Archive for juli, 2012

Een andere leiderschapsstijl

vrijdag, juli 27th, 2012

WAT IS DAT TOCH MET DE VOLKSKRANT?

Jaren geleden toen er nog geen E-mail bestond, schreef ik eens een verontwaardigde brief naar de Volkskrant over de sarcastische manier waarop de correspondent in Duitsland over de Grünen schreef. Het hielp wel enigszins. De betreffende buitenland correspondent ging daarna nog naar Moskou en Washington tot hij plotsklaps de nieuwe hoofdredacteur van de Volkskrant werd. Elke keer, zoals ook deze week, dat de Volkskrant over GroenLinks schrijft moet ik er weer aan denken.

Wat korter geleden begon ik een brief naar de Volkskrant met de opmerking, dat je het bij de Volkskrant nooit weet waarom ze je een hand toesteken. Is dat om je uit het moeras te trekken of om je er nog verder in te duwen? Die vraag kun je terecht ook stellen bij het interview met Ineke van Gent. Dat is al heel lang zo. Een niet bepaald kerkelijk gezinde partijgenoot besloot twintig jaar geleden over te stappen naar Trouw en mijn vrouw is nog steeds tot haar genoegen zijn voorbeeld gevolgd.

De meeste Volkskrantredacteuren hebben weinig met groen, ecologisch of duurzaam. Dat wordt aan een enkele specialist over gelaten. Je zag dat heel mooi bij het Lenteakkoord. De redactie leek wel een actiegroep tegen de forensentaks geworden. Ik schreef brieven naar de redactie, waarbij ik mij afvroeg of deze redacteuren er persoonlijk belang bij hadden, dat er geen forensentaks zou komen. Ik kreeg geen antwoord, ook niet van de ombudsvrouw. Maar wel stelden Michael Persson en Sheila Sitalsing in hun columns die milieuonvriendelijke houding aan de kaak. Toen iets later de Volkskrant opende met de kop dat een forensentaks tot minder files zou leiden, heb ik de redactie een compliment gestuurd en dat stelde zij zeer op prijs.

Soms lees je de Volkskrant en dan lijkt het, dat de redactie wel erg veel begrip heeft voor de belangen van de beter betaalden. Of je leest over lifestyle en dan gaat het vooral om duur eten en drinken, dure kleding en schoenen, dure auto’s en dure vakanties. Dan vraag ik mij af of deze krant werkelijk begonnen is als een dagblad van de Katholieke Arbeidersbeweging. Maar dan bedenk ik weer, dat een krant schrijft wat de abonnees graag lezen. Als een krant dat niet doet, raakt ze de lezers kwijt. De krant schrikt ook wel eens van de ideeën, die de laatste jaren onder een deel van de lezers leven. Het is allemaal niet meer zo leuk in Nederland.

Maar dan het interview met Ineke van Gent. Eigenlijk best een aardig verhaal. Ineke komt er goed uit naar voren. Een principiële vrouw, een stevige politica, die je niet zo maar even opzij zet. Het was altijd echt nodig om haar een beetje in toom te houden en aan Paul en Femke kon je dat wel toevertrouwen. Toen werd vrij onverwacht Jolande de nieuwe fractievoorzitter. Een heel ander menstype dan Femke. Wel intelligent en erg goed in haar vak, maar als politica betrekkelijk onervaren. Nog geen generalist, zoals Femke het in de loop der jaren was geworden. Misschien ook wat losser als het over principiële dingen ging. En ook met een andere leiderschapsstijl: samen overleggen, de dingen afspreken en dan de mensen zelf het werk laten doen. Zo min mogelijk sturen en alleen ingrijpen als dat nodig is, dus ook goed het proces bewaken. De fout van Ineke is, dat zij die andere leiderschapsstijl voor gebrek aan leiderschap heeft aangezien. De redacteur, Gijs Herderscheê had dat moeten zien. In plaats daarvan heeft hij van die uitspraak de openingskop van die dag gemaakt. Zo was het zoveelste incident bij GroenLinks geboren. Volkskrantredacteuren zeggen dan, dat Ineke van Gent ervaren genoeg was om te weten, dat dit zou gebeuren. Maar de vraag of het integer was de uitspraken van Ineke zo te interpreteren is dan niet beantwoord. Toch de hand toesteken om je verder het moeras in te duwen? Of de goede vriend, die je wijst op je fouten? Alsof we in GroenLinks dat niet weten en er niet keihard aan werken om het beter te krijgen.

Zo moet Jolande niet alleen het proces goed bewaken en iedereen goed aan het werk laten, ze moet ook in de gaten houden, dat fractieleden zonder intensief overleg in de fractie zich in hun politieke werk te veel gaan laten leiden door strikt persoonlijke opvattingen. Zo merk ik, dat sommige fractieleden niet beseffen, dat democratie inhoudt, dat de opvattingen van minderheden, hoe verwerpelijk ook, toch gerespecteerd worden. Dat opvattingen mogen worden uitgedragen. Zonder tolerantie wordt Nederland onleefbaar.

Maar de partij was weer eens in het nieuws. Het gaat er niet om wat ze over je schrijven, als ze maar over je schrijven.

Jaargang 5, Nr. 225.

Een dag genieten in Den Haag

vrijdag, juli 20th, 2012

Isaac Israels: onterecht onbekend

Over drie jaar is het 150 jaar geleden, dat Isaac Israels in Amsterdam geboren werd. Hij was de zoon van Jozef Israels en de twintig jaar jongere Aleida Israels-Schaap. Op 4 oktober 1934 overleed hij na door een auto aangereden te zijn in Den Haag. Op het ogenblik lopen in Den Haag tentoonstellingen, verspreid over vijf locaties en is er een tentoonstelling in Amsterdam. Wij bezochten de tentoonstellingen in Den Haag. Er viel veel te genieten.

In de hal van Haagse stadhuis aan het Spui wordt aan de hand van een groot aantal panelen een beeld gegeven van zijn leven en werken en dan bijzonder in de jaren, dat hij in Den Haag verbleef. Het is een mooie inleiding bij de overige tentoonstellingen en mooi op loopafstand van Den Haag Centraal. Van daar is het niet ver naar het Haags Historisch Museum aan de Korte Vijverberg langs de Hofvijver. Daar zien we in drie zalen een flink aantal van zijn schilderijen, jeugdportretten en zelfportretten en beelden van het familieleven en dan met name van zijn vakanties in Scheveningen, heel veel vrouwenportretten van meisjes in een naaiatelier, maar ook van dames in een modezaak en vaak in een snelle stijl met vluchtige streken en toch een goede indruk gevend van de vrouw of het meisje. Soms zijn de portretten veel meer tot in detail uitgewerkt. Zo maakte Portret van Nanette Enthoven-Enthoven op  mij veel indruk. Hij vind zijn modellen ook vaak in dansscholen of onder de danseressen in theaters.

We wandelen verder langs de Hofvijver naar het Noordeinde, waar hij lange tijd woonde naar het Panorama van Mesdag, waar opnieuw drie zalen wachten. Hier vormen vooral het strandleven van keurig flanerende dames en ezeltje rijdende kinderen tot jonge vrouwen in nog veel verhullende badkleding het belangrijkste thema zijn. Maar er zijn opnieuw vrouwenportretten en een paar prachtige naakten. Dan is het mooi om het fel realistische Panorama te bekijken. Je staat er als het ware op een duintop en kijkt rondom naar de Noordzee en het strand met daarop vissersschuiten, de eerste op toerisme gerichte bebouwing en over een nog onbebouwd duingebied het vroeger Den Haag. Zo moet Isaac Scheveningen in zijn jeugd gekend hebben.

Dan zijn er nog twee minder indrukwekkende onderdelen. Eerst het Louis Couperus Museum aan de Javastraat. Daar hangen een paar schilderijen en zie je Isaac Israels als wassen beeld aan een bureau bezig met het schetsen van een heer. Als je de Javastraat nog even verder volgt kun je bij de Raamweg op lijn 9 naar Scheveningen stappen. Van de halte Circustheater is het 300 meter naar Muzee Scheveningen. In een oud schoolgebouw is een museum ingericht, dat een beeld geeft van het traditionele vissersdorp Scheveningen. In een zaal hangen weer werken van Isaac Israels en nu vooral schilderijen van keurige Haagse dames.

De tentoonstellingen zijn er nog tot 23 september 2012. Wat mij betreft een aanrader. Je moet wel een redelijke conditie hebben om het in één dag te doen. Weer eens iets bijzonders en leuk, dat een vijftal tamelijk onbekende musea hierbij samenwerken. Zo leer je die ook kennen.

Jaargang 5, Nr. 224.

Nog meer over de Oostenrijkse Pfarrer-Initiative

dinsdag, juli 17th, 2012

EEN BERICHT UIT DE WIENER ZEITUNG

Behalve in de Verenigde Staten bestaan ook in Ierland, Duitsland en Nederland initiatieven

De bondgenoten van de Pfarrers

Door Christoph Rella

Helmut Schüllers Pfarrer-Initiative krijgt ook ondersteuning uit het buitenland

Wenen In de USA is Hans Bensdorp, bestuurslid van de naar Rome kritische ‘Pfarrer-Initiative’ van ex Algemeen vicaris Helmut Schüller, langzamerhand zo iets als een ‘Star’. Tenminste voor elk van de 610 katholieke priesters, die zich in het voorjaar naar Oostenrijks voorbeeld hebben aaneengesloten  tot de “Association of US Catholic Priests” – de US versie van de ‘Pfarrer-Initiative’. Zij hebben Bensdorp uitgenodigd voor hun eerste jaarvergadering, die in de stad Tampa in Florida plaats vindt. De vragen, die de Oostenrijker daar met de hervormingsgezinde US-clerici doorneemt, zijn niet nieuw. Het gaat om gebrek aan priesters, celibaat, liturgie en seksuele moraal.
Daarbij zijn de Amerikanen niet de enige, die in het wiel van Helmut Schüller proberen kerkpolitiek te ontwikkelen. Zo zijn de laatste tijd ook in Ierland, Duitsland en Frankrijk, in Slowakije en in Nederland kritische initiatieven ontstaan van ontevreden geestelijken, die het eens zijn met de “Oproep tot ongehoorzaamheid”  en deze ondersteunen. Ongetwijfeld is het aantal Schüller-fans nog gering in verhouding tot het totaal aantal priesters in de wereld. Onderzoek van de Wiener Zeitung heeft geleerd, dat er in Duitsland 36 en in Slowakije 65 aanhangers van de ‘Pfarrer-Initiative’ zijn. In Frankrijk willen slechts 17 priesters Schüllers’ “Appel à la desobeissance”  ondersteunen en in Engeland zijn het er maar zeven. Een uitzondering vormt de “Association of Catholic Priests” in Ierland. Met 900 leden vormen zij een kwart van de Ierse clerus. Thans zijn er voor alle ‘Pfarrer-Initiative’ wereldwijd zo’n 2300 sympathisanten op een totaal van 400.000 priesters.

Zonder bisschoppen gaat het niet lukken

Dat betekent niet, dat de hervormers bij voorbaat een verloren strijd leveren. De Weense pastotaal Theoloog Paul Zulehner meent, dat de Initiatieven nog jong zijn en moeilijk in te schatten. Zo is niet het aantal instemmende leden belangrijk, maar de stemming onder de bevolking is veel meer bepalend voor een verder succes. Wat dat betreft leren onderzoeken in Oostenrijk, dat driekwart van het kerkvolk positief staat tegenover de koers van Schüller, zo betoogt Zulehner en voegt er aan toe: “Maar wil het werkelijk tot veranderingen komen, dan zullen de bisschoppen moeten meedoen, zodat  de Pfarrer-Initiative Bisschops-initiatieven worden.”

Forensentaks

vrijdag, juli 13th, 2012

WAT DOEN WE MET DE ZWERFFORENSEN?

Het voornemen om de belastingvrijstelling op de reiskostenvergoeding in het woon-werkverkeer af te schaffen leidt tot nogal wat misverstanden. Zo las ik deze week in de Volkskrant een ingezonden brief van iemand, die regelmatig voor zijn werk op geheel verschillende adressen moet zijn. Hij reist daarvoor met openbaar vervoer, want dan kan hij onderweg nog werk doen. Om het gemakkelijk te maken heeft hij een ov-jaarkaart aangeschaft, die door de baas vergoed wordt. Hij veronderstelt nu, dat hij over die reiskostenvergoeding inkomstenbelasting zou moeten betalen. De ov-jaarkaart kan hij ook voor particuliere reizen gebruiken. Dus lijkt mij een zekere bijtelling net als bij een auto van de zaak logisch, maar belasting over het totale bedrag lijkt mij niet de bedoeling. Zo zijn er veel mensen, die grote afstanden afleggen voor hun werk: servicemonteurs, vertegenwoordigers, artsen, bouwvakkers, hoveniers en controleurs. Als ze voor hun reizen hun eigen auto gebruiken of van het openbaar vervoer gebruik maken is het vanzelfsprekend, dat de zaak de werkelijke kosten vergoedt en dat die reiskostenvergoeding niet belast wordt.

Het gaat om het woon-werkverkeer, dus van de woning naar de centrale werkplek. Als dat woon-werkverkeer flink vergoed wordt, is er nauwelijks een rem om ver van je werk te gaan wonen of ver van je woonplaats zonder verhuisplicht werk te accepteren. Dat betekent een forse verhoging van de loonkosten voor bedrijven en brengt zo de concurrentiekracht van bedrijven in gevaar. Maakt men daarbij gebruik van een auto, dan verhoogt het de kans op files en ook dat is in het nadeel van veel bedrijven, die vracht te vervoeren hebben. Filetijd is een verliespost. Bedrijven hebben er belang bij, dat er een rem komt op de toename van de gemiddelde afstand in het woon-werkverkeer.

Daarbij is het belangrijk inzicht te hebben in de mechanismen, die aan het forensisme ten grondslag liggen. Forensisme is pas ontstaan toen er snel vervoer ter beschikking kwam, dus met de ontwikkeling van de spoorwegen in de negentiende eeuw. Wonen in de stad met veel industrie was vaak niet zo gezond. Dorpen en steden met een station kregen de kans woonruimte te bieden voor het wat beter verdienende personeel. Vaak waren de gemeentelijke lasten er lager. Zo groeiden plaatsen als Bussum, Hilversum, Heemstede, Haarlem, Overveen en Bloemendaal als forensenplaatsen voor mensen, die in Amsterdam werkten. Denk ook aan Wassenaar, Voorburg en Rijswijk bij Den Haag of De Bilt-Bilthoven, Zeist, Driebergen, Soest en Baarn bij Utrecht. Soms speelde ook de tram en later de bus een rol, maar het autobezit was tot 1960 nog heel beperkt.

Na de Tweede Wereldoorlog waren er minstens tien jaar wederopbouw nodig en pas vanaf 1955 nam de welvaart langzaam toe. Er was nog steeds een enorme woningnood en men mocht blij zijn met een driekamerflat. Waren er eenmaal kinderen, dan was de enige kans op iets groters een huis kopen. In de stad was het aanbod aan betaalbare koopwoningen zeer beperkt. Steden richtten zich vooral op sociale woningbouw. Er zat niets anders op, dan een huis in een van de omliggende dorpen te kopen. Al die dorpen speelden daar enthousiast op in. Want meer inwoners betekende meer voorzieningen en voor de burgemeester een hoger salaris. We leerden het fenomeen van de groeiburgemeester kennen. Zolang die dorpen nog op fietsafstand van de stad lagen, was er nog geen noodzaak om een auto te bezitten. Maar met de toenemende welvaart nam het autobezit toe en konden ook de dorpen op iets grotere afstand gaan groeien. Die ongebreidelde groei betekende een flinke aantasting van het agrarisch karakter van het platteland. De Tweede Nota op de Ruimtelijke Ordening van 1966 kwam met het groeikernenbeleid. De suburbanisatie werd geconcentreerd in enkele gemeenten rond de grote steden, die een groeitaak kregen. Houten en Nieuwegein bij Utrecht, Zoetermeer bij Den Haag, Purmerend en Hoorn voor Amsterdam. Het Rijk wilde het Groene Hart vrij houden, eigenlijk als een reserveruimte voor de verre toekomst. De bedoeling was, dat bedrijven mee zouden gaan naar de groeikernen. Dat is veel te weinig gebeurd. Integendeel, de bedrijven toonden een voorkeur voor vestiging binnen de ring van de Randstad: Woerden, Alphen aan de Rijn, Uithoorn, Schiphol. Zo werd door het dwarsliggen van de bedrijven het massale forensisme geboren. Latere VINEX-locaties versterkten het alleen maar. Bovendien zie je het kruisforensisme toenemen. Binnen een agglomeratie woont men in de ene gemeente en werkt men in een andere. In die andere gemeente met veel werk wonen  mensen, die echter elders werken. Zo heeft Houten veel woonforensen én veel werkforensen. Ik herinner mij een buurman, die verhuisde, toen zijn kantoor op 200 meter van zijn woning zou komen. Hij was bang, dat hij dan 's nachts als er alarm was uit zijn bed zou moeten om te gaan controleren.

Intussen concentreren de economische activiteiten zich steeds sterker in de Randstad en hoewel er zeer veel gebouwd is kan lang niet iedereen er woonruimte vinden. Dus is er een enorme forensenstroom naar de Randstad. Bovendien is het net van snelwegen en in mindere mate het spoorwegnet enorm verbeterd. Zo neemt de afstand, die men in een uur kan afleggen toe en dus zie je ook de woon-werkafstand toenemen. En het kost je niets, alleen tijd. Over alle negatieve effecten denkt de gemiddelde automobilist weinig na. Moeten we het dan maar laten gebeuren?

Jaargang 5, Nr. 223.

In Oostenrijk willen velen kerkhervorming

maandag, juli 9th, 2012

Pfarrer-Initiative

OPROEP TOT ONGEHOORZAAMHEID

De Vaticaanse weigering om tot een noodzakelijke kerkhervorming te komen en het werkeloos toezien van de bisschoppen staan ons niet alleen toe, maar dwingen ons het geweten te volgen en zelf tot daden over te gaan.

Wij priesters willen wegwijzers plaatsen naar de toekomst

1.   WIJ ZULLEN in de toekomst in iedere viering een voorbede uitspreken om tot kerkhervorming te komen. Wij nemen het Bijbelwoord serieus: Bid en u zult verhoord worden. Tot God mag iedereen vrij spreken.

2.   WIJ ZULLEN goedwillende gelovigen principieel de Eucharistie niet weigeren. Dat geldt in het bijzonder voor gescheiden mensen, die opnieuw in het huwelijk zijn getreden, voor leden van andere christelijke kerken en eventueel voor uitgetredenen.

3.   WIJ ZULLEN zo veel mogelijk vermijden op zon- en feestdagen meerdere keren voor te gaan of priesters op reis of van elders in te zetten. Beter een zelf voorbereide Woord- en Gebedsdienst dan een gastpriester van elders voor te laten gaan.

4.   WIJ ZULLEN voortaan een Woord- en Communieviering als “priesterloze eucharistieviering” beschouwen en die ook zo noemen. Zo vervullen wij onze zondagsplicht in een tijd, die arm is aan priesters.

5.   WIJ ZULLEN ook het preekverbod voor goed geschoolde leken en godsdienstdocentes naast ons neer leggen. Het is juist in deze moeilijke tijden noodzakelijk het Woord van God te verkondigen.

6.   WIJ ZULLEN ons ervoor inzetten, dat elke parochie een eigen leider heeft. Man of vrouw, gehuwd of ongehuwd, als hoofd- of als neventaak. Dat echter niet door parochies samen te voegen, maar door opnieuw gestalte geven aan het priesterschap.

7.   WIJ ZULLEN met dat doel elke gelegenheid benutten ons openlijk uit te spreken voor het toelaten van vrouwen en gehuwden tot het priesterschap. Wij zien in hen welkome collega’s in het ambt van zielzorger.

Overigens beschouwen wij ons solidair met alle collega’s, die wegens hun huwelijk hun ambt niet meer mogen uitoefenen, maar ook met hen, die ondanks een relatie voortgaan als priester te fungeren. Beide groepen volgen met hun besluit hun geweten – zoals ook wij doen door ons protest. Wij zien in hen net als in de Paus en de Bisschoppen “onze broeders”. Wie verder nog “medebroeder” moge zijn, weten we niet. Een is onze Meester – wij allen zijn broeders. “En zusters” zou het onder christen vrouwen en mannen in ieder geval gezegd behoren te worden. Daarvoor willen wij gaan staan en naar voren komen, daarvoor willen wij bidden. Amen
Zondag van de H. Drievuldigheid, 19 juni 2011
Bewerking en vertaling door John Jorna, Odijk9 juli 2012

Enkele aantekeningen

“Ungehorsam”

Na de “Oproep tot ongehoorzaamheid” werd van ons geëist deze tekst te herroepen. Naar onze eerlijke overtuiging kunnen wij dit niet doen omdat wij nog steeds achter de inhoud staan. De ongehoorzaamheid jegens enkele geldende strenge regels en wetten is al jaren deel geworden van ons leven en werken als zielzorger. Openlijk iets anders naar voren te brengen over ons doen en laten zou de tegenstellingen in de Kerk en de zielzorg alleen maar extra verscherpen.
Wij zijn ons er van bewust, dat “ongehoorzaam” als een prikkelend en pijnlijk woord ervaren kan worden. Daarom zijn wij gaarne bereid te verklaren, dat wij geen algemene ongehoorzaamheid omwille van de tegenspraak bedoelen maar een getrapte gehoorzaamheid verschuldigd zijn ten eerste aan God en dan aan ons geweten en tenslotte ook aan de kerkorde. In deze opeenvolging hebben wij steeds de leer van de Kerk, de Paus en de bisschoppen gezien. Zo willen wij het verder ook houden.

 

“Priesterloze Ecuaristieviering”

Veel geroepen en geschikte christen vrouwen en mannen wordt de toegang tot het priesterschap geweigerd door bisschoppen alleen maar omdat ze onverdroten aan het verplichte celibaat vasthouden en ook niet bereid zijn op een of andere manier na te denken over het wijden van vrouwen tot priester. Ook leggen zij priesters, die gehuwd zijn een verbod op hun roeping verder te volgen. Door het daardoor ontstane gebrek aan priesters is voor veel christenen slechts het vieren van een Woord- en Gebedsdienst mogelijk.  Met het kunstbegrip “priesterloze eucharistievering”  willen wij de verbinding tussen de Woord- en Communieviering met de eerdere Eucharistieviering tot uitdrukking brengen. Omdat er veel onzekerheid bestaat, omdat menigeen het tegendeel beweert, willen wij benadrukken, dat allen, die in deze gevallen een Woord- en Communieviering bijwonen vanzelfsprekend hun zondagsplicht vervullen. Voorts willen wij de Eucharistieviering met de priester als voorganger en schakel met de wereldkerk zien. Wij willen met het provocerende begrip “priesterloze Eucharistieviering” er ook aan herinneren, dat de H. Eucharistie door de gehele geloofsgemeenschap gevierd wordt en dat de priester daarbij voorganger is. Wanneer de kerkleiding steeds meer parochies geen voorganger voor de eucharistieviering ter beschikking stelt, vragen deze gemeenschappen zich met recht af, hoe zij nu tot hun eucharistieviering kunnen komen en of er daartoe geen nieuwe wegen bewandeld dienen te worden.

 

“Wij willen vermijden meermaals voor te gaan…”

Dat een pastoor of kapelaan misschien 2 of 3*) H. Missen in een weekend opdraagt is niet het thema van deze passage.
De praktijk,  van alle overbelaste priesters te eisen heen en weer te rijden en waar te nemen horen we af te wijzen.

Veel buitenlandse priesters weten op heel goed wijze voor te gaan in een viering. Maar vaak wordt iemand ingeroosterd, die helaas onvoldoende Duits spreekt of tot een geheel andere kerkverband behoort, niet in de cultuur ingewijd zijn ( en bijvoorbeeld niet weet om te gaan met leken, enz.). Dat gebeurt alleen maar om op de een of andere manier toch maar een H. Mis te kunnen vieren. Het is geen aanzet tot een oplossing van het gebrek aan priesters.

*) Overigens schrijft de Codex (kerkelijk wetboek) [CIC CAN902 §2] zelfs voor, dat priesters niet meer dan 3 H. Missen per weekend mogen opdragen.

Wat doen we met de provincies?

vrijdag, juli 6th, 2012

BESTUURLIJKE DICHTHEID TE GROOT?

Een van de meest kwalijke gewoonten in de Nederlandse politiek is het benoemen van een onderzoekscommissie als men het maar niet eens kan worden. De commissie produceert vervolgens een rapport of een advies. Meestal duurt het lang, is het een heel dik rapport met honderden voetnoten. De samenvatting telt zelfs al dertig bladzijden en is in een ondoorgrondelijk jargon geschreven. Maar goed, het rapport wordt plechtig aangeboden en de minister of de Kamerdelegatie, die het in ontvangst neemt spreekt zijn grote tevredenheid uit en verzekert, dat het met zeer grote aandacht bestudeerd zal worden. Daarna hoor je er nooit meer iets van. De onderste laden van de bureaus moeten toch ergens goed voor zijn.

Het schrijven van dergelijke rapporten heeft als enige voordeel, dat het (nutteloos) goed betaald werk oplevert aan ambtenaren of adviesbureaus. Dus was ik nogal verbaasd toen ik in het ontwerpprogramma het punt aantrof om te komen tot een staatscommissie, die verschillende opties voor een herinrichting van het binnenlands bestuur onderzoekt. Daaronder de optie van een tweebestuurslagenmodel. Ik weet niet of dit punt het gehaald heeft. Gezien het dwaasheidsgehalte hoop ik maar van niet.

Het binnenlands bestuur kent een overvloed aan vaak gecompliceerde taken. Een flink aantal taken vallen onder het Rijk. Veel wordt centraal uitgevoerd, maar andere zaken vergen een decentrale uitvoering: wegenaanleg en –onderhoud, onderwijsinspectie, kadaster en cartografie inmiddels geprivatiseerd, waterwegen en sluizen, belastingen. De decentrale uitvoering geschiedt dan wel overeenkomstig het centraal vastgestelde beleid. Die decentrale uitvoering van rijkstaken zorgt ervoor, dat je in de provincie of gemeente toch steeds met die rijksdiensten te maken hebt. Dat wordt gezien als een van de kanten van de bestuurlijke dichtheid.

Gemeenten moeten steeds meer door het rijk bepaalde taken uitvoeren. Het rijk decentraliseert. Helaas is het meestal ook een bezuinigingsoperatie. Gemeenten moeten het met minder geld doen, dan wat het rijk er aan besteedde. Soms is een gemeente veel te klein om de deskundigheid in te huren, die deze taak vergt. Dat was een van de redenen om gemeenten te laten fuseren. Nu blijkt, dat ook de fusiegemeenten vaak te klein zijn voor bepaalde taken. Dus zoekt men het in intergemeentelijke samenwerking. Zo is hier de Sociale Dienst bovengemeentelijk georganiseerd. Nog maar pas hebben zeven vrij forse gemeenten in Oostelijke Utrecht een gezamenlijke ICT-organisatie opgezet. Goede ICT=ers zijn schaars, dus duur. Het schaalprobleem wordt opgelost door intergemeentelijke samenwerking met een wisselende groep gemeenten. Maar voor de burgers wordt het allemaal vrij onoverzichtelijk en de democratische besluitvorming op de betreffende terreinen is ondoorzichtig. Het zijn niet de gekozen raadsleden maar de benoemde burgemeesters of wethouders, die het beleid uitstippelen. Voor een gemeenteraad is het vaak moeilijk er een vinger achter te krijgen. Een ander probleem is de vaak overheersende rol, die een grote gemeente speelt. Kleine gemeenten hebben weinig in te brengen. Intergemeentelijke samenwerking is dus een prima oplossing voor het schaalprobleem, maar de gebrekkig functionerende democratie vraagt hier om goede ideeën.

De provincie raakt steeds meer taken kwijt en als toezichthouder zou hij beter kunnen functioneren. Als je die paar provinciale taken nu ergens anders kunt onderbrengen, kan de provincie worden opgeheven. Dat scheelt een heleboel geld. Het lijkt alsof sommigen hierop aansturen. Daar maak je de provincies niet blij mee. Ze willen er juist taken bij krijgen en bijvoorbeeld de waterschappen annexeren. Dat lijkt mij nauwelijks doelmatig. De taken van een waterschap vragen zeer gedetailleerde kennis van het beheersgebied. Dan moet je het waterschap niet te groot maken. Die ene plek in de rivierdijk, waar vaak kwel optreedt, die moet je bij hoog water goed controleren, want daar is de grootste kans op een dijkdoorbraak.

Ik vind al jaren, dat de Nederlandse provincie groter zouden moeten zijn. Dat geldt met name voor de Randstad. Het bijzondere is, dat hier allerlei functies gespreid over de gehele Randstad voorkomen, waardoor het voorzieningenniveau op een metropolitaan niveau is gekomen. Dat geeft een gunstig vestigingsklimaat voor hoofdkantoren van internationale ondernemingen – zelfs zonder het Nederlandse belastingsysteem – en voor internationale instellingen. Dat vraagt internationale contacten. Het is raar als eerst een Utrechtse, daarna een Amsterdam-Noord-Hollandse delegatie en tenslotte Zuid-Holland in Japan op bezoek gaan. Maar ook tussen de provincies onderling valt veel te coördineren. Op Europese schaal zijn de Nederlandse provincies klein in vergelijking met de Duitse Bundesländer bijvoorbeeld. Maar de afstand tussen burger en provincie is nu al groot en die zal groter worden als onze provincies worden samengevoegd. Als echter in het bestuur van de EU in de toekomst een rol is weggelegd voor de regio’s, dan krijgen grotere provincies extra zin.

Zo maar wat overwegingen. Ze kunnen uitgangspunt zijn voor discussies binnen GroenLinks. Als wij het niet eens kunnen worden, dan kun je een oplossing van het probleem van de bestuurlijke dichtheid voor de komende honderd jaar wel vergeten.

Jaargang 5, Nr.222.