Archive for juni, 2013

Verplichting weg bij de sociale zekerheid?

vrijdag, juni 28th, 2013

HOE DE SOCIALE ZEKERHEID BEKOSTIGEN?

Een van mijn medebloggers kwam afgelopen week met het idee de sociale zekerheid niet meer te bekostigen uit de premies van deze verzekeringen, maar er een uitkering van te maken, die bekostigd zou moeten worden uit een groene belasting op energie, grondstoffen, hulpstoffen en water. Arbeid zou daardoor goedkoper worden. Dat zou een verbetering van het investeringsklimaat betekenen. Bedrijven zouden minder snel hun productie verplaatsen naar een lagelonenland en minder bepaalde werkzaamheden out-sourcen. Die sociale verzekeringen hebben als nadeel, dat ze verplicht zijn. Ze spruiten voort uit een CDA-filosofie en uit het CDA kan niets goeds voortkomen. Mijn medeblogger streeft naar het Scandinavische model voor de sociale zekerheid, al zou je uit sommige formuleringen de indruk kunnen krijgen, dat het Angelsaksische model veel invloed heeft op zijn denken. Hij wil echter een eerlijke verdeling van werk en inkomen en ons sociale verzekeringsstelsel zou daar niet aan bijdragen. Zo is er een maximum aan de premieheffing, zodat de hogere inkomens een veel kleiner deel van hun inkomen aan de premieheffing kwijt zijn. Hij heeft dus wel degelijk linkse idealen. De vraag is alleen of zijn oplossing dan wel leidt tot een eerlijke verdeling van werk en inkomen.

Er zijn geen redenen te bedenken om terug te verlangen naar de tijd vóór de invoering van onze sociale verzekeringen. Voor de Industriële Revolutie was er een veel kleinere afstand tussen de meester en de knechten en gezellen. In geval van ziekte hielp men elkaar. Anders was er de familie of de kerk. Bittere armoede kwam voor. De Industriële Revolutie gaf veel mensen werk, maar de lonen waren laag en bij ziekte of arbeidsongeschiktheid wachtte de armoede. Ouderen woonden bij hun kinderen en voor alleenstaanden was er het oudemannenhuis. Er was geen recht. Men was afhankelijk van armenzorg. Het was geen vetpot. Jarenlange strijd van de vakbonden zorgde voor een langzame verbetering. De crisis van de dertiger jaren betekende voor de vele werklozen vooral ellende.

De socialist Drees zorgde voor de AOW. Ouderen zonder of met een heel laag pensioen waren hem zeer dankbaar. Daarna volgden de Ziektewet, de arbeidsongeschiktheidswetten en tenslotte de nabestaandenwet. Al die sociale wetten hadden als uitgangspunt onderlinge solidariteit. Vanzelfsprekend was het onverdraaglijk, dat iemand zich daaraan zou onttrekken. Dat zou de solidariteitsgedachte ondergraven. Dus werden de sociale verzekeringen verplicht. Ook misbruik kan de solidariteit ondergraven. Werklozen werken soms zwart bij. Werkgevers loosden overtollige arbeidskrachten in de WAO. Werkgeversontslaan hun personeel en nemen het als ZZP’er weer in dienst. Zo ontduiken ze de Sociale premieheffing. Van allerlei goede dingen kan ook misbruik worden gemaakt.

Verplaatsing van werkgelegenheid naar een lage lonengebied is een eeuwenoud verschijnsel. De Hollandse textielindustrie verhuisde naar Brabant en Twente. Het heeft weinig zin om te proberen met zo’n lage lonengebied te concurreren. Onze welvaart geeft een hoog voorzieningenniveau en dat geeft hoge collectieve uitgaven en dus moeten de bruto lonen hoog zijn. Door te specialiseren op duurdere producten worden die hoge lonen mogelijk. Textiel weg? Dan schakelen we over op zeer sterke vezels (Dyneema) of luxe gordijnstoffen.

Je kunt natuurlijk de loon- en inkomstenbelasting verlagen of de sociale uitkeringen anders financieren, maar de hoge inkomsten van de staat blijven nodig. Verhogen van de omzetbelasting (BTW) of vergroenen van de belastingen geeft de staat dan inkomsten, maar juist de laagste inkomens komen dan het meest in de problemen, want alles wordt duurder. De inflatie neemt toe. Je spaargeld wordt minder waard. Dat draagt niet bij aan een eerlijke verdeling van de inkomens. De solidariteitsgedachte wordt ondergraven, want niemand begrijpt, dat alles zo duur wordt om de sociale uitkeringen mogelijk te maken.

Vergroenen van de belastingen is een goed instrument om milieudoelen na te streven. Zoals hoge lonen leiden tot diepte-investeringen, namelijk om de productie minder arbeidsintensief te maken, zo leiden groene belastingen tot milieuvriendelijker produceren, energiezuiniger of met meer kringloopmaterialen. Zo dalen de opbrengsten van de groene belastingen. Dat valt toe te juichen. De financiering van de sociale uitkeringen mist op deze wijze op de lange termijn zekerheid. Is dan financiering uit de algemene middelen beter? Iedereen, die afhankelijk is van financiering door de overheid weet, hoe onbetrouwbaar de overheid vaak blijkt. Van de ene op de andere dag verdwijnt de financiering geheel of gedeeltelijk. Op dit moment kunnen heel wat instellingen daarover meepraten. Handhaaf wat mij betreft de huidige financiering van de sociale zekerheid ook al is die het resultaat van wetgeving door opeenvolgende Rooms-rode kabinetten.

Jaargang 6, Nr. 272.

140 jaar KNAG

zaterdag, juni 22nd, 2013

OOG VOOR DE RUIMTELIJKE DIMENSIE

Onlangs was ik voor onderzoek in het ziekenhuis en de specialist vroeg me welk vak ik gegeven had. Aardrijkskunde, was mijn antwoord. Maar dat is tegenwoordig toch onderdeel van wereldoriëntatie. Beter van niet, zei ik, want aardrijkskunde heeft ook een instrumentkarakter. Wat bedoelt u daarmee, was de volgende vraag. Aardrijkskunde laat je kijken naar het ruimtelijk karakter van veel processen. Het oefent de leerlingen in het bedenken van oplossingen voor ruimtelijke problemen. Daar zaten we hier ook mee. Waar moest de uitbreiding van het ziekenhuis komen. Een intelligent man. Hij had het snel door.

Maar in de dagelijkse praktijk is het vaak wel anders. In de discussies over een betere ontsluiting van het dorp Houten kwam naar voren, dat het overgrote deel van het uitgaande verkeer in de richting van de stad Utrecht gaat of uit de stad Utrecht komt. Houten heeft inmiddels behoorlijk wat werkgelegenheid. In die Noordwestelijke richting is Houten ook het beste ontsloten. Een ambtenaar van de provincie begreep niet, dat een ontsluiting naar het Zuiden de problemen naar het Noordwesten kon oplossen. Het verkeer naar het Zuiden en naar Nieuwegein maakt van dezelfde ontsluitingswegen gebruik. Als dat verkeer wegvalt, dan worden de ontsluitingswegen naar Utrecht ontlast en kunnen ze het verkeer beter verwerken.

Als je de ruimtelijke dimensie van de Europese integratie bekijkt, dan zie je dat de onderlinge handel en dus het verkeer zich over heel Europa afspeelt. Onze producten gaan naar alle landen in Europa en wij gebruiken producten uit alle landen van de Europese Unie. Dan is het handig als je met dezelfde munt kunt betalen en dat overal dezelfde kwaliteitseisen gelden en dezelfde etikettering. Een kwaliteitseis voor groente en fruit is, dat er niet te veel gif is achtergebleven. Dus komt de EU met een verordening daarover. Dan moet een groente- of fruitkweker daarvan goed op de hoogte zijn. In het beroepsonderwijs wordt er dus aandacht aan besteed. Het is allemaal hartstikke logisch als je het ruimtelijk bekijkt en ziet hoe onze nationale economieën deel uitmaken van één grote Europese economie. Je moet er oog voor hebben. Voor een geograaf is het vanzelfsprekend. Het grote publiek denkt er niet over na. Dat je dat leert bij het schoolvak aardrijkskunde ontgaat nog veel meer mensen.

Ik moest er aan denken, toen ik gisteren de viering meemaakte van het 140-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, kortweg het KNAG. Ben de Pater beschreef de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar. Zo kenden we een periode, dat we probeerden de geografische werkelijkheid te vangen in wiskundige formules. Bij mij was mijn HBS-b-wiskunde al aardig weggezakt en bovendien ontbraken toen nog belangrijke onderdelen. Voor mij waren het onleesbare artikelen. Maar die geografische werkelijkheid is het resultaat van menselijk handelen. Dat is nooit zo logisch dat je het kunt vatten in wiskundige formules. Die benadering heeft het niet lang volgehouden. Tegenwoordig heeft men vooral oog voor het eigene van elke afzonderlijke regio. Generaliseren is op de achtergrond geraakt. Eenzelfde ontwikkeling zie je bij economie. Sommige economen menen, dat hun vak als exacte wetenschap meer status krijgt. Maar als geen enkele berekening blijkt uit te komen, kun je beter erkennen, dat economie in feite een gedragswetenschap is.

Ik beschouw de aardrijkskunde ook als een gedragswetenschap. Ons gedrag wordt bepaald door de eigenschappen van ons woongebied, het economisch systeem, het politiek systeem en het sociaal systeem. Geografen herkennen het denken van Hoekveld. Bij mij kregen de waarden van de bewoners bijzondere aandacht. Waarden zijn de opvattingen, die het gedrag bepalen. In het vorige nummer van het tijdschrift Geografie stond een mooi artikel, dat dit duidelijk illustreert. Geconstateerd is, dat in gemeenten met een overheersend protestante bevolking meer gefietst wordt dan in een gemeente met een overheersend katholieke bevolking. Hoewel meer factoren een rol kunnen spelen, vond ik er een voor mij zeer aannemelijke verklaring bij. Die ging geheel uit van opvattingen zoals die bij protestanten en katholieken leven. Daarover ga ik eerst elders schrijven.

Die bijeenkomst in Paushuize in Utrecht gaf mij veel te denken. Tegelijk begreep ik, dat er voor het KNAG nog veel te doen is. Nog steeds wordt er aan de poten van je stoel gezaagd. Met andere oude bekenden constateerde ik, dat er niet veel veranderd is.

Zesde jaargang, Nummer 271.

Krijg je zo meer priesterroepingen?

donderdag, juni 20th, 2013

Onderstaand artikel is eerder gepubliceerd  in het parochieblad Open Venster, editie Odijk, nr. 4 van juni 2013. Het lijkt mij voor een breder publiek interessant en vormt – hoop ik – nuttige feedback voor de makers van de glossy

 

Aantrekkelijke glossy: “Priester”

John Jorna

 Met dit tijdschrift vol fraaie kleurenfoto’s op glanspapier heeft de Roepingenraad van het Aartsbisdom veel publiciteit gewekt. U kent ze wel, de Linda of de Maarten. Ze verkopen goed. Het aartsbisdom heeft van ‘Priester’ al honderden exemplaren verkocht. De reacties zijn redelijk positief maar tegelijk ook nogal oppervlakkig en weinig opbouwend kritisch.

In “Priester” worden negen priesters geïnterviewd, waarvan Anton ten Klooster (1983) de jongste is. Hij is tegelijk met Wouter de Paepe priester gewijd en kort geleden benoemd in de Paus Johannes XXIII parochie tussen Rijn en Lek en de Suitbertusparochie tussen Rijn/Lek en de Waal. De oudste is Henk van Doorn (1938), die nog steeds actief is als pastoor voor een parochie op de Veluwe, maar vooral als bisschoppelijk gedelegeerde voor de oecumene. Ook Kardinaal Aartsbisschop Wim Eijk is een van de geïnterviewden. Er zijn late roepingen bij en anderen wisten al jong, dat het priesterschap hen trok. Een bijzonder verhaal is dat van Martin Los, Pastoor in De Meern. Hij groeide op in een Gereformeerd milieu, werd predikant en ging over naar de Rooms-katholieke Kerk. Hij wilde graag priester worden, maar hij is gehuwd en heeft vier kinderen. Na drie jaar stemde Rome in. Martin Los werd eerst diaken en daarna priester gewijd.

Roeping
De verhalen draaien vooral om de vraag hoe hun roeping tot stand kwam. Bij sommige groeide het heel geleidelijk, soms met veel innerlijk verzet en een eerste keuze voor een ander beroep. Bij anderen was er een mystieke ervaring. Plotseling werden zij zich bewust van het feit dat God hen riep tot het priesterschap.
Het valt heel sterk op. In de visie van de interviewer en de geïnterviewden is het steeds God, die je roept. Als ze eenmaal werken in een parochie, dan voelen zij zich gelukkig in hun werk; het vieren van de liturgie, het verkondigen van de boodschap van Jezus van Nazareth en het dagelijks gebed. De herderlijke zorg voor de parochianen, het bijstaan van de zieken en andere hulpbehoevenden komt in de verhalen wat minder aan de orde. De priester zet het werk van Jezus van Nazareth voort, maar veel mensen zullen daarvan een ander beeld hebben. In deze glossy verrijst het beeld van een sacraal priesterschap. De priester is een heilig mens, die in nauw contact staat met God. Zo zet dit magazine de priester toch enigszins op afstand van de mensen. Die afstand zal er in werkelijkheid niet zijn, maar wordt door de Roepingenraad opgeroepen. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat iemand zich tot het priesterschap geroepen voelt, omdat hij gelooft als priester te doen wat Jezus ons heeft voorgedaan, er te zijn voor de mensen. Die uitdrukking komt in het boekwerk voor, maar wordt anders ingevuld.

Algemeen priesterschap
Als gedoopten vormen wij een priesterlijk volk. We spreken over het Algemeen Priesterschap van alle gelovigen. Je hoort er nog maar weinig over. Het begrip is nauwelijks uitgewerkt en het wordt ons maar zelden voorgehouden. Maar wat hier exclusief aan de priester wordt toegeschreven is net zo goed de taak van iedere gedoopte. Iedereen streeft naar een nauw contact met het Goddelijke, iedereen heeft de taak de boodschap van Jezus van Nazareth te verkondigen, elke gedoopte behoort de mens in nood bij te staan, de zieken te genezen, de verwarden te bemoedigen, de armen uit de nood te helpen, de gevangenen te bezoeken en de eenzamen uit hun eenzaamheid te verlossen. De priester gaat ons daarin voor. Hij is een van ons. Hij staat midden onder ons. Ik denk, dat dit heus wel geldt voor de geïnterviewde priesters, maar waarom dan toch het beeld van verheven priester wordt opgeroepen is mij een raadsel. Misschien is het een reactie op de steeds vaker klinkende opvatting, dat het priesterschap zou moeten worden open gesteld voor gehuwden en voor vrouwen en dat in elke geloofsgemeenschap iemand zou moeten worden aangewezen, die ons voorgaat in het breken van het brood en het delen van de wijn.

Ik hoop, dat in een volgende uitgave het priesterschap duidelijk wordt gezien binnen het algemeen priesterschap van alle gelovigen en als een verbijzondering van dat algemeen priesterschap.

Avontuur in Turkije 2

vrijdag, juni 14th, 2013

EEN CULTURELE RONDREIS

Het was onze zesde reis met een Culturele Reisorganisatie uit Groningen. Weer hadden we een uitstekende gids, een Turk in België opgegroeid en uitstekend Nederlands sprekend, uitstekend opgeleid met een uitgebreide talenkennis en met ook nog twee jaar studie van de archeologie. Hij begeleidt niet alleen toeristische reizen, maar ook studiereizen en congressen en is voorzitter van de Nationale Vereniging van Gidsen en Reisleiders. We boften maar met onze Güven Dündar uit Izmir.

Voor velen is Turkije vooral een zonnige strandvakantie en dan liefst all-in. Maar Turkije is een land met een zich snel ontwikkelende economie. Het richt zich daarbij niet alleen op Europa, maar in toenemende mate op de buren in het Oosten en dan vooral Iran. Daarheen worden industrieproducten uitgevoerd en Turkse bouwondernemingen zijn er actief. Tegelijk is er in dat Midden-Oosten allerminst sprake van een stabiele situatie. Het was dus ook schrikken, toen de opstootjes in allerlei steden ernstige vormen aannamen. Een instabiel Turkije kunnen we missen als kiespijn. Gelukkig zien de meeste Turken dat nu ook in en kan er een redelijke oplossing uitrollen.

Maar we gingen uiteraard niet alleen om het economisch belang van het land te bekijken: kantoorkolossen, industrieterreinen en enorme nieuwe woonwijken, vooral in hoogbouw. Doordat Rome en Constantinopel los van elkaar raakten, ontstond de eerste grote kerksplitsing tussen de Latijnse kerk en de Orthodoxe kerk en daardoor werden bijvoorbeeld Griekenland, Bulgarije, Rusland en Servië orthodox. In Istanbul zijn de sporen daarvan te zien. Een paar jaar geleden las ik “Baudolino” van Umberto Eco, waarin de oorlogsmisdaden van de kruisvaarders in Constantinopel aan de orde komen. Ook uit die tijd zijn er nog sporen te vinden. Dat Oost-Romeinse Rijk gaat uiteindelijk ten onder en er ontstaat een zeer groot Turks rijk. Hoe rijk en machtig de Turkse sultans waren hebben we goed kunnen zien. Bijvoorbeeld in het Topkapi paleis.

Istanbul groeit nu vooral aan de Aziatische kant van de stad. Het oude Constantinopel lag aan de Zee van Marmora waar de Gouden Hoorn uitmondt. Daar vind je de belangrijkste toeristische trekpleisters: Het Topkapi paleis, de Sultan Ahmet Camii of Blauwe moskee, de Haghia Sophia, een vroegere kerk, later moskee en nu museum en de Hippodroom, een vroegere paardenrenbaan. In de Haghia Sophia zijn nog een Madonna met kind en een Christuskop onder kalklagen uit tevoorschijn gekomen. Je raakt vooral onder de indruk van de bijzondere bouwkundige prestaties, die lang geleden werden geleverd. De versieringen bestaan vooral uit tegels met gestileerde bloemmotieven en nergens menselijke figuren. Prachtige fresco’s en mozaïeken zijn te zien in de Chorakerk. Die wordt in onze reisgids niet genoemd, maar is een echt pareltje. De Grote Bazaar en de Kruidenbazaar bezochten we uiteraard ook en we maakten een boottocht over de Bosporus tot de Noordelijkste brug, die Europa en Azië verbindt. Juist toen we er waren werden de werkzaamheden aan een derde brug gestart.

Verder ging de tocht naar Bursa met een groen mausoleum van een sultan met daarnaast een groene moskee. Die groene kleur zie je vooral binnen in de tegelversieringen. In die stad bezochten we ook de Grote Moskee en de zijdebazaar. Van de vroegere zijdeteelt en –verwerking is nog maar weinig over. Verder ging het naar Troje, waar een Duitse geleerde Heinrich Schliemann belangrijke ontdekkingen heeft gedaan. Vandaar dat je veel van de opgegraven schatten nu in Berlijn kunt bewonderen. Men was hier druk bezig deze belangrijke site op te knappen en beter toegankelijk te maken. Ook dat wijst op de toenemende welvaart in het land en op de durf om te investeren in de toeristische infrastructuur. In Nederland zie je het omgekeerde. Een volgende keer weer verder.

Jaargang 6, Nr. 270.

Avontuur in Turkije

maandag, juni 10th, 2013

IN EEN TURKSE KLINIEK

We waren al over de helft van onze rondreis door Turkije, toen midden in de nacht zich hetzelfde probleem voordeed als net na Pasen. De reisleider regelde snel een ambulance. In een Nederlandse ambulance start men al voor en tijdens de rit de behandeling. Niet in Turkije. Maar in de kliniek van de Mevlana-universiteit in Konya was gelukkig een Engels sprekende arts en die kon mij vlug van de narigheid afhelpen. Zo lag ik uren op een zaal, waar je van alles binnen zag komen. Je hoorde een hartverscheurende jammerklacht van een vrouw. Familieleden liepen in en uit. Ik werd nog verder onderzocht door specialisten, kreeg een advies en een laatste injectie en mocht vertrekken. De groep was intussen na een bezoek aan het Mevlana museum vertrokken. We hadden ze laten weten, dat we terug naar Nederland wilden.

Na de lunch zochten we contact met onze reisverzekering. Dat lukte met enige moeite. Alles kon, maar er moest wel een medische verklaring komen met de diagnose en een verklaring, dat er geen bezwaar was tegen een vliegreis. Dus weer terug naar het ziekenhuis. De specialisten spraken en verstonden redelijk Engels. Wij ook. Toch kostte het enige moeite duidelijk te maken, waar het om ging. We gaven het faxnummer in Nederland en hoopten er het beste van. Toen we de volgende morgen in alle vroegte naar Nederland belden, bleek er geen fax te zijn gearriveerd. Wij stante pede weer naar de kliniek. Zo vroeg konden ze ons niet helpen. Na uren onduidelijkheid en maar wachten en maar wachten was het eindelijk zo ver. Twee pagina’s in het Engels met diagnose en vliegverklaring. Voor ons en voor hen een nieuwe ervaring.

Intussen hadden we wel honger gekregen en zin in koffie. Kijk maar eens aan de overkant, zei ik tegen mijn vrouw. Op een leuk terrasje vroeg een Turkse heer in het Nederlands of hij kon helpen. We raakten aan de praat. Hij had dertig jaar bij Verolme in de Botlek gewerkt en woonde nu boven het café. Zijn kinderen en kleinkinderen wonen nog in Spijkenisse. De zeventienjarige dochter van de cafébazin vertelde via de “Tolk”, dat zij met een Nederlandse man wilde trouwen. Ik vroeg of ze bedoelde een man van Turkse afkomst in Nederland. Nee, ze bedoelde een echte Nederlandse man. Toen zei ik, dat Nederlandse mannen helpen met afdrogen en koken en ik maakte het stofzuiger gebaar. Ze schaterlachten, kwamen haast niet meer bij van het lachen. Zo werd het toch nog gezellig.

In het hotel werden de papieren naar Nederland gefaxt. Al vlug kregen we een sms’je, dat ze waren aangekomen. De reismedewerkers namen contact op en na enig overleg werd de reis voor de volgende dag geregeld. Al met al zaten we veel op onze kamer om de telefoontjes af te handelen. Daar hoorden we ’s avonds opeens mannen keihard leuzen roepen. Er kwam een fakkeloptocht pro Erdogan voorbij. Als een haas weer terug naar de kamer en het fototoestel gepakt. Ik heb de flits maar uitgeschakeld. Na alle foto’s met stenengooiers en brandstichting en meppende politie, traangas en spuitwagens heb ik nu foto’s van vreedzame maar zeer bezielde mannen, vrouwen en kinderen met spandoeken en borden en fakkels, die luidkeels de leuzen herhalen, die mannen met megafoons roepen. En dat alles werd goed geleid, het verkeer werd geregeld. We zagen hier de mensen, waar Erdogan op steunt en het heeft hem drie verkiezingen na elkaar een meerderheid opgeleverd. Hij treedt behoorlijk autoritair op en de bezorgdheid geldt vooral de toekomst. Turkije knoopt sterkere economische betrekkingen aan met Iran. Betekent dit, dat Turkije straks een Ayatollah regime krijgt? Zijn aanhangers zijn daar niet bang voor. Hun ideaal is een combinatie van democratie en Islam. Of dat mogelijk is betwijfel ik. Democratie veronderstelt ook respect voor en bescherming van minderheidsgroepen. Dat wordt voor Turkije de moeilijkste opgave.

De fakkeloptocht trok naar het Mevlana museum. Duidelijk een nationaal symbool, een Turkse Islam heilige, die sterk de nadruk legde op de naastenliefde. De beweging heeft nog steeds veel aanhangers. Dat merkten we, toen we de ochtend voor ons vertrek het museum bezochten. Busladingen met scholieren en vooral veel vrouwen en minder mannen bekeken de vele sarcofagen van heilige mannen en vrouwen. Soms kusten ze een vitrine. Het deed mij sterk denken aan de heiligenverering in de Rooms-katholieke Kerk. Weliswaar droegen de vrouwen hoofddoeken, maar dat is daar meer de normale dracht. De meisjes zagen er niet anders uit als meisjes hier. Als ze een sacrale ruimte ingingen, dan bedekten ze wel hun hoofd en waren opvallend eerbiedig.

De terugreis verliep vlot. Alles was vanuit Nederland prima geregeld. Zo’n lokale luchthaven heeft wel iets bijzonders. Het vliegtuig staat vlak bij de vertrekhal. Je loopt naar het vliegtuig. In Istanbul is het wel een enorme dwaaltocht om via de aankomsthal en de bagagebanden naar de gates te gaan waar we weer vertrekken. En weer de paspoortcontrole en het fouilleren. Op de veiligheid wordt wel gelet. We zijn weer thuis. Een volgende keer schrijf ik over de reis voordat we hem moesten afbreken.

Jaargang 6, Nr. 269.