Archive for december, 2011

Helpt geweld tegen het kwaad?

donderdag, december 29th, 2011

OMGAAN MET HET KWAAD IN DE WERELD

Je bent geograaf of je bent het niet! Als geograaf onderscheid je verschillende schaalniveaus. Het kleinste schaalniveau is dat van het gezin. Zou zich zelfs in een gezin kwaad voordoen? Op het eerste gezicht denk je van niet. Kinderen kunnen wel eens ondeugend zijn, maar dat valt voor mij niet onder “het kwaad”. Maar dan lees je over huiselijk geweld: mannen, die hun vrouw mishandelen of omgekeerd. Kinderen, die mishandeld worden, soms met dodelijk gevolg. Je hoort over seksueel misbruik van meisjes door vader of broer. Achter de voordeur gaat veel kwaad schuil. Leerkrachten en huisartsen wordt gevraagd daarop attent te zijn en ook buren zouden hun vermoeden kunnen melden bij een vertrouwensarts. Laten we bedrijven en instellingen deze keer maar overslaan.

We kijken naar het wijk- of dorpsniveau. Meestal is dit nog redelijk overzichtelijk en kennen veel mensen elkaar. Nu is er vaak veel weerzin tegen sociale controle, want dat wordt gemakkelijk geassocieerd met sociale dwang tot “deugdzaamheid”, als de jonge mensen tenminste nog weten, wat daaronder wordt verstaan. Maar als gezinnen weg gepest worden uit een wijk, dan zou de meerderheid van goedwillende mensen dat niet moeten pikken en zeker niet de ouders van de pesters. Die zouden ook door iedereen daarop aangesproken moeten worden. Buurtwerkers, wijkagenten, buurtverenigingen, jeugdzorg en gemeente horen goed samen te werken en daarbij vooral moeten afspreken, wie de eerst verantwoordelijke is voor de aanpak van een probleemgeval. Een interessant nieuw initiatief is Burgernet. Wie zich daarbij heeft aangesloten krijgt soms van de politie een sms of mondelinge boodschap via de telefoon om te waarschuwen, wanneer hij iemand met een nauwkeurig signalement ziet.

Toch is het bestrijden van criminaliteit en het verzekeren van de veiligheid van de burgers vooral een overheidstaak. De overheid moet de wet handhaven. Zelfs in Nederland valt dat niet mee. Bij zware criminaliteit is vooral het leveren van een wettig en overtuigend bewijs moeilijk. De politie kampt vaak met te weinig of onvoldoende deskundig personeel. Computercriminaliteit vroeg een totaal nieuw soort specialisten.

Is het in Nederland al moeilijk, hoe uitzichtloos lijkt het in een land als Somalië of Mexico of Afghanistan. In dit laatste land proberen we er iets aan te doen door agenten een eerste opleiding te geven en ook mee te werken aan de opleiding van hoger personeel en medewerkers van justitie. Maar het land kent meerdere stammen, die zich weinig aantrekken van een centraal gezag en landelijke wetten. Er is een enorme corruptie, ook bij de overheid en die blijft meestal ongestraft. Lokale krijgsheren betalen wapens en munitie met de opbrengsten van de papaverteelt. En natuurlijk zijn er de Taliban, die met geld van elders velen tot meevechten weten te bewegen. Want het is een arm land met weinig werkgelegenheid. Zo bezien is de training van die paar politieagenten een druppel op een gloeiende plaat? Of moet je misschien een andere beeldspraak gebruiken: een zaadje, waaruit een forse boom kan groeien? Wat doe je tegen het kwaad in een falende staat als Afghanistan? Wat is de zin van de aanwezigheid van de NAVO in het land? Terwijl al eerder is gebleken, dat je je hand maar beter niet in dat wespennest kunt steken. De groei naar een rechtsstaat moet van binnen uit komen en dat vraagt ontwikkeling. De Afghanen zelf moeten tot het inzicht komen, dat het anders kan. Dat vraagt ontwikkeling en het ontstaan van een middenklasse, die dat allemaal niet meer accepteert. Daar gaan wel een paar generaties overheen. Toch zie je het overal in de wereld gebeuren: China, India, Brazilië waren onderontwikkelde landen en groeien nu snel naar de top van de grote economieën in de wereld. Het kwaad in de wereld kun je niet laten verdwijnen met geweld. Het lost niets op. De oorzaak van het kwaad wordt niet weggenomen.

Toch blijft steeds weer de twijfel. Als kind maakte ik de Duitse bezetting heel bewust mee. Ik begreep heel goed, dat het Nazidom het kwaad was, dat bestreden moest worden. Ik was die Canadezen enorm dankbaar toen zij ons na bijna vijf jaar vrijheid brachten. In Oost-Europa kwam in de plaats van het Nazibewind een communistische dictatuur. Het duurde nog vijfenveertig jaar voordat die verdween. Niet door geweld van buitenaf, maar het kwam van binnenuit. In voormalig Joegoslavië moest van buitenaf met geweld worden ingegrepen om er rust te brengen en nog steeds moet de door buitenlandse troepen worden bewaakt. Wat doe je tegen mensen, die echt niet het goede willen?

Hoe lang moeten de Afghanen nog wachten op vrijheid en veiligheid en ontwikkeling en welvaart?

Jaargang 4, Nr. 195.

De politie trainigsmissie in Kunduz

vrijdag, december 23rd, 2011

KERSTMIS IN KUNDUZ

Er gaat het verhaal, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog ergens aan het front in België Duitse en Geallieerde soldaten gezamenlijk kerstliederen zongen, ieder in de eigen loopgraaf. De wapens zwegen een moment. Of in Afghanistan de vijandelijkheden ook gestaakt gaan worden valt te betwijfelen. Net als dezer dagen in Irak kun je van alles verwachten.

Ik was afgelopen woensdagavond in de Jaarbeurs in Utrecht, waar Mariko Peters het GroenLinks standpunt over de politiemissie in Kunduz met de achterban wilde bespreken. Zoals te verwachten waren vooral tegenstanders komen opdagen. Daar is niets verkeerds aan, want luisteren naar elkaars standpunten en de argumenten daarvoor is altijd leerzaam. Als je tenminste wilt luisteren.

Ik ging er naar toe omdat ik mij voortdurend erger over de manier waarop een karikatuur van het GroenLinks standpunt wordt gemaakt. Het is een civiele missie en dus mogen die agenten alleen het verkeer regelen of wildplassers bekeuren. Wie zich beter laat informeren weet, dat ze ook leren roadblocks in te richten en te bemannen, leren te patrouilleren in vijandige buurten en leren hoe mensen te fouilleren. Mariko zag als voornaamste taak voor de politie om voor meer veiligheid te zorgen. Daarbij gaat het de burgers zeker niet op de eerste plaats om het bestrijden van de Taliban, maar meer om het tegengaan van corruptie, afpersing en andere vormen van criminaliteit en het handhaven van de openbare orde. Daarvan hebben de mensen veel meer last als van de Taliban. Bij de training wordt ook aandacht besteed aan Mensenrechten, maar je moet niet verwachten, dat een vrouwonvriendelijke samenleving spoorslags kan veranderen. En dacht ik, wat gebeurt hier allemaal achter de voordeur? De blijf-van-mijn-lijfhuizen zijn er niet voor niets.

De discussie draaide echter vooral om de aanpak. Iedereen weet, dat alle geweld nooit een echte oplossing voor de tegenstellingen in Afghanistan kan brengen. Velen zijn voorstander van een vorm van bemiddeling, waarbij het tot onderhandelen met de Taliban zou moeten komen. Af en toe lees je over pogingen in die richting. Er zouden ook gematigde Taliban zijn, waarmee best te praten valt. De zogenaamde Talibanonderhandelaar bleek een oplichter. Maar wat zou het mooi zijn. Ik verwacht er niet veel van. De Taliban weten, dat de NAVO na 2014 vertrokken zal zijn. Ze zeggen: “De Amerikanen hebben die dure horloges, maar wij hebben de tijd!”. Straks brengen we heel Afghanistan weer onder controle. Eerlijk gezegd verwacht ik niet, dat al die warlords met hun stammen tot eendrachtig verzet zullen weten te komen. De Afghanen weten het ook. Wie geld heeft verlaat het land of bereidt zijn vertrek voor. Waarom zouden de Taliban gaan onderhandelen? Pas als zeer veel mensen hebben leren lezen en schrijven en weten, dat het ook anders kan, kun je verwachten, dat er een mentaliteitsverandering gaat optreden.

Mijn conclusie is dan ook, dat de kans op vrede in Afghanistan op korte termijn zeer klein is. De politie trainingsmissie is een nuttig initiatief, dat verdient te worden voortgezet. Uitbreiding naar andere gebieden lijkt mij mogelijk. Opleiden van grenspolitie is moeilijk binnen onze voorwaarden. Grensbewaking is een taak voor militairen. Een goede grenspolitie is wenselijk om de opiumhandel tegen te gaan en de import van wapens en munitie te verhinderen, maar dat lijkt mij geen taak voor de eenvoudige mannen, die nu getraind worden. Intussen zouden vredesorganisaties kunnen onderzoeken of ze ergens in Afghanistan aan de slag kunnen gaan. Waar nodig verdienen zulke initiatieven steun van onze regering. En breng ontwikkeling, want dat is de voornaamste voorwaarde voor verandering op langere termijn.

Jaargang 4, Nr. 194.

Verbod op onverdoofd slachten

donderdag, december 15th, 2011

PRIMITIEVE RELIGIES

De Eerste Kamer was zeer kritisch over het initiatief wetsontwerp met een verbod op onverdoofd slachten, ingediend door Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren. Dat men zich inspant voor meer dierenwelzijn vind ik persoonlijk prima, maar het mensenwelzijn moet daarbij niet uit het oog worden verloren. Onze Marijke Vos sprak met afschuw over wat zij gezien had in een slachthuis waar kosher geslacht werd en een ander waar halal geslacht werd. Maar over de geestelijke pijn van Joden en Moslims hoorde ik geen woord.

Nu is slachten voor mensen, die er niet aan gewend zijn inderdaad geen prettig gezicht. Het tekent alleen maar weer hoever de moderne mens met een stedelijk leefpatroon verwijderd is geraakt van de praktijk van de voedselproductie. Minder dan een eeuw geleden kwam de huisslacht nog veel voor en de plaatselijke slager (=slachter) had zijn eigen slachterij aan huis. Op elke boerderij, maar ook bij veel landarbeiders en ook bij andere arbeiders op het geïndustrialiseerde platteland werd in het varkenskot een varken gemest. Een keer per jaar kwam de slachter. Het bloed werd zorgvuldig opgevangen om er bloedworst of balkenbrij mee te maken. Voor het hele gezin was het een feestelijke dag. Een mooi stuk vlees ging naar de pastoor of de dominee en ook de bovenmeester profiteerde mee. Bij de toenmalige schamele salarissen was dat maar goed ook. Over verdoving heb ik nooit wat gehoord. De buren van een slager hoorden vaak genoeg het gekrijs van de beesten en waren er aan gewend. Het was allemaal vanzelfsprekend. Voor de vegetariër van vandaag echter een afschuwelijke praktijk.

Toch waren de mensen van toen niet wreder dan wat in de natuur gewoon is. Dieren vormen de prooi van roofdieren. Ik moet zeggen, dat ik er slecht tegen kan als een van de vele katten achter de merels aan zit. Ik vind het prachtig op een mooie zomeravond zittend in de tuin naar het gezang van een merel te luisteren. Maar kattenliefhebbers vinden het doodnormaal als hun kat de zoveelste dode merel aan hun voeten deponeert. Hoeveel dierenliefhebbers kunnen niet genieten van die prachtige natuurfilms op Animal Planet, waar een luipaard of jaguar een jonge antilope achtervolgt, doodt en verslindt? Roofdieren zijn ook zeer inspirerend voor de mens. Een merk sportauto heet niet toevallig Jaguar. De Duitsers noemden hun tanks Tiger en Leopard. Sommige mensen zijn helemaal weg van vechthonden, ontlenen er zelfs status aan.

Zo bezien is de grote aandacht voor dierenwelzijn en de keus voor vegetarisch voedsel of veganisme een breuk binnen onze cultuur. Voor steeds meer mensen wordt het dier op gelijke hoogte gesteld als de mens. Het lijkt of het dier weer als een God vereerd wordt, zoals het Gouden Kalf bij de Israëlieten in de woestijn of de kat bij de Egyptenaren. Wordt dierenliefde een nieuwe religie?

Wat mij opviel in de bijdrage van Marijke Vos bij het debat in de Eerste Kamer was, dat weliswaar aandacht werd besteed aan de Vrijheid van godsdienst, maar in het geheel geen aandacht werd besteed aan het geestelijk welzijn van onze Islamitische en Joodse medeburgers. De moderne seculiere mens lijkt niet meer in staat zich echt in te leven in religieuze gevoelens en overtuigingen. Hij kan er alleen maar in veroordelende zin over denken. Het is allemaal zo primitief en achterlijk en onvrij en het veroorzaakt zoveel ellende in de wereld als godsdienstoorlogen en terrorisme en kindermisbruik. Eigenlijk is alle ellende in de wereld aan de godsdiensten te wijten. Het is helemaal niet moeilijk mensen tot zo’n vijandbeeld te brengen.

Ik was, denk ik vijf jaar. Ik zat bij de nonnen op de kleuterschool. Het was de tijd voor Pasen en de zuster vertelde over die boze Joden, die de lieve Jezus aan het kruis hadden geslagen. Kleine Johnnie was vreselijk boos en vooral op de Joodse buren. Hij schold ze uit voor alles wat lelijk was. Ze begrepen er niets van. Mijn ouders moesten en de buren en mij heel wat uitleggen. Niet veel later begon de Tweede Wereldoorlog en ook die buren werden weggevoerd en zijn niet terug gekomen.

De regels, die voor Joden gelden verwijzen naar het slachten van de offerdieren in de tempel, het huis van Jahweh.  Een verbod treft onze Joodse buren in het hart van hun religie. Ze voelen zich niet meer erkend door ons als wij tornen aan hun diepste overtuiging en ze voelen zich bedreigd, want wat komt er straks nog meer. De geestelijke pijn is niet te verdragen.

Maar daar staat tegenover, wat doe je de dieren aan? Bloederige beelden worden getoond. Afschuwelijk! Opeens moest ik denken aan de terechte verontwaardiging als anti-abortus-activisten met bloederige beelden van de abortuspraktijk komen. Als je als voorstander van de mogelijkheid van abortus zo als een afschuwelijke wreedaard wordt neergezet, dan wordt je terecht boos. Zetten mensen met kritiek op het onverdoofd slachten hun Joodse en Islamitische medeburgers ook zo neer als wreedaards? Zou dat diezelfde pijn veroorzaken?

Misschien schort het ons aan empathisch vermogen om je in te leven in mensen met voor ons onbekende en vreemde gebruiken. Zou in gesprek gaan met elkaar en samen naar oplossingen zoeken geen betere oplossing zijn ook ten gunste van het dierenwelzijn en dan wat los komen van eigen dogma’s aan beide kanten?

Jaargang 4, Nr. 193.

Bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking?

vrijdag, december 9th, 2011

IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING NIET MEER POPULAIR?

Nieuwe bezuinigingen dreigen en de meest on-Nederlandse partij, die egoïsme tot uitgangspunt heeft, wil vier miljard bezuinigen op ontwikkelingshulp. Als populistische partij denken ze daarmee stemmen te winnen. Nu hoor ik al minstens een halve eeuw de verhalen over bodemloze putten en corruptie en gouden kranen in presidentiële paleizen, dus het zou best kunnen dat er nog steeds mensen zijn, die geloven, dat het in Afrika, Azië en Latijns Amerika alleen maar slecht gaat. Ze vergeten de enorme economische groei in Brazilië, India en China, maar niet alleen in die landen, maar in veel meer landen in Afrika, Azië en Latijns Amerika ontwikkelen de landen zich in politiek en economisch opzicht zeer succesvol. Er zijn inderdaad nog een aantal falende staten, vooral in Afrika en Midden Amerika. Maar eigenlijk wil ik het meer hebben over de houding van Nederlanders tegenover ontwikkelingssamenwerking.

Nederlanders geven nog steeds gul als ergens mensen getroffen worden door een natuurramp zoals de aardbeving in Haïti, de aardbevingen met tsunami in Zuidoost Azië, de overstromingen in Pakistan en India of de droogte in de Hoorn van Afrika. Dat de hulp zeer efficiënt en effectief wordt gegeven merkte ik, toen ik onlangs een bijeenkomst van Cordaid Mensen in Nood bijwoonde, waar een architect uitlegde hoe ze daar duizenden huizen bouwen, die zowel tegen aardbevingen als tegen tropische cyclonen bestand zijn. Wat een deskundigheid!

Veel opmerkelijker zijn de kleine particuliere projecten. Daarbij wordt heel rechtstreeks hulp gegeven. Zo ken ik een groep mensen, die een zus van de inmiddels overleden initiatiefnemer steunen. Ze heeft een tehuis in een Braziliaanse stad, waar ze kinderen uit een volksbuurt opvangt en ervoor zorgt, dat zij zich goed ontwikkelen. In mijn parochie wordt al jaren geld ingezameld, waarmee een inmiddels hoog bejaarde missionaris in de Filippijnen jongeren uit arme gezinnen studiebeurzen geeft, zodat ze tot welvaart kunnen komen en kunnen helpen bij de verdere ontwikkeling van hun land.

In deze Adventstijd voor Kerstmis loopt de bisschoppelijke Adventsactie met een aantal heel concrete kleinschalige projecten, waarmee mensen echt geholpen worden. Wij steunen een project in Tanzania aan de voet van de Kilimanjaro. Vrouwen en kinderen krijgen voorlichting over gezond voedsel van de juist samenstelling, hoe dit verbouwd moet worden en ze leren ziekten te voorkomen door het belang van een betere hygiëne uit te leggen. Tegelijk loopt de Actie Goed Goud van Solidaridad. Men wil betere werkomstandigheden en eerlijker lonen voor de arbeiders in de goudmijnen en eerlijker prijzen voor de kleine particuliere goudzoekers. Er komt ook een waarmerk voor eerlijk goud.

Maar het meest onder de indruk ben ik van een klein particulier initiatief van Lieke. Ze had al heel wat wereldreizen gemaakt en daarbij aan ontwikkelingsprojecten gewerkt. In Laos kwam ze onder de indruk van de kleurige weefkunst van de vrouwen daar. Ze vroeg zich af of het mogelijk zou zijn kleding, tassen, enveloptasjes (clutches), shawls, ceintuurs en kussenovertrekken op te kopen en naar Nederland te exporteren. Inmiddels heeft ze een bedrijf opgericht, heeft een web shop, legt contacten met duurdere gift shops en modieuze winkels in Nederland en verstevigt intussen de contacten met Laos. Het is allemaal nog pril, maar wat een durf. Ze levert anderhalve dag werk per week in om hiermee bezig te zijn en als het lukt is het natuurlijk prachtig voor die vrouwen in Laos. Wil je er meer over weten of zoek je een zeer exclusief cadeautje kijk dan eens op www.acodeoforigin.com van dit startende bedrijf “A Code of Origin”. 

Jaargang 4, Nr. 192. 

Terug naar vroeger ook in de Kerk

woensdag, december 7th, 2011

Onderstaand commentaar mailde ik naar de pastoor van de Paus Johannes XXIII parochie, Frenk Schyns. Tot nu toe mocht ik geen antwoord ontvangen. Intussen is het decembernummer met het artikel “Waarom gaat de priester als eerste ter communie??” verschenen. Ik heb nog geen enkele reactie ontvangen en dus wordt het tijd mijn mening in een groter verband te verspreiden.

Licht op Liturgie

Het pastoraal team gaat in de komende maanden in het Open Venster een aantal liturgische onderwerpen bespreken die wij regelmatig tegenkomen in onze gesprekken met kerkgangers.

Een vraag die vaak gesteld wordt is:

 

Waarom gaat de priester als eerste ter communie??

Volgens de liturgische voorschriften moet de priester altijd zelf eerst communiceren, voordat hij de communie uitreikt aan de gelovigen. Nu zijn er gelovigen die het niet netjes vinden dat de priester als eerste ter communie gaat; sommigen zien het zelfs als een teken dat de priester zich 'boven de mensen' opstelt en zich 'beter' zou voelen dan de parochianen. Ze hebben er dan ook kritiek op. Deze kritiek lijkt ingegeven door de beleefdheidsnorm, die stelt dat de gastheer zijn gasten voor laat gaan.

De priester is echter geen gastheer. Hij is voorganger. In de Eucharistie is Jezus natuurlijk zelf de gastheer, Hij nodigt ons uit aan zijn tafel. Als de priester als eerste de communie ontvangt, voordat hij deze uitreikt aan de gelovigen, is dat dus geen uitdrukking van een misplaatst 'superioriteitsgevoel'. Integendeel: het laat zien dat ook hij 'ontvanger' is, en daarin de gelovigen voorgaat. Je kunt tenslotte alleen uitdelen wat je eerst zelf ontvangen hebt!

Heeft u ook vraag aangaande de liturgie die u graag besproken zou hebben? Deze kunt u mailen naar: info@pj23.nl 

Bovenstaand stuk zal in het decembernummer van Open Venster verschijnen. In de Odijkse redactievergadering heb ik ervoor gepleit de auteur te adviseren, het stuk terug te trekken, omdat het de ergernis van de mensen alleen maar zou vergroten. Mijn mederedactrice vond, dat dat niet kan. Ik heb in 20 jaar redacteurschap altijd gesteld, dat een redactie onafhankelijk hoort te zijn en verantwoordelijk is voor wat in het blad gepubliceerd wordt. Pas achteraf kan een locatieraad of een parochiebestuur de redactie erop aanspreken. Wij hebben afgesproken, dat ik pastoor Schyns in kennis zal stellen van mijn bezwaren.

In de eerste zin wordt gesteld, dat het volgens de liturgische voorschriften moet. Dat is geen antwoord op de vraag. De vraag is juist waarom het moet.

Vervolgens worden de bezwaren van de gelovigen omschreven, maar de reden waarom het zo’n veertig jaar geleden gebruikelijk is geworden ontbreekt. Het Tweede Vaticaans Concilie besloot, dat de liturgie veel meer moest aansluiten bij wat gebruikelijk is in de cultuur van een bepaald gebied, dus in dit geval bij de West-Europese cultuur. Vandaar ook de volkstaal. In onze cultuur is het gebruikelijk, dat men eerst de gasten bedient en eigenlijk hoor je te wachten tot iedereen zijn glaasje heeft voordat gezamenlijk het glas geheven wordt. Dat zien we ook als assistenten en misdienaars  wachten en dan allen tegelijk met de priester de hostie nuttigen. Ik vind dat altijd een ontroerend teken van er samen voor staan, van gezamenlijke verantwoordelijkheid. De ergernis betreft dus niet alleen de beschreven gevoelens, maar ook de idee, dat de vernieuwing, die het Tweede Vaticaans Concilie heeft gebracht terzijde wordt geschoven.

Inderdaad is Jezus de gastheer, die ons telkens weer uitnodigt dit te doen ter Zijner gedachtenis. En dit terzijde; het is ook een argument om intercommunie mogelijk te maken. Dat is een wens, die bij velen leeft, vooral bij echtparen, waarvan een van de partners niet tot de Rooms-katholieke Kerk behoort, maar wel het H. Doopsel heeft ontvangen, erkend door de Rooms-katholieke Kerk.

Maar goed, het stuk stelt, dat de voorganger als eerste het H. Brood van Jezus  zelf ontvangt. Dat gebeurt op het moment, dat door de woorden van de consecratie het brood verandert in het Lichaam van Jezus en de wijn verandert in het Bloed van Jezus. Dat is de komst van Jezus in ons midden, de ontvangst van Jezus in onze gemeenschap. Betekent, dat nu, dat de priester het Brood en de Wijn als eerste hoort te nuttigen? Dat nu sluit juist niet aan bij onze cultuur. Als ik als gastheer mijn kleindochter vraag om even met het schaaltje bonbons rond te gaan, dan zal zij niet met volle mond bij de gasten komen, maar als laatste een bonbon pakken. De priesters, die ervoor kozen eerst de communie uit te delen en daarna pas zelf Brood en Wijn te nuttigen, voelden dit haarfijn aan en de gelovigen apprecieerden dat.

Het Tweede Vaticaans Concilie bracht meer vernieuwingen in de liturgie. In de Eucharistie kreeg de maaltijd veel meer nadruk en het offer minder. De Eucharistie werd weer veel meer gezien als dat wat bij het Laatste Avondmaal gebeurde weer  doen ter gedachtenis aan Jezus. Het werd een gezamenlijke maaltijd, waaraan allen actief deelnamen en betrokken werden. Wij gelovigen werden van toeschouwer deelnemer. Als assistent vertegenwoordig ik de mensen in de Kerk. Samen met de voorganger komen we de Kerk binnen. Wij staan de voorganger terzijde en samen met hem zijn wij verantwoordelijk voor de gemeenschap, zoals iedereen zich verantwoordelijk voelt.

Onze eerste pastoor Bary in Odijk was tegelijk hoofdaalmoezenier van het mannelijk jeugdwerk in Nederland. Hij en zijn collega’s waren hier en elders in Europa al jaren bezig de liturgie te vernieuwen. Ik maakte het zelf mee. Je stond met de hele verkennersgroep rondom het geïmproviseerde altaar en dat gebeurde ook in mijn vierde klas van de O.L. Vrouw van Fatimaschool in Arnhem, waar ik wekenlang bezig geweest was samen met de kinderen iets te begrijpen van de H. Mis en dan kwam kapelaan Bary en liet alle gewaden zien en de kelk en de pateen en de ciborie en dan vierden wij samen de H. Eucharistie.

 Toen wij in februari 1967 in Odijk kwamen wonen, raakte ik al snel bij de liturgische vernieuwing betrokken. Ik moest pastoor Bary wel een keer manen alles de mensen goed uit te leggen. Want het was nogal wat, die overgang van een mystieke eredienst, waar de meeste mensen weinig van begrepen naar vieringen samen met de mensen in een meer huiselijke sfeer. Als in een huiskamer was er een volière en een aquarium in de kerk. Zelfs Paris Match kwam naar Odijk. Het doet pijn, wanneer met een hautaine soevereiniteit dit alles onder geschoffeld wordt.

Vaticanum II bracht ook een andere visie op het priesterschap. Allereerst het inzicht, dat wij als gedoopten een priesterlijk volk zijn, deel hebben in het algemeen priesterschap van Christus. Dit inzicht vormde het fundament onder de toenemende rol van de vrijwilligers in de parochies. Dat vroeg veel kennis, verantwoordelijkheidsgevoel, bereidheid tot intensief overleg en inzet. We wilden verantwoord bezig zijn. We werden daarbij erg geïnspireerd door de verhalen over de eerste christengemeenschappen. Jezus had de apostelen als bisschoppen aangesteld: “Weidt mijn lammeren, weidt mijn schapen”. Maar priesters zoals nu waren er niet. Als de christenen het Avondmaal wilden vieren, kwamen ze bij een van hen in zijn of haar huis samen en wij stellen ons voor, dat de gastheer en waarschijnlijk soms de gastvrouw als voorganger optrad. Pas heel geleidelijk heeft het priesterschap in de Kerk zich ontwikkeld en werd het een zeer heilig ambt, gescheiden van de gelovigen. De priester voelde zich door God geroepen en door God gezonden naar een gelovige gemeenschap. Ik heb die ambtsopvatting zien veranderen. Priesters wilden deel zijn van de gemeenschap, de eerste onder gelijken en uit die gemeenschap geroepen om het heilig dienstwerk te verrichten samen met de gemeenschap en in gezamenlijke verantwoordelijkheid. Terug dus naar de bron, naar de eerste christengemeenschappen. En aansluitend bij het begrip collegialiteit, dat natuurlijk niet alleen voor alle bisschoppen samen met de paus geldt, maar evenzeer voor de priesters samen met de bisschop in een bisdom en de pastoor samen met de parochianen in een parochie.

Ook weer geïnspireerd door Jezus en het beeld van de goede herder verwachten we van de priester vooral zorgzaamheid en opkomen voor zijn schapen. Iemand, die vooral door zijn dienend voorbeeld de mensen de Weg wijst. Iemand, die de mensen laat nadenken en ze hun eigen verantwoordelijkheid gunt. Niet bang is, dat ze fouten maken, dat ontdekken en zelf naar de goede oplossing zoeken en ze dan als ze er naar vragen een weg uit de problemen wijst.

Verbijsterd vragen mensen zich af, waarom zo autoritair wordt opgetreden door ‘moderne’ priesters, waarom er weer zo hiërarchisch wordt gedacht, waarom overlegorganen terzijde worden geschoven, waarom volwassen mensen als kinderen worden behandeld en zij zich niet meer serieus genomen voelen. Soms zeg ik, dat het wachten is op een paus Johannes XXIV. Zal ik dat nog meemaken?

Installatie van een pastoor in deze tijd

woensdag, december 7th, 2011

Onderstaand stuk verscheen in het septembernummer van het parochieblad van de Paus Johannes XXIII parochie,  Open Venster, Editie Odijk. Toen ik het weken later nalas, merkte ik, dat ik onbewust de stijl van honderd jaar geleden had gebruikt om de installatieplechtigheid in 2011 te beschrijven. Ik merkte ook, dat mensen dat herkenden. Tegelijk was het kenmerkend voor de plechtigheid. We vonden het nodig aan het verslag een commentaar toe te voegen. Hierboven komt een brief waaruit blijkt, dat de bezorgdheid terecht is.

Moeder ziet haar zoon als pastoor geïnstalleerd

Zijn negentigjarige moeder was er bij toen Frenk Schyns tot pastoor van onze Paus Johannes XXIII Parochie werd geïnstalleerd door Hulpbisschop Mgr. Drs. Herman Woorts. Daar waren ook honderden parochianen, de burgemeesters van Houten en Bunnik naast enkele mensen uit Benschop, de vorige standplaats van de nieuwe pastoor. Er was een koor, dat alle engelenkoren naar de kroon stak en er was een perfect geregisseerde plechtigheid met misdienaars en acolieten en alle leden van het nieuwe pastoresteam inclusief de twee nieuwe pastoraal werksters, Elisabeth van Dijl en Meike Hettinga.

Terwijl alle aanwezigen uit volle borst het Veni Creator in het Nederlands zongen trad de stoet van geestelijken de kerk binnen. De plechtigheid begon met het voorlezen van de benoemingsbrief door de vicevoorzitter van het parochiebestuur, mevrouw E. Kok-Hendriks. Mgr. Woorts nodigde Frenk Schyns uit de ambtseed af te leggen met de hand op het Evangelieboek. De eed omschrijft gedetailleerd alle taken van een pastoor. Toen was het de beurt aan de twee pastoraal werksters hun ambtseed af te leggen.

De drie lezingen sloten aan bij het karakter van de viering: het belang van gehoorzaamheid aan de regels, hoe goed het is, dat God ons liefheeft en wij Hem en onze naasten liefhebben en dat je van Christus kunt leren, dat nederigheid en zachtmoedigheid belangrijke deugden zijn voor een pastor. De overweging van Mgr. Woorst ging uit van de verering van het H. Hart van Jezus, symbool van de liefde van Jezus voor de mensen. We vierden immers die dag het H. Hartfeest.

Het was een viering vol symbolen. De pastoor ontving uit handen van leden van de pastoraatsgroepen hostieschaal, kelk en altaarmissaal, de sleutel van het tabernakel, zijn zetel op het priesterkoor,  de ambo, de doopschaal met schelp, de biechtstool, de witte stola en de heilige olie. De geloofsbelijdenis kreeg in deze viering een bijzondere nadruk.

Na afloop konden de aanwezigen in en om de H. Familieschool kennis maken met de nieuwe pastores en vooral ook elkaar ontmoeten. Daarbij lieten zij zich de koffie met cake goed smaken.

Maar wat vond je er nu zelf van?
De plechtigheid ademde de nieuwe sfeer in het Aartsbisdom. Dat merkte je al in het begin bij het afleggen van de ambtseed. De nieuwe pastoor wordt gevraagd onder ede te beloven, dat hij overeenkomstig de kerkelijke voorschriften – prima – en in onderwerping aan de paus van Rome en aan de aartsbisschop van Utrecht – dat is nogal wat – de plichten van zijn herderlijk ambt getrouw en stipt te vervullen; dat hij naar best vermogen zal zorg dragen voor het zielenheil van zijn gelovigen – moet je de zorg voor de gelovigen niet breder zien? – en dan zou het voor mij voldoende zijn. Maar dan moet hij ook nog nadrukkelijk zweren, dat hij de liturgische voorschriften nauwkeurig zal nakomen, de kerkgebouwen goed zal onderhouden en het overige bezit goed zal beheren. Nu zijn er in den lande pastoors geweest, die zich veel vrijheid permitteerden in de liturgie en ook een enkeling, die uit de kerkelijke pot graaide, maar voor mij is hier toch sprake van een dwangmatige neiging mensen in een kerkelijk gareel te dwingen. Ik heb ook grote moeite met de term onderwerping alsof het eigen geweten van een pastoor geen rol meer zou mogen spelen. Juist dat automatisch gehoorzamen aan een hoger gezag maakte landen met veel katholieken extra geneigd fascistische ideologieën te accepteren.

Verderop in de viering hernieuwde de pastoor zijn wijdingsbeloften. Die beloften zijn veel gematigder van toon en sluiten ook beter aan bij de verwachtingen van de gewone mensen, de parochianen. Die verwachten een pastoor, die hen nabij is, geen politieagent, die voortdurend controleert of er geen regels overtreden worden. Ze verwachten een priester, die hen inspireert net als Jezus van Nazareth het goede te doen en alles over te hebben voor de mensen. Er wordt in die wijdingsbeloften niet gesproken over onderwerping aan de bisschop, maar over eerbied en gehoorzaamheid. In gehoorzamen zit het woord horen, luisteren naar jouw bisschop om vervolgens je eigen gewetensbeslissing te nemen.

Voor ons parochianen is het goed te weten, dat een pastor gemakkelijk klem kan komen te zitten tussen een aartsbisschop met een wat dwingende bestuursstijl en de verwachtingen van ons, die vooral een menselijke benadering van een pastor op prijs stellen. Laten we onze nieuwe pastoor Frenk Schyns open en eerlijk en met veel begrip tegemoet treden.

Aleid Truyens en de brief van minister Van Bijsterveldt

woensdag, december 7th, 2011

OPEN ZENUW GERAAKT?   2.

Aleid Truyens is een van mijn favoriete columnistes in de Volkskrant. Op pagina V10 en 11 van dinsdag, 6 december 2011 beschrijft zij, als altijd zeer waarheidsgetrouw en realistisch de wijze waarop moderne welvarende ouders omgaan met hun kinderen. Wat een inspanningen leveren de ouders om hun kinderen in allerlei opzichten  een goede opvoeding te geven. Hun  lichamelijke ontwikkeling moet goed verlopen, dus worden ze naar de sportclub gebracht. Kinderen moeten muzikaal gevormd worden, dus worden ze naar muziekles gebracht en zo kunnen we nog even doorgaan.

Aleid wijst er ook op, dat haar ouders zich echt niet zo goed inspanden. Daar zit hem uiteraard ook precies de crux, waar het om draait. Kinderen worden tegenwoordig enorm overbelast. Zelfs voor eens lekker uitrazen buiten op straat is door de lokkende computerspelletjes en de verkeersonveiligheid geen gelegenheid. Kinderen krijgen ook alles wat hun hartje begeert. Aleid zal er vast en zeker op letten, dat alle speelgoed vormend en verantwoord is. Helaas geldt dat niet voor alle ouders. Aleid beschrijft nauwkeurig hoe het mogelijk is, dat sinds 1985 een generatie is opgegroeid, die alles kreeg, wat ze wilden en als mamma eens nee zei het midden in de supermarkt op een krijsen zette, zodat ik slechts met de grootste moeite de neiging kon onderdrukken het kind een fikse draai om de oren te geven – uiterst onpedagogisch volgens moderne opvattingen – en de moeder voor de zoveelste keer maar weer toegaf. En dat wist het kleine kreng natuurlijk heel goed. Die generatie wordt door het Bureau Motivaction de “Grenzeloze generatie” genoemd. Hen zijn nooit grenzen gesteld en ze kennen voor zich zelf ook geen grenzen. Het is prachtig beschreven, af en toe ook hilarisch en tegelijk beangstigend in: “De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders”. Recent verscheen: “De grenzeloze generatie en de onstuitbare opmars van de B.V.IK”.

De minister heeft kennelijk naar de resultaten van alle opvoedingsinspanningen gekeken en is daar terecht niet blij mee. Ze denkt, dat nog meer verwennerij de oplossing is, terwijl het zaak is, dat de ouders hun kinderen weer leren wat de waarde is van matigheid is en zelfbeheersing en iets over hebben voor een ander en beleefdheid en je echt inspannen om iets te bereiken en zelfstandigheid en luisteren naar anderen.

Jaargang 4, Nr. 191.

De brief van Minister van Bijsterveldt

donderdag, december 1st, 2011

OPEN ZENUW GERAAKT?

Onderwijsminister Van Bijsterveldt stuurde een brief naar de Tweede Kamer over de relatie ouders – kind – school en schetste enkele wenselijkheden, althans in haar ogen. Het lokte nogal heftige reacties uit. Voor mij is dat een teken, dat er kennelijk hier en daar wat mis is. Nu ben ik zelf vader en grootvader en ik ben jarenlang leraar geweest en daarbij heb ik ook veel ervaring opgedaan met ouderparticipatie in het Voortgezet onderwijs. Ik weet, waar ik het over heb.

Men viel vooral over de oproep van de minister aan de ouders actiever te worden in de school. Dat speelt vooral in het Basisonderwijs, want in het Voortgezet Onderwijs zijn de mogelijkheden beperkt. Jarenlang werkten moeders op mijn school aan een knipselarchief, maar toen was er nog geen internet. Er waren ouders actief in de Medezeggenschapsraad en door voortdurend de vinger aan de pols te houden konden veel problemen in een vroeg stadium worden voorkomen. Met ouders organiseerde ik een enquête over vredesopvoeding en het bleek, dat bij alle vakken doelen van vredesopvoeding konden worden nagestreefd.

Kijk je echter bij het Basisonderwijs dan zijn er veel meer mogelijkheden. Wat mij opviel in de krantenartikelen was dat ouders taken van betaalde krachten gingen overnemen, bijvoorbeeld schoonmaakwerk. Het is leuk, dat er zo geld vrijkomt om meer leerkrachten of onderwijsassistenten aan te trekken, maar geld voor de schoonmakers moet gewoon binnen het budget te vinden zijn. Met dat deel van haar oproep laadde de minister de verdenking op zich de gevolgen van bezuinigingen te willen opvangen door ouders in te schakelen. Als ze dat wil, prima, maar laat ze er dan ook eerlijk voor uitkomen.

Ouders behoren het werk van de leerkrachten te ondersteunen en niet te ondergraven. Als je als ouder naar je kind laat merken, dat je eigenlijk neerkijkt op die armoedzaaiers van onderbetaalde leerkrachten, dan bevorder je niet bepaald het respect van de kinderen voor hun leerkracht. De docent is een professional, die verstand heeft van onderwijs en opvoeding, vaardig is in het observeren van kinderen, zijn onderwijs evalueert en ziet waar hij zelf is tekort geschoten, maar ook ziet, waar de individuele leerling faalt. Hij praat met de leerling over de manier waarop die leerling het probleem gaat aanpakken en schakelt desgewenst de ouders in om hun kind te ondersteunen door het maken van huiswerk beter te structureren en het kind te stimuleren en zo nodig te controleren. Soms ziet hij tijdig, dat specialistische hulp nodig is. Het kan om leerproblemen gaan als dyslexie of pedagogische problemen als een beetje te erg puberen of ernstige psychische problemen. En dan moet zo’n docent ook nog zijn eigen vakgebied bijhouden. Docent zijn is een roeping. Je kiest er niet voor als steenrijk worden het belangrijkste doel in je leven is. Van ouders mag dan verwacht worden, dat ze bereid zijn intensief mee te werken bij het verbeteren van de resultaten of de leerhouding of het gedrag van hun kind. Dus op ouderavonden komen, samenwerken met de school en waar mogelijk de inspanningen van de leerkrachten ondersteunen en bij wangedrag van hun kind op school bereid zijn een lijn te trekken met de school.

Een school brengt niet alleen kennis en inzicht bij. Vooral in het Voortgezet Onderwijs leren kinderen ook een mening te vormen en tot een gefundeerd oordeel te komen. Ik noemde al vredesopvoeding, maar het gaat ook om milieueducatie en burgerschapsvorming. Daar gaat het om kennis, maar ook om mentaliteit. Als er rond de verkiezingen in de klas gepraat wordt over onze democratie en het belang van lid zijn van een politieke partij en van deelnemen aan de verkiezingen en je tevoren verdiepen in de standpunten van een partij; dan kunnen al die inspanningen van de man of vrouw voor de klas in een keer onder geschoffeld worden als ouders daar nonchalant over doen of laten merken, dat ze geen enkel vertrouwen hebben in de democratie en ook niet van plan zijn er iets aan te doen. Je kunt als docent een prachtig verhaal houden over de uitstoot van auto’s en met name het ultra fijne stof, dat door filters niet wordt tegen gehouden en zorgt voor steeds meer COPD-patiënten, als vader zich onverschillig toont voor het lot van die mensen en rustig de maximumsnelheid overtreedt, dan vergeet het kind het verhaal van de docent al snel. Een school kan kinderen bewust maken van normen en waarden, maar de houding van de ouders bepaalt of kinderen zich die waarden eigen maken en zich houden aan de normen. De mentaliteitsonderzoeken van het Bureau Synovate laten zien, dat hier nog een wereld te winnen valt.

De secularisatie heeft ervoor gezorgd, dat grote delen van de bevolking niet meer beschikken over een duidelijk stelsel van waarden en normen en ook niet meer beschikken over inspirerende voorbeeldfiguren. Mensen stellen zich autonoom op en zeggen wat ze denken en doen waar ze zin in hebben. Oude waarden en normen, die berusten op eeuwen van menselijke ervaringen en met het etiket van een goddelijke openbaring zijn door velen als ouderwets en achterhaald en niet meer van deze tijd terzijde geschoven. Wat betekent opvoeden dan nog? Welke waarden leef je je kinderen voor? Bij welke waarden van ouders kan een school aansluiten? Want bedenk wel, dat ouders bepalen welke waarden hun kinderen aanvaarden en daarbij is de rol van de moeder overheersend. Nooit kun je als ouders de opvoeding van je kind overlaten aan een school. Jij als ouder bent verantwoordelijk voor de opvoeding van je kinderen.

Jaargang 4, Nr. 190.