Archive for september, 2016

Middagje Arnhem

vrijdag, september 16th, 2016

HOOGTEPUNTEN VAN ARCHITECTUUR

Ik heb in mijn leven heel wat keren gebruik gemaakt van het Arnhemse station en in minstens drie gedaanten. Een enkele keer nog als kind voor de verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog en talloze malen van de toch wat simpele opvolger, die tussen alle hoge gebouwen rondom moeite had op te vallen. Maar na vele jaren narigheid met trappen bestijgen en weer afdalen en omwegen en je weg zoeken naar de bushaltes is er nu een prachtig geheel, een echt OVknooppunt tot stand gekomen. De route naar de busterminal onder kantoorgebouwen ligt mooi in het verlengde van de brede reizigerstunnel. Alleen voor de trolleybussen moet je naar het Stationsplein. Er is daaronder een grote parkeergarage, zodat de slimme automobilist van huis naar station en verder per trein het hele land door kan reizen en intussen in de trein ook nog kan werken. Zo is reizen geen verloren tijd. Ook vallen de vele kantoren rond het nieuwe Arnhem Centraal op. Werknemers en cliënten kunnen per bus of trein die kantoren gemakkelijk bereiken en er is ruimte voor fietsen te over. De fietsenrommel zoals in Utrecht ontbreekt hier geheel.

Het bijzondere van de locatie is, dat het terrein hier naar het Noorden omhoog loopt. Voor de verbreding met meer sporen moest dus grond worden weggegraven en moest een nog hogere keermuur worden gebouwd. Als je aan de Sonsbeekzijde uitstapt kijk je over het hele station heen. Als je aan de Stadszijde naar het station gaat, loopt het plein een beetje omhoog en in de stationshal zit je dan al meteen op het niveau van de reizigerstunnel. De overkapping van de perrons is hier bijzonder fraai uitgevoerd: licht golvend en met veel glas. De trappen naar de tunnel zijn zeer breed en door het glazen dak ook goed verlicht. Omhoog zijn er roltrappen. De perrons zijn zo lang, dat ook de langste internationale treinen er voldoende ruimte vinden.

Maar het meest bijzonder is de hal. Heel veel glas met ronde en gebogen vormen en overal die doorkijkjes. Bij elke stap, die je zet veranderen de vormen. Die hele gebogen dakconstructie wordt ondersteund door een enorme zuil met vreemde vormen als van een reusachtige oerwoudboom. Er zijn allerlei niveaus en bij elk niveau krijg je weer een andere kijk op het geheel. De hal is dus het meest bijzonder. Hoe kijk je van buiten tegen het station aan? Ik vermoed, dat het zich ’s avonds mooier aftekent door de ruim verlichte hal tegen de donkere achtergrond van de hogere omliggende gebouwen. Ik was er overdag en voor mij viel het gebouw wat weg. Het is het niet opvallend present op het plein. Zou kleur daarbij helpen? Of een gekleurde rand. Fotoshoppers moeten het maar eens proberen.

Ik was diezelfde middag ook bij het Cultureel Centrum Rozet in de Westelijke binnenstad van Arnhem, dus niet ver van het station. Het is eveneens een heel bijzonder gebouw en ook in de prijzen gevallen. Daarover toch maar een volgende keer.

Jaargang 9, Nr. 428.

Nieuw systeem van donorregistratie

vrijdag, september 16th, 2016

ORGAANDONATIE EEN BUITENGEWONE DAAD VAN NAASTENLIEFDE

Al eerder schreef ik over het onderwerp orgaantransplantatie en orgaandonatie. Zie dit weblog van 22 oktober 2010 of klik door naar: http://johnchmjorna.nl/?p=899  Ik ga nu dit blog niet nog eens herhalen, maar noem nog wel de uitspraak van de arts en medisch ethicus Kardinaal Willem Eijk: Met name orgaandonatie: het bij leven schenken van een nier ziet hij als een buitengewone daad van naastenliefde en over orgaantransplantatie zegt hij dat de R.-k. Kerk die van harte aanbeveelt. Inderdaad, wat is er nu mooier dan wanneer je door een ongeval bij volle gezondheid je leven verliest, dan toch een of meer medemensen juist weer leven kunt schenken. Het lijkt mij voor nabestaanden ook een troostvolle gedachte. Ik sta nog wel al vele jaren als donor ingeschreven, maar voor de meeste organen of weefsels ben ik te oud.

D66 gelooft uiteraard niet in wonderen, maar je zou het haast denken, dat een hogere macht heft ingegrepen om een treinvertraging te veroorzaken. Zo werd het wetsontwerp over donorschap toch aangenomen. Tot mijn genoegen. U zult begrijpen, dat een aantal reacties mij niet tot vreugde hebben gestemd. Een overheid heeft tot taak bij zaken als deze regelend op te treden. Een uitspraak, dat de overheid zich mijn lichaam toe-eigent, is onjuist en vooral een nogal onsmakelijke vorm van stemmingmakerij. Die overheid doet maar. De werkelijkheid is, dat jij organen of weefsels bij een plotseling overlijden ter beschikking stelt van een doodzieke medemens, die daardoor verder kan leven met minder pijn of benauwdheid. Wekelijks maak ik in mijn fitnessgroepje een longpatiënt mee en met de zuurstoffles verbonden probeert ze toch zo goed mogelijk fit te blijven, want misschien is er straks voor haar een gezonde long beschikbaar. We leven allemaal erg met haar mee.

Het verdriet mij zeer, dat partijen, die zich in hun naamgeving christelijk noemen gemeend hebben tegen te moeten stemmen. Het wezenlijke verschil met de vigerende wet is, dat je nu moeite moet doen om te kennen te geven, dat je donor wilt zijn en straks moeite moet doen om te laten weten, dat je niet donor wilt zijn. Juist voor partijen, die zich christelijk noemen en dus de liefde tot de naaste gelijk zien aan de liefde tot God, zou het zich beschikbaar stellen als donor een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Laten we hopen, dat onder de senatoren van die partijen de betekenis van naastenliefde beter bekend is.

Veel VVD-kamerleden hebben tegen gestemd. Daarbij wordt een grondwetsartikel te hulp geroepen over de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Het komt mij nogal vreemd voor dat artikel ook voor een stoffelijk overschot te laten gelden, want dan zou crematie en begraven niet mogelijk zijn. Als je bedenkt wat er met een lichaam in een graf gebeurt is het toch veel mooier wanneer je kunt bedenken, dat organen van jouw dierbare overledene voortleven in het lichaam van een ander. Mevrouw Dupuis-oud senator voor de VVD oppert de idee, dat je zelf donor moet zijn, wil je in geval van nood zelf voor transplantatie in aanmerking komen. Wil je profiteren, dan moet je ook bereid zijn anderen te laten profiteren. Dat besef kan nu ook al een rol spelen, wanneer je je laat inschrijven als donor. Wat is het mooi, dat transplantatie in deze tijd mogelijk is. En maar hopen, dat het voor mij nooit nodig zal blijken. Maar ook voor het transplantatiesysteem geldt, dat solidariteit altijd iets wederzijds is. Als ik anderen help, kan ik er op rekenen zelf ook geholpen te worden.

Dagje uit met hindernissen

zaterdag, september 10th, 2016

MARKEN EN VOLENDAM

Mijn vrouw is een trouwe lezeres van een bekend damesblad. Daar horen allerlei aanbiedingen bij. Nu was er een arrangement met een bezoek aan Volendam en een retour boottocht naar Marken. We waren er nooit geweest. Dat was iets voor Amerikanen en tegenwoordig Chinezen, Japanners en Koreanen. Het is een leuke dag geweest.

We zijn voorstander van openbaar vervoer en we zijn niet de enige. Dus vinden overal enorme uitbreidingen plaats. Je merkt het al bij Utrecht, waar nog steeds gewerkt wordt. Je passeert een nieuwe halte Vaartse Rijn. Overstappen op hetzelfde perron is lekker makkelijk. Op Amsterdam Centraal ontmoeten we de eerste hindernis Het printje van 9292 laat niet zien, dat de bussen naar Volendam vertrekken van een hoger gelegen busplatform. En wij maar zoeken op de begane grond. Toen we het eenmaal door hadden was de bus snel gevonden en verliep de busreis voorspoedig.

Het toeristisch gebeuren: souvenirwinkels, horeca, boottochtjes, kaasfabriek concentreert zich bij de Haven, eigenlijk de oude zeedijk. Daar zie dan de wereld aan je voorbij trekken, maar ook landgenoten weten de weg naar Volendam te vinden. We hebben er goed gegeten en een hand gebreid wollen vest van een Nepalees echtpaar gekocht, dat er een winkel heeft. Later op Marken werden we bediend door een meisje uit Peru. Het is een en al globalisering wat je ziet en er wordt goed verdiend. Dan denk ik aan de enorme aanhang, die Geert W. er heeft. Die wil toch niets weten van globalisering. Het schijnt dat De Volendamse gemeenschap een wat gesloten karakter heeft en zich afsluit voor vreemden wanneer die zich er echt willen vestigen.

Een bezoek aan het Volendam museum is zeker de moeite waard. Het toont vooral een beeld van het verleden met klederdrachten, die je nauwelijks meer ziet. De visserij, waar de mensen vroeger van leefden, een scheepswerf en de plaatselijke middenstand. Maar er wordt ook een film vertoond van de watersnood in 1916, die er voor zorgde, dat de Afsluitdijk er kwam en de polders. Er moet eerst een ramp gebeuren voordat men beseft, dat die Afsluitdijk echt nodig was. Zo is het nog steeds.

Na de drukte van Volendam is het op Marken rustig. Architectonisch is het vaak wat interessanter, maar ook wat stijver dan het katholieke Volendam. Marken werd door monniken vanuit Friesland bewoonbaar gemaakt. De mensen woonden er op terpen en bij de vrij forse Protestante kerk is dat nog goed te zien. Er is ook hier een klein museum met ook weer veel aandacht voor de oude klederdrachten en de ontginningsgeschiedenis. Er is een klompenmakerij en rond de haven vind je wat winkeltjes en horeca. Daar kun je goed eten en je wordt vlot bediend, zodat we een boot eerder terug naar volendam konden nemen.

De terugreis kende ook wat probleempjes. We moesten eerst een kwartier wachten op de volgende bus, want de eerdere misten we op een haar na. Maar we hadden de tijd. Na Amsterdam Amstel ging de Intercity opeens langzaam rijden, maar na Abcoude ging het weer vlot. Raar want er zijn daar vier sporen. Zo zaten we wat krap om in Utrecht de bus naar huis te nemen en we wisten nog niet waar de nieuwe halte is. De bussen vertrekken aan de Jaarbeurszijde. Helemaal achterin de stationshal ver van het nieuwe stadhuis zijn trappen en roltrappen naar het C en D-perron voor stads- en streekbussen. Op de begane grond kun je niet even van het ene perron naar het andere. Dan moet je weer om hoog en omlaag. We daalden eerst af naar het C-perron, maar we moesten op het D-perron zijn en dan ook nog helemaal achteraan. We hadden het toch nog zo vlug gedaan, dat we de bus nog zagen vertrekken. Dus weer wachten, maar nu een half uur. Maar voortaan weten we waar we wezen moeten. Al met al waren we nog een half uur eerder thuis, dan eerst gepland. Moe , maar voldaan.

Jaargang 9, Nr. 427.

In memoriam Gerard Claassens S.V.D.

vrijdag, september 2nd, 2016

PRIESTER, HERDER, MAN VAN HET WOORD, MENSENMENS

Dinsdag, 30 augustus overleed Gerard Claassens, Missionaris van het Goddelijk Woord, 88 jaar oud. Hij was op 2 november 1927 te Cuijk aan de Maas geboren en bracht er zijn jeugd door. Op 2 februari 1957 werd hij priester gewijd. Daarna studeerde hij voor de Middelbare Akte Sociale Pedagogie en ging werken bij Kontakt der Kontinenten in Soesterberg als vormingswerker. Daar hebben mensen uit het hele land en ook uit het buitenland hem leren kennen. Toen hij met emeritaat ging heeft hij lang op het terrein van Kontakt der Kontinenten gewoond. Hij kon enthousiast vertellen over de groepen, die daar kwamen en kennis maakten met moderne opvattingen over pastoraat of over imams, die daar kennis over de Nederlandse samenleving en de christelijke religies kregen aangereikt. Maar intussen bleef hij als pastor werkzaam. Op een bankje bij de Goyerbrug hoorde ik mensen uit Woudenberg enthousiast over hem vertellen. Tot hij nog maar kort geleden last kreeg van zijn nieren. Die laatste jaren waren heel zwaar voor hem. Misschien mag je zeggen, dat zijn dood een bevrijding uit zijn lijden betekende.

Als priester-assistent in Cothen deed hij veel ervaring op met de zielzorg. Het was een goede voorbereiding voor zijn pastoorsbenoeming in Odijk, waar hij op 10 augustus 1974 als pastoor van de H. Nicolaasparochie werd geïnstalleerd. Het bisdom vond hem geschikt voor een grotere parochie, maar hij wilde naar een kleine gemeenschap, waar hij iedereen kon leren kennen. De vertrouwenscommissie gaf aan Gerard de voorkeur en toen Gerard het bisdom dreigde zijn heil in het Brabantse te gaan zoeken was zijn benoeming vlug voor elkaar.

Wat mij persoonlijk bij hem steeds weer trof, was dat heel vaak zijn preken gingen over een onderwerp, dat mij bezighield en waarmee ik worstelde. Zo hielp hij mij mijn weg door het leven te vinden. Ik denk, dat zijn wijsheid vaak nog doorklinkt in mijn columns. Soms werkte het ook andersom. Een tijd lang besprak hij de lezingen van de zondag met een aantal assistenten. Ik had mijn gedachten ook op papier gezet en gaf hem mijn opmerkingen na afloop. Gerard ging zijn preek voorbereiden en toen hij klaar was dacht hij aan mijn brief. Daarin las hij, dat mijn collega’s niet konden geloven, dat evangelie blijde boodschap betekent. Hij scheurde zijn preek doormidden en begon opnieuw. Het werd een heel blije preek met leuke moppen erin, waarvan iedereen echt genoten heeft.

Gerard zocht de mensen overal op. Met jonge mensen voetbalde hij op het gras naast de pastorie. Met anderen volleybalde hij tot op hoge leeftijd of voerde hij pastorale gesprekken bij een goed glas pils in de voetbalkantine. Maar hij kwam ook bij de mensen thuis op verjaardagen of huwelijksjubilea. Hij bezocht de zieken thuis of in de ziekenhuizen. Hij kende iedereen bij naam en kende de familierelaties. Hij wist van de ruzies in een familie en vaak riep hij op de vrede te bewaren. De mensen hielden van hem en lieten dat ook merken toen hij zelf ziek was, maar ook als hij jarig was. Gerard was een van de redenen waarom wij het fijn vonden en vinden om in Odijk te wonen.

Onze pastoor wist mensen in beweging te brengen. Nog steeds zijn er heel veel vrijwilligers en met vrijwilligers is er een zaaltje gebouwd en een mortuarium en is er veel aan de kerk verbeterd, met name aan de akoestiek. In de loop der jaren is er ook veel kunst in de kerk gekomen. Zo lieten mensen hun dankbaarheid blijken. Ik denk, dat wij zijn nagedachtenis niet beter kunnen eren dan door zijn werk voort te zetten. Gerard rust in vrede in de armen van je schepper.

Jaargang 9, Nr. 426.