsel van sociale vangnetten. Nu daarvan veel is afgebroken en we bovendien veel invloeden krijgen vanuit de rest van Europa moet de EU ingrijpen. Poolse chauffeurs, die voor Nederlandse ondernemingen werken moeten hetzelfde verdienen als Nederlandse collega’s. In het tweede hoofdstuk ‘Meer democratie’ wil het programma vooral de macht van het Europees Parlement vergroten door het meer zeggenschap te geven over Europese wetten en het meer invloed te geven op belangrijke benoemingen. Zo wil men, dat de Europese partij met het hoogste aantal stemmen de voorzitter van de Europese Commissie levert, die tevens voorzitter wordt van de Europese Raad. Hoofdstuk 3 gaat over een groene industriepolitiek en in hoofdstuk 4 over landbouw en voedselveiligheid valt op, dat boer en consument samen optrekken. Dat grote bedrijven het grootste deel van de landbouwsubsidies opstrijken is GroenLinks een doorn in het oog. Hoofdstuk 5 wil Europa een belangrijker rol geven in het verdedigen van de mensenrechten en in het laatste hoofdstuk gaat het over Europa als wereldspeler en daarbij vooral de rol van Europa bij conflicten, bij de ontwikkelingssamenwerking en bij de wereldhandel.

Af en toe is het programma behoorlijk radicaal. We vinden dat zelf heel gewoon. Soms merk ik, dat mensen schrikken als je zegt, dat je lid van GroenLinks bent. Oef, een enge man! Een mooi voorbeeld is het voorstel, dat in bedrijven de topman of topvrouw maximaal tien keer zoveel mag verdienen als de laagst betaalde medewerker. Stel, dat de laatste € 2000,- per maand of € 25.000,– per jaar verdient, dan zou de top € 250.000,– mogen verdienen. Dat is een aardig salaris en boven de Balkenendenorm, maar de echte top verdient tien tot dertig keer zoveel, afgezien van de bonussen. Hoe realistisch is dan zo’n voorstel?

Nog zo’n voorbeeld. Men wil, dat voor vlees het hoge Btw-tarief gaat gelden. In veel gezinnen is vlees nu al zo duur, dat het maar een enkele keer of bijna nooit op tafel komt. Zo wordt vlees eten het voorrecht van de rijken en werkt vlees eten status verhogend. Ik vind dit het verkeerde middel voor een goed doel. De nieuwe Vincent kan straks een moderne versie van ‘De aardappeleters’ schilderen.

Het programma koerst af op een nieuw verdrag. Maar wil dan vervolgens daarover een referendum. Jaren geleden moest ik mijn toen radicale ideeën verdedigen tegenover een groep deskundigen. Men zag, dat Europa zich stapsgewijs steeds verder ontwikkelde en dat de burgers daarin niet of nauwelijks een rol speelden. Maar de rapportcijfers voor Europa waren bij peilingen steeds goed en dus ging men verder. Ik legde uit, dat bij elke innovatie de ontwikkeling uitgaat van een selecte groep en dat de groep, die de verandering als eerste aanvaardt – de early adapters –  ook altijd klein is. Geleidelijk accepteren steeds meer mensen de innovatie. Dat leert de innovatie-diffusie-theorie. Maar dan moet er wel een referendum komen, was de reactie. Sindsdien zien we het referendum in elk programma terug. Toen kwam het referendum over het nieuwe verdrag. Het complete verdrag werd aan een referendum onderworpen. Ik heb van dat verdrag alleen de hoofdstukken over de structuur en over de grondrechten bestudeerd. Ik denk, dat maximaal 0,1‰ (1 op de tienduizend) in staat is zo’n verdrag te doorgronden. Een referendum over een compleet verdrag is waanzin en wordt een even grote mislukking als jaren terug. Maar in zo’n verdrag worden een aantal cruciale keuzes gemaakt. Zulke kernpunten zou je elk afzonderlijk aan een referendum kunnen onderwerpen.

De invloed van werkgroepen binnen GroenLinks is duidelijk te zien. Zo’n werkgroep is meestal ook een belangengroep. Het is goed als je je belangen in je eigen omgeving en in je eigen land verdedigt. Binnen Europa verschillen de opvattingen over ethische kwesties aanzienlijk. Dat is lastig als je met jouw wijze van denken in een ander Eu-land vestigt, waar men nog niet zo ver is of helemaal niet zo ver wil komen. Die verschillen zie je vaak nog sterker tussen Nederland en een Derde Wereldland. Waar we ontzettend voor op moeten passen is, dat we niet als moderne missionarissen onze opvattingen elders willen opdringen. Laat het aan de mensen zelf over en heb wat geduld en respect.

Een probleem is, dat zo’n programma voortdurend door de actualiteit wordt ingehaald. Dat zie je bij Turkije en Syrië. Maar één ding is verheugend. Trouw heeft Bas Eickhout opnieuw op de vijfde plaats gezet van de Top-honderd van Milieuspecialisten 2013. Bas, proficiat.

Jaargang 5, Nr.287.