MARTIN SOMMER KAMPIOEN IN IRRITEREN
Volkskrant journalist Martin Sommer is een schoolvoorbeeld van een conservatief. Alles wat nieuw is en hem niet goed uitkomt, moet er aan geloven. Zo is hij een fanatiek klimaatscepticus. In allerlei wetenschappen geldt het voorzorgsprincipe. Daarom vaccineren we onze kinderen, we brengen rookmelders aan in onze woning, we zorgen voor een spaarpotje voor het geval plotseling de wasmachine onherstelbaar stuk blijkt of we hebben zekeringen in de meterkast om narigheid bij kortsluiting te voorkomen. Het klimaat speelt zich af op wereldschaal. Er zijn een aantal klimaatfactoren, die het klimaat bepalen: breedte, hoogteligging, afstand tot de zee, zeestromen, overheersende windrichting. Ze beïnvloeden elkaar ook weer.
In de klimaatdiscussie gaat het om het versterkte broeikaseffect. Zonnestraling, die de atmosfeer binnendringt, wordt – gelukkig maar – ten dele door de atmosfeer vastgehouden. Dat noemen we het broeikaseffect. Bij een broeikas gaat de zonnewarmte er wel in, maar het glas belemmert de uitstraling. Dus wordt het warm in de broeikas. In de atmosfeer wordt de uitstraling vooral belemmerd door broeikasgassen en dan vooral koolzuurgas of CO2. Als het CO2-gehalte in de atmosfeer toeneemt is het logisch, dat het broeikaseffect versterkt wordt. Er wordt meer warmte vastgehouden. De werkelijkheid is ontzettend ingewikkeld met allerlei terugkoppeleffecten. Omdat temperatuurverschillen weer tot luchtdrukverschillen leiden en dus tot wind en zeestromen weer door de wind worden aangedreven, kan plaatselijk het klimaat zelfs kouder worden. Wat er precies gaat gebeuren weten we niet. Het zou dwaas zijn te veronderstellen, dat er niets gebeurt. Dus nemen we voorzorgsmaatregelen. Iemand, die dat niet wil is als een ouderpaar, dat de kinderen niet laat inenten.
Wat bedoelt Sommer toch met het zinnetje, dat wind op zee nooit uit kan? Bedoelt hij, dat er op zee altijd wind is en de windmolens dus constant draaien? We kunnen tegenwoordig behoorlijk nauwkeurige windverwachtingen opstellen en daaruit de te verwachten elektriciteitsproductie vast stellen. Dus weten we vrij nauwkeurig hoeveel productiecapaciteit op het land moet worden bijgeschakeld.
Met windmolens op het land is iets merkwaardigs aan de hand. Landeigenaren en coöperatiedeelnemers zien in een of meer windmolens een welkome en rendabele inkomensaanvulling. Anderen klagen over geluidsoverlast en horizonvervuiling. Het verkeerslawaai is ontzettend veel meer en wie praat er nog over horizonvervuiling door elektriciteitsmasten? Het is waarschijnlijk een kwestie van wennen.
“Het moet toch gewoon van Europa.” Sommer weet vanzelfsprekend heel goed, dat in Europa zulke besluiten worden genomen in de Raad, waarin alle lidstaten, dus ook Nederland, zijn vertegenwoordigd. We horen niet Brussel de schuld te geven als we het samen hebben afgesproken. Wat een goedkope discussietruc.
De lage energieprijzen in de USA zijn waarschijnlijk een zeer tijdelijk verschijnsel. Oliemaatschappijen beginnen al te merken, dat de schaliegaswinning zwaar tegen valt. Ze trekken zich terug. Straks gaan de prijzen van steenkool weer gewoon omhoog. De energieprijzen gaan op iets langere termijn zeker stijgen. De gemakkelijk winbare voorraden raken op. Het wordt duur olie uit de diepzee of uit de Arctische gebieden te winnen. Als de bewezen reserves al zouden toenemen liggen ze in ontoegankelijke gebieden. Daarnaast gaat de vraag enorm stijgen door de toegenomen welvaart in de BRICS-landen. Ook dat werkt prijsverhogend. Het voorzorgprincipe leert, dat je minder afhankelijk moet worden van ingevoerde fossiele energiebronnen. Bedenk daarbij, dat nu tegenover de invoer van kolen en olie de uitvoer van aardgas staat. Waarmee betalen we de invoer als het aardgas te weinig is geworden om ook nog te exporteren?
Als die windenergie zo schreeuwend duur is, hoe verklaar je dan, dat meer dan de helft van de Duitse windmolens op het land door coöperaties is gebouwd en in Denemarken nog veel meer? Hoe verklaar je, dat de elektriciteit in Duitsland zo goedkoop is, dat de aluminiumfabriek bij Delfzijl de concurrentie niet kon volhouden? Prijzen worden vooral bepaald door de verhouding tussen vraag en aanbod. Soms is er zeer veel groene elektriciteit, de helft van het verbruik. Reken maar, dat de prijzen dan laag zijn. Niet zo prettig voor de elektriciteitsproducenten, maar die hebben Sommer echt niet nodig om de nodige hervormingen door te voeren.
De belangrijkste reden van het achter lopen van Nederland wat betreft windenergie is het voortdurend wisselende beleid geweest. Het bedrijfsleven wist niet waar het aan toe was. Nu is er een duidelijke lijn uitgezet, zoals eerder in Duitsland en nu willen de bedrijven wel. Ze zijn immers ook in andere opzichten aan het vergroenen, veel meer dan de meeste Nederlanders beseffen.
Aan het slot beschrijft Sommer de positie van het bedrijfsleven en de staat onjuist. De bedrijven moeten investeren en het risico lopen, dat het een sof wordt. Kennelijk schatten ze het risico niet zo hoog in. Pas als ze elektriciteit gaan leveren en de marktprijs is lager dan hun kostprijs springt de staat bij door het verschil te dekken. Maar als de marktprijzen flink stijgen kunnen ze mooie winsten gaan maken. Tsja, dat is ondernemerschap.