Archive for the ‘COLUMN VAN DE WEEK’ Category

Armoede

maandag, augustus 22nd, 2022

HET WORDT ERGER

 

Het zal in 2016 zijn geweest. In een groep bespraken we de kort daarvoor verschenen encycliek “Laudato si” van paus Franciscus. Deze encycliek gaat over het behoud van de schepping en de bestrijding van de armoede in de wereld. De paus ziet een sterk verband tussen de armoede en de teruggang van het milieu. Minder armoede vraagt eerlijke lonen en het tegengaan van milieuverontreiniging kost geld. Het gaat in beide gevallen om minder winst en de rijken zien liever een zo hoog mogelijke winst. Door de hebzucht van de rijken zijn er meer arme mensen en wordt het milieu sterker aangetast.

Een van de aanwezigen merkte op, dat er in Nederland geen armen zijn. Een paar van ons keken elkaar geschrokken aan. We wisten wel beter. Zo was net bekend geworden, dat ruim 400.000 kinderen in Nederland in armoede opgroeien. Als ze ’s morgens op school komen, hebben ze thuis nog geen ontbijt gehad. Vaak zijn het kinderen uit éénouder gezinnen. Moeder moet het met de bijstand zien te redden. Soms is er dan een ernstige financiële tegenvaller en dat blijft dan jarenlang doorwerken. Ze slaagt er niet in een schuld af te lossen. Ze moet met heel weinig geld zien rond te komen. Zo kunnen er allerlei oorzaken zijn van armoede in een gezin.

In Nederland komt ook erfelijke armoede voor. Van generatie op generatie is er in een familie sprake van armoede. Dan zijn de schoolresultaten vaak slecht. Je krijgt dan geen goede baan en je verdient dus weinig. Zo blijft de armoede in de familie.

De laatste maanden wordt alles veel duurder en dat geldt vooral voor de energie. Dat heet inflatie. De lonen stijgen niet of nauwelijks. Nog meer gezinnen hebben het heel moeilijk om rond te komen. De vakbonden eisen hogere lonen, maar de werkgevers zijn niet bepaald scheutig met loonsverhogingen. De Rijksoverheid wordt te hulp geroepen, maar de ambtelijke traagheid is ergerlijk.  Ja, er is plotseling veel armoede in Nederland. Ik kan mij niet herinneren, dat er een zo plotselinge toename van de armoede is geweest. Wel hebben we de welvaart zien toenemen. Nederland is gemiddeld heel rijk, maar kunnen de rijksten een oplossing bieden voor het armoedeprobleem?  Ik ben benieuwd.

15e Jaargang, Nr. 724.

 

Landbouwbeleid

zaterdag, augustus 13th, 2022

EN HET VERZET VAN DE BOEREN

 

Als tienjarige maakten we met ons gezin de Hongerwinter door in ons evacuatieadres in een schooltje Oostelijk van Apeldoorn. ’s Avonds kwam een paard en wagen langs met een kleine gamel warm “eten”. Dat was meestal groen water, dat moest doorgaan voor erwtensoep. Het brood leek wat meer op stopverf. Ik weet dus goed wat voedselschaarste is. Ook na de bevrijding bleef veel nog lang op de bon. Dat heet voedseldistributie.

Veel boeren, die nu zo protesteren hebben geen idee van voedselschaarste. Ook tijdens de oorlog waren er in boerengezinnen geen tekorten. Het beleid van de regering was na de oorlog gericht op voldoende voedsel tegen aanvaardbare prijzen. Na het tot stand komen van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd landbouw een Europese zaak. Ook nu was het beleid gericht op voldoende voedsel tegen aanvaardbare prijzen. Al snel was er geen sprake meer van tekorten en vervolgens werden overschotten een probleem. We hadden ‘melkplassen, boterbergen en vleesbergen’. Koelhuizen lagen overvol. Om het een beetje in de hand te houden kregen we het systeem van melkquota. Als een boer meer produceerde dan het vastgestelde quotum kreeg hij een strafkorting.

Een kleine boer verdiende veelal te weinig, maar meer produceren was geen oplossing. Steeds meer bedrijven werden opgeheven. De wijkers werden wel in staat gesteld in een ander beroep verder te gaan. Steeds meer bedrijven hielden het niet meer vol, terwijl hun familiebedrijf vaak al meer dan een eeuw bestond. De wanhoop over het failliet gaan dreef boeren zelfs tot zelfdoding.

Om toch een redelijk inkomen te krijgen gingen boeren over tot bedrijfsvergroting en mechanisatie en automatisering. Minder personeelskosten. Banken zorgden voor financiering met alle risico’s voor de boer. Toen het quotumsysteem werd opgeheven, vreesde ik aanvankelijk voor overproductie, maar er waren intussen nieuwe markten aangeboord. De chinezen waren gek op onze babymelkpoeder bijvoorbeeld. Dat leek dus prima te gaan.

Maar koeien produceren niet alleen melk, maar ook poep en pies. Die bevatten voedingsstoffen uit ook ingevoerd veevoer. Vrijwel elke boer heeft te weinig land om al die extra mest kwijt te raken. We zitten dus met een mest-overschot. Waar laten we dat? Een deel van de mest verdampt en slaat elders neer. Dan verzuurt de bodem. Dat is slecht voor de begroeiing. Het bos sterft. Dus is de EU met pittige voorschriften gekomen. Minder mest, dus minder koeien en de ten onrechte toegestane groei van de veestapel weer terugdraaien. Hoe zorg je dat de boer toch voldoende inkomsten krijgt voor zowel persoonlijke uitgaven als voor de bedrijfskosten? Kan hij de bankleningen nog aflossen en de rente betalen? Kan de overheid de melk- en zuivelfabrieken dwingen hogere prijzen aan de boer te betalen. Kunnen de lagere inkomens straks nog die dure melk betalen? Mag dat allemaal van de EU? Die duurdere melk, zuivel, vlees en eieren zorgen voor een nog hogere inflatie. Of toch maar collectief vegetariër worden en de hele veehouderij afschaffen? Bedenk wel, dat het laagveen voor weinig anders geschikt is. Het is bepaald niet eenvoudig om dit probleem op te lossen en gewelddadig demonstreren helpt zeker niet om dichter bij een oplossing te komen.

15e Jaargang, Nr. 723.

 

In Memoriam Dr. Friedrich Zaussinger

zondag, augustus 7th, 2022

70 JAAR INTERNATIONALE VRIENDSCHAP

zo veel te doen Op 9 augustus 1934 werd hij geboren. Ik leerde hem 17 jaa later in 1951 kennen op de Wereld Jamboree voor Boy Scouts in Bad Ischl in Salzkammergut in Oostenrijk. Ik was er als afgevaardigde van de Sint Maartengroep van de Katholieke Verkenners uit Arnhem. Fritz wilde postzegels ruilen en we wisselden ook adressen uit. Dat leidde tot een langdurige briefwisseling en veelvuldige wederzijdse bezoeken. We bleken veel gemeenschappelijke interesses te hebben. Niet alleen Scouting, maar ook politiek en kerk en cultuur. We leerden veel van elkaar. Op 20 juli 2022 overleed hij na het ontvangen van de laatste sacramenten in aanwezigheid van zijn vrouw Helga, twee van zijn dochters en enkele kleinkinderen in zijn woning in Tulln aan de Donau. Op 2 augustus 2022 werd hij na een Eucharitieviering ten afscheid bijgezet in het familiegraf in Tulln. Moge hij rusten in vrede.

In 1951 woonde Fritz met zijn ouders in Krems aan de Donau. Hij zat er op het Gymnasium en moest nog een jaar verder. Krems lag in de Russische bezettingszone, want Oostenrijk was als deel van het Duitse Rijk door de Russen, de Amerikanen, de Britten en de Fransen in vier bezettingszones verdeeld, net als de stad Wenen. Oostenrijk had wel zijn eigen regering en de besturen van de Bondslanden. Fritz woonde in Nieder Österreich. Na zijn Gymnasium-opleiding ging Fritz rechten studeren en dat leidde tot een carrière bij het land Nieder Österreich met de bestuurszetel in Wenen en later in Sankt Pölten.

Mijn eerste bezoek aan Fritz vond plaats bij Innsbruck. Met drie vrienden van de Hilversumse kweekschool waren wij er in acht dagen naar toe gefietst en Fritz kwam met Gerhard met de trein en zou de terugreis op de fiets doen. Een bijzondere prestatie was een dagtocht tot over de Brennerpas tot in het Italiaanse Süd Tirol.

De volgende ontmoeting vond in Arnhem plaats. Fritz was nieuwsgierig naar mijn zusje, maar dat was niet wederzijds. Hij leerde Nederland kennen: Amsterdam, Rotterdam met de Floriade en de havens, de dijkbouw voor Zuidelijk Flevoland, waar we met een excursieboot vanuit Harderwijk naar toe voeren.

Fritz woonde inmiddels in Tulln bij zijn ouders. Hij richtte er een Scoutinggroep op, die intussen ruim vijftig jaar moet bestaan en hij inspireerde mij in Odijk ook een Scoutinggroep op te richten. Daar was inmiddels heel wat jeugd. Bij die Scoutinggroep vond Fritz een negen jaar jongere welpenleidster. Ze trouwden en kregen aanvankelijk twee dochters, Susanna en Monika. Veel later volgde Birgit. Fritz was behoudend Rooms-Katholiek en stond afwijzend tegenover effectieve geboorteregeling. Maar dat nakomertje Birgitta is nu wel een kundige ziekenhuisarts. Haar zussen mogen er ook wezen. Suzi is docent klassieke talen en wiskunde en Monika docent Frans en Aardrijkskunde. Dat laatste vak had ze nodig om de weg naar Lyon en naar haar echtgenoot te vinden. De drie dochters zijn getrouwd en kregen elk twee kleinkinderen voor Fritz en Helga. Ons familieleven was wederzijds bekend. In 1975 kwamen Fritz, Helga, Suzi en Monika naar Odijk en we bezochten met hen mijn moeder in Arnhem, Flevoland, Rotterdam en wat al niet meer. Zuidelijk Flevoland was inmiddels droog gelegd en ontgonnen. We reden er met de auto, waar we eerst met de excursieboot hadden gevaren. Maar in het Duits zeg je dan, dat we hier gefahren haben (met de boot) en er nu fahren (met de auto). Dat zorgde dus even voor een klein misverstand.

In het begin van zijn carrière werkte Fritz op lokaal niveau, maar vervolgens kwam hij bij het Landsbestuur aan het werk. In die tijd woonde het gezin in het Noord-Westen van Wenen in een flat. De woning in Tulln bouwden ze grotendeels zelf. Heel bijzonder was, dat de kelder bescherming biedt tegen kernwapens. De laatste jaren hebben ze door extra isolatie aan de buitenzijde het huis aangepast aan het warmer worden van het klimaat. In de winter is het huis nog lang warm en in de zomer juist koel. Of hij door zijn werk vaak op zulke ideeën kwam weet ik eigenlijk niet. Ik merkte wel, dat hij bij de regelgeving veel aandacht had voor een fraai uiterlijk van woningen en gebouwen. Zo wilde hij graag, dat garagedeuren de afmetingen hadden van de gulden snede. Ik heb toen een serie foto’s van garagedeuren in Houten gemaakt. Fritz schreef met een collega een handboek over ruimtelijke regelgeving, dat bij de vele wetswijzigingen weer aangepast moest worden. Bij een bezoek aan Nederland wist ik een ontmoeting met de Utrechtse gedeputeerde voor ruimtelijke ordening te arrangeren. Onze ruimtelijke ordening stond lang op hoog niveau. Daar is de laatste jaren erg de klad in gekomen. Met alle stikstofproblemen wordt het nog erger.

Fritz kon zich als ambtenaar niet met actieve politiek bezig houden, maar hij was wel een overtuigd christen-democraat, lid van de Österreichische VolksPartei, de ÖVP. Hij wist de weg. Toen er in Nederland verontwaardigd werd gereageerd op Walheim als nieuwe president van Oostenrijk, snapten veel oostenrijkers dat niet. Helga zei, dat hij toch uit een fatsoenlijke familie kwam. Fritz regelde toen een gesprek met een Oostenrijkse parlementariër en ik legde hem uit, dat de Tweede Wereldoorlog en het fusilleren van mensen bij hun nakomelingen veel afkeer naar Duitsers laat zien. Dat geeft de pijn van het verlies van je vader. Die ÖVP moest altijd maar weer samenwerken met de Sociaal-democraten. Fritz en Helga waren soms verbaasd, dat die socialisten ook nog keurig katholiek waren. Helga was wel politiek actief en werd Unter Bürgermeister voor Sociale Zaken. Oostenrijk is qua religie en politiek een heel ander land dan Nederland. Er waren al veel eerder neonazi’s actief, de zwarten. De Groenen waren lang meer gericht op groene stokpaardjes als het beperken van het autogebruik. Fritz had het dan over Chaoten. Hij was al te ziek om nog goed te kunnen reageren op het samen regeren van ÖVP en Groenen. Over GroenLinks zei hij niet veel. Ook niet over de ideeën van Paus Franciscus over Economie en Milieu in zijn encycliek “Laudate si”. Fritz is te vroeg ziek geworden en gestorven. Er is nog zo veel te doen.

15e Jaargang, Nr. 722.

Criminele boeren en hun handlangers

zondag, juli 31st, 2022

BESEFFEN ZE HET ZELF WEL?

Op veel manieren heb ik met de landbouw te maken. In mijn omgeving ken ik veel agrariërs. Ik praat met ze. Ik ken hun problemen. Ze kennen mij. We waarderen elkaar. In mijn vak als aardrijkskundeleraar in het Voortgezet On-derwijs gaf ik les over de landbouw en het landbouwbeleid. Als lid van Groen-Links hield ik mij ook met landbouw bezig. Het viel mij op, dat de vaak stedelij-ke GroenLinksleden geneigd waren de oorzaken van milieuproblemen bij de landbouw eenzijdig bij de boeren te leggen. Ik benadrukte, dat de schuld aan die milieuproblemen gelegd moest worden bij de totale productie-consumptiekolom, dus niet alleen bij de boeren, maar ook bij de beleidsma-kers, bij de banken, bij de groothandel, bij de veilingen, bij de supermarkten en bij ons zelf als consumenten.
Vanaf het Plan Mansholt was het landbouwbeleid gericht op voldoende agrari-sche productie tegen aanvaardbare prijzen. Dat vroeg behoorlijk grote bedrij-ven om de grote stallen en de mechanisatie te kunnen bekostigen. Veel kleine boeren verlieten de landbouw. De opgeheven bedrijven zag je van steeds grote-re omvang worden. Onder boeren heerste de angst voor faillissement. Wanneer zijn wij aan de beurt? Veel boeren reageerden door hun bedrijf te vergroten en in de veehouderij betekende dat megastallen. Voer, vaak geïmporteerd, werd bijgekocht. Dat leverde de forse mestoverschotten op en de huidige stikstof-overschotten. Het teveel aan mest slaat neer rond de agrarische bedrijven en omdat die bedrijven steeds groter worden neemt die stikstofneerslag ook toe. Zijn de boeren daarvan de schuld? Zij zeker niet alleen. Lokale overheden, provincies en opeenvolgende kabinetten lieten het gebeuren en keurden alles goed. Je zag heidevelden vergrassen. Je zag overal stikstof minnende soorten de overhand krijgen. Je zag de kwaliteit van het water in beken, rivieren, meren achteruit gaan. In geen enkel Europees land is de waterkwaliteit zo slecht. Het risico op aantasting van het drinkwater neemt toe. Er moet iets gebeuren. De boeren ontkennen het. Ze verzetten zich. Dat mag, maar niet met de middelen, die sommigen nu gebruiken.
Ik heb er grote moeite mee, dat de politie niet optreedt tegen boerenprotesten, waarbij de wet wordt overtreden. Als voetbalsupporters zich ernstig misdragen zie je de nodige ME-busjes verschijnen en met bereden politie en hondenbriga-des worden de relschoppers bestreden. Jaren terug werd grootmaterieel ingezet als een kraakpand ontruimd moest worden. Nu tonen politiewoordvoerders al-lerlei smoezen en treedt ze nauwelijks op. Het blokkeren van een autosnelweg is een zware overtreding. Er staan gevangenisstraffen op. Tractoren, die daarbij gebruikt worden zijn geweldsmiddelen en behoren verbeurd te worden ver-klaard. De politie dient haar gebrek aan daadkracht snel te herzien. Boeren, die met plannen voor snelwegblokkades rondlopen moeten weten wat hun te wach-ten staat. Meerdere ME-peletons, een of meer pantserwagens uitgerust met mitrailleurs, helicopters met zoeklichten. Politiewagens met luidsprekers. U krijgt tien minuten om te verdwijnen. Daarna komt de ME in actie. Nog aanwe-zige boeren worden gearresteerd en onderworpen aan snelrecht. Nog aanwezi-ge tractoren worden geconfisqueerd als onrechtmatige geweldsmiddelen. Het niet behoren tot de boerenstand is een strafverzwarende factor. Politiefunctio-narissen, die niet willen meewerken worden disciplinair gestraft. Politie dient voor 100% onpartijdig te zijn.
Het landbouwbeleid moet stevig worden herzien. Er moeten duidelijke regionale en nationale maxima aan aantallen stuks vee komen en het toezicht hierop dient zeer scherp te zijn. Maar al die boeren, die een ander beroep moeten kie-zen dienen daartoe goed in staat gesteld te worden. De vergoedingen voor op-geheven bedrijven dienen meer dan de waarde , maar ook gemiste inkomsten voor bijvoorbeeld tien jaar te omvatten.
Er dient een parlementair onderzoek te komen naar het beleid, dat ondanks alle waarschuwingen toch tot grote verontreiniging heeft geleid. Tegen ambtenaren, die dergelijke maatregelen hebben doorgevoerd dienen disciplinaire straffen te worden genomen. We moeten weer een schoon land worden.
15e Jaargang, Nr. 721.

Utrecht-Arnhem

zondag, juli 24th, 2022

IN ARNHEM LOPEN DE STRATEN OMHOOG

 

In zijn jeugd gingen  ze vaak op familiebezoek in Arnhem, vertelt een geboren Utrechter. De trein reed onder viaducten door voordat hij bij het station kwam. Vanuit het station liepen ze dan omhoog naar de familie in de wijk Heijenoord. Hij vindt het nog steeds leuk stukjes over Arnhem te lezen. Maar het is minstens zo interessant iets te vertellen over het spoortraject. Hij moet maar eens de trein pakken en onderweg kijken naar wat hierna beschreven staat.

Een trein vraagt een stevige ondergrond. Het Utrechtse station ligt dichtbij de oude loop van de Rijn. Die oude rivierlopen hebben vaak dikken lagen stevig rivierzand in de ondergrond. Het spoortraject naar Arnhem loopt aanvankelijk parallel aan die rivierloop. Buiten de stedelijke bebouwing had je veel tuinbouw gericht op de stedelijke markt. Verderop zien we vaak boomgaarden op de zandige niet te natte rivierklei.  Voorbij Bunnik kruisen we de huidige Kromme Rijn, maar verderop zijn er nog oude Rijnlopen en zie je dus ook fruitteelt.

Het pas vernieuwde station Driebergen-Zeist ligt bij de overgang van het rivierengebied naar het zandgebied. Het is hier niet meer zo nat, maar ook niet te droog. Daar vestigden zich vroeger boeren, die hun akkers bemestten met potstalmest, een mengsel van schapenmest en heideplaggen . Daardoor is de bovenste meter van de grond zwart gekleurd en door de humusrijkdom erg geschikt voor de kwekerij van Abbing. Maar kweken doen ze niet veel meer. Het is nu een enorm tuincentrum geworden.

Voorbij het station komt een gebied met beboste zandheuvels, stuifduinen. Er is kennelijk te veel geplagd en daardoor ging het onderliggende zand stuiven. Geleidelijk loopt het landschap omhoog en dan komen we bij de Utrechts Heuvelrug, die voor de aanleg van de spoorlijn rond 1845 is doorgraven. De Heuvelrug was toen nog nauwelijks bebost en ze konden dus gemakkelijk zien waar die het laagste was. Ook bij Maarn komt wat stuifzand voor.

We zijn nu in de Utrechtse-Gelderse Vallei, een lager gelegen gebied tussen in het Westen de Utrechtse Heuvelrug en aan de Oostzijde de Heuvelrug Wageningen-Harderwijk, de Westzijde van de Veluwe. Het is een lichtgolvend dekzandgebied, door de wind gevormd. Er zijn dekzandruggen in gebruik voor akkers, tegenwoordig vooral snijmais. De laagten zijn vooral in gebruik als grasland. Midden in de Vallei ligt een afzonderlijke heuvel, de Emminkhuizer berg. De spoorlijn gaat door een doorgraving.

De spoorlijn doorsnijdt de heuvelrug Wageningen Harderwijk via een doorgraving. Dan kom je in een lager gelegen gebied, waar het reliëf vooral bepaald wordt door twee beekdalen. Bij zo’n beekdal ligt het spoor op een dijk. Bij station Oosterbeek begint weer een doorgraving. Even is er een onderbreking bij het landgoed Mariëndaal tussen Oosterbeek en Arnhem. Daar kruist een diep beekdal de spoorlijn. Bijna tot Station Arnhem Centraal is er een doorgraving. Door Arnhem ligt het spoor op een dijk met poorten voor belangrijke wegen: De Zijpse Poort, de Apeldoornse Poort, de Hommelse Poort, de Velper Poort en twee poorten in de Vosdijk.

Die Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn gevormd door het Skandinavische landijs gedurende de een na laatste ijstijd. Enorme ijsmassa’s drukten bevroren lagen riviersedimenten opzij en omhoog. Een zo’n ijstong lag in de Vallei en een andere in het IJseldal en Rijndal. In die ijsmassa’s zaten ook grotere en kleinere rotsblokken. Zo kun je aan het soort gesteente zien waar het vandaan komt. In de zandafgraving bij Maarn is een meer met een eiland. Daarop zijn zulke rotsblokken tentoongesteld. Een ander voorbeeld zijn de rotsblokken van de watervallen in Park Sonsbeek in Arnhem

Maak een print van dit blog, stap in Utrecht in de trein naar Arnhem. Lees en kijk en ga het landschap dat voorbij glijdt beter begrijpen.

15e Jaargang, Nr. 720.

Vanaf augustus 1951

zondag, juli 17th, 2022

INTERNATIONALE VRIENDSCHAP

Als lid van de Arnhemse Sint Maartengroep van de Katholieke Verkenners mocht ik in augustus 1951 deel nemen aan de Wereld Jamboree van de Boy Scouts in Bad Ischl in Oostenrijk. Een van de typische activiteiten op zo’n Jamboree is het changen, ofwel het ruilen van allerlei zaken. Zo kwam ik in contact met een Oostenrijkse verkenner uit Krems aan de Donau. Hij had belangstelling voor mijn postzegels. We wisselden ook onze adressen uit. Zo begonnen de ruim zeventig jaren van vriendschap. We gingen bij elkaar op bezoek. We wisselden brieven uit. We leerden elkaars gewoonten kennen. Daarover kan ik heel veel vertellen, maar dat komt een andere keer.

Dit verhaal neemt een treurige wending. De laatste jaren werden de brieven per post vervangen door brieven per mail. Dat is gratis en snel. Je kunt de taal Oostenrijks Duits instellen en profiteert van de foutencorrectie. Fritz reageerde meestal snel. Een enkele keer was er storing in het mail verkeer. Toen werden de mails verward. Antwoorden lieten op zich wachten. Ik had een mail gestuurd en belde de volgende dag maar eens op om dat te vertellen. Hij begreep het niet zo goed. Zijn vrouw kwam er bij en toen viel het nare woord “DEMENTIE”. Die vreselijke ziekte treft de besten. Hij was een jurist, die zich als ambtenaar had gespecialiseerd in regels en wetten, die gelden bij de bouw en de wegenaanleg. Dat was voor mij wel leuk, omdat er een zekere verwantschap is tussen de ruimtelijke ordening, waarvan hij een onderdeel verzorgde en de geografie, waarin ik les gaf. Al die jaren wisselden we ideeën uit en leerden zo veel van elkaar. En nu deze ziekte en ook nog in een heel nare variant. Het gaat snel en af en toe vraag ik mij af of hij zijn 88-ste verjaardag in augustus nog haalt.

Ik heb uw hulp nodig. Zijn veel jongere vrouw verzekerde me met grote stelligheid, dat ze zo veel mogelijk persoonlijk voor hem zou zorgen. Dat is een heel zware opgave. Ze is dus mantelzorger. Onderzoek leert, dat mantelzorgers vaak zeer zwaar belast worden. Zo kwam het bij ons in Bunnik tot een gemeentelijk mantelzorgbeleid. Dat is gericht op ondersteuning en ontlasten van de mantelzorgers. Zo wordt het mogelijk gemaakt, dat de zorgbehoevende enkel malen per week naar de dagopvang gaat. Daar wordt de groep opgevangen en doen ze samen allerlei activiteiten. In onze gemeente Bunnik gebeurt de dagopvang in een bejaardentehuis Bunnunchem. Daar zullen activiteitenbegeleiders de activiteiten voor deze mensen organiseren. Vroeger werden de activiteitenbegeleiders opgeleid in Breda door de Zonnebloem en in Epe op de Veluwedoor het Rode Kruis. Nu is het een onderdeel van het Middelbaar Beroepsonderwijs. Op HBO-niveau tracht men met die activiteiten ook genezend te werken. Dan spreekt men van bezigheidstherapie. Ik vraag mij nu af wat hiervan in Oostenrijk bestaat. Als een van mijn site-bezoekers er meer van weet, reageer dan alstublieft op dit blog.

Mijn vriend kon niet “ergens” heen toen het nog niet zo erg was. Zijn gezin heeft wel aanknopingspunten om iets te stimuleren. Zijn vrouw is Unterbürgermeister / wethouder van sociale zaken geweest en een dochter is arts in een ziekenhuis. Het zou zo mooi zijn als een traditie van tientallen jaren wordt voortgezet, namelijk elkaar aan goede ideeën helpen.

15e Jaargang, Nr. 719.

Weekje weg

donderdag, juli 7th, 2022

NAAR LANDAL GREENPARTK AERWINKEL BIJ POSTERHOLT LIMBURG

 

In ons brugklasboek aardrijkskunde stond een kaartje van dit grensgebied met de weg Roermond in Nederland naar Heinsberg in Duitsland. Het Pieterpad gaat door het gebied en dat pad hebben we helemaal gelopen en tenslotte ontdekten we een paar jaar geleden een ver familielid en die woont in het gebied.

Er was voor mij nog een persoonlijke reden om er naar toe te gaan. Bij ons bezoek aan dat verre familielid ontdekten we, dat er dicht over de grens een plaats Kempen ligt. Zou dat het Kempen zijn waar Thomas van Kempen, meer bekend als Thomas a Kempis geboren is? In dit Kempen vertelden ze ons, dat Thomas a Kempis in Kempen bij Krefeld is geboren, Oostelijk van Venlo. Daar moeten we dus ook heen.

Waarom is Thomas a Kempis voor mij belangrijk? Toen ik drie jaar was verhuisden we naar de Thomas a Kempislaan 12 in Arnhem. Dichtbij die laan op het terrein van de Buitenschool lag tot de Reformatie een klooster, waar Thomas vaak kwam. Hij vond er de rust om aan zijn boeken te werken waaronder het wereldberoemde “De Navolging van Christus”. Het paste allemaal in een beweging om meer leven in de Kerk van Christus te krijgen, de Moderne Devotie. Laat nu net de EO op zondag, 3 juli om 17.50 uur met een programma komen over die Moderne Devotie (Firma erfgoed). Een mooi voorbeeld van vorm geven aan de educatieve taak van een omroep.

Je bent nooit te oud om te leren, maar het ging natuurlijk vooral om de rust en de ontspanning. Zuidelijk van het park ligt een agrarisch gebied, waar op de akkers vooral veevoer wordt verbouwd: snijmais, bieten aardappelen, behorend bij twee grote boerderijen. Het zag er behoorlijk modern uit en het leek mij een moderne ontginning. Aan de Noordkant wordt het park begrensd door een beek met daarbij een waterrijk bos. Het was zwaar om daar te wandelen, maar we hadden al snel in het begin naar rechts moeten afslaan. Tsja, maar aan elk nadeel zit een voordeel. Het werd een heel mooie wandeling.

Het park heeft zo’n honderd huisjes. Wij kwamen in een zespersoons huis terecht met veel grasveld er omheen en door groene bomen en struiken heel goed afgeschermd van de buren. Het was heel rustig in het park. Er waren vooral wat oudere gasten en jonge stellen met babies of peuters. Bij de receptie zijn veel voorzieningen: binnen- en buitenbad, kegelbaan, tafeltennis, biljart, speeltoestellen voor kinderen. Maar ook visvijvers. Elk huisje is per auto bereikbaar via geasfalteerde wegen en er is een overvloed aan parkeerplaatsen. Maar een belangrijke voorziening moet ik niet vergeten: een uitstekend restaurant. Daarom was het wel erg jammer, dat het zeker drie van de zeven dagen dicht was door personeelsgebrek. Dan moesten we uitwijken naar restaurant Roerdalen in Posterholt. Ook heel netjes.

Hoe zijn de huisjes van binnen? Beneden is een ruime zitkamer met TV en keuken en eethoek. Vandaaruit loop je zo het terras op met tafel en stoelen. Beneden is een tweepersoons slaapkamer, niet erg ruim en een WC en apart een ruimte met wastafel en douche. De temperatuur is goed te regelen. Boven zijn twee wat ruimere tweepersoons slaapkamer en ook daar WC en douche.

Maar dan de keuken. Een vierpits gasstel geeft geen probleem. De vaatwasser gaf uiteindelijk geen probleem. Omdat we niet zelf kookten en we maar met zijn tweeën waren hadden we de vaatwasser ook niet vaak nodig. Het lastigste was de magnetron. Die had meerdere functies. Je moest dus eerst de magnetronfunctie zien te vinden. Maar hoe stelde je de tijd in en de sterkte?  Welke knoppen hadden welke functie. Dat stond niet aangegeven en er was geen fatsoenlijke papieren handleiding. Uiteindelijk maakten we mijn pap maar warm op het gas in een steelpannetje. Wie dit apparaat ontwikkeld heeft verdient bepaald geen prijs voor bedieningsgemak. Naar ja er moet toch wat aan te merken zijn. En de waterkoker voor de thee en de twee koffiezetapparaten deden het prima. De huisjes waren recent opgeknapt. Dat zag je bijvoorbeeld aan het tegelwerk. Ik had gewoon het gevoel in een erg luxe huisje te zitten. Ik heb al heel wat mensen gezegd, dat dit park geweldig is.

15e Jaargang, Nr.718.

De wijk van mijn jeugd 2

zondag, juni 26th, 2022

DE ONZE LIEVE VROUWEPAROCHIE

Mijn jeugd speelde zich nog geheel af in de tijd van de verzuiling. Ons gezin behoorde tot de Rooms-Katholieke zuil. Wij jongens gingen naar de Onze Lieve Vrouweschool van de Fraters van Utrecht en mijn zusje naar de Annaschool van de Zusters van Liefde. Kinderen uit de Parochie van Onze Lieve Vrouw Onbevlekte Ontvangenis gingen meestal naar die scholen. Die parochie bestreek het gebied tussen het Park Sonsbeek aan de Westzijde en de wijk Klarendal aan de Oostzijde. Aan de Zuidzijde was de spoorlijn de grens en de parochie ging door tot en met de wijk Alteveer  bij het Openluchtmuseum. In mijn klas zaten kinderen van de hogere middenstand tot kinderen van ongeschoolde arbeiders. Het jeugdwerk in de parochie kende de Sint Maartengroep van de Katholieke Verkenners en een groep van de Katholieke Gidsen. Toen ik volwassen was ging alles op in één beweging Scouting Nederland.

Ik wist vrij goed waar de katholieken woonden. Wij vormden een aparte leefgemeenschap binnen de wijk. Het Voortgezet Onderwijs was ook verzuild. Ik ging naar de RKHBS aan de Velperweg bij de Hoflaan. Die kreeg een gymnasiumafdeling en de school heette vervolgens jarenlang Het Katholiek Gelders Lyceum. Gelders, want we kregen leerlingen uit de Liemers en de hele Veluwezoom.

De Duitse bezetting begon op 10 mei 1940 en ik zat toen nog op de Kleuterschool. In september ging ik naar de Onze Lieve Vrouweschool, een Lagere School. In september 1944 kwam ik in de vijfde klas, maar dat duurde niet lang. Met de luchtlandingen op zondag, 17 september begon de Slag om Arnhem. De rest van de vijfde klas heb ik op een paar weken in Apeldoorn na niet gehad.

In Arnhem begonnen de scholen na de evacuatie pas weer in september 1945. Ik kwam met een kleine groep in een zogenaamde “opleidingsklas”, waar je werd klaar gestoomd voor het toelatingsexamen voor de HBS of het Gymnasium. De meesten kwamen op de RKHBS/het KGL. Maar er ging er ook een naar een seminarie en een naar het Stedelijk Gymnasium. Ik heb niet iedereen kunnen volgen, maar er waren zeer capabele mensen bij. Je kunt dan zien, dat dit katholiek onderwijs sterk heeft bijgedragen aan de emancipatie van het katholieke volksdeel. Katholieken kwamen geleidelijk ook aan de bak bij de overheid, rechtspraak, leger en marine, bedrijfsleven, wetenschappen en kunsten.

Sjaak, nu Jack was de zoon van een melkhandelaar en deed met mij in 1952 eindexamen HBSb, dus met wiskunde en natuurwetenschappen, Hij ging in Utrecht Sterrenkunde studeren, promoveerde op een onderzoek naar de zon en werkte in de VS in Arizona en was gasthoogleraar aan de Universiteit van Chicago. Ik mocht hem enkele jaren geleden kort ontmoeten. Hij vertelde, dat hij de hele wereld afreist om overal deel te nemen aan bijeenkomsten van wetenschappers. Ook bij de Nasa speelde hij een adviserende rol.

Jan Beneken heette toen Jan Kolmer. Hij ging in 1952 in Eindhoven studeren en specialiseerde zich in medische apparatuur. Als ik bij het zoveelste medische onderzoek of bij een behandeling weer eens in of onder zo’n indrukwekkend apparaat lag, dacht ik vaak: Zou Jan aan dit apparaat een bijdrage hebben geleverd?

In dat opleidingsklasje zat ook Vincent Bruyns, zoon van een correspondent van de Gelderlander in Rome. Was het zijn buitenlandervaring, die hem voor de diplomatieke dienst deed kiezen. Hij bracht het tot ambassadeur, maar stierf helaas erg jong.

Frits Rutte woonde dichtbij ons. Hij ging naar een seminarie en werd priester. Toen wij in 1961 in Nijmegen trouwden, was mijn broer Ben een jaar eerder priester gewijd. Met de pastoor van de parochie erbij werd onze Huwelijksviering een Mis met drie Heren. Onvoorstelbaar in deze tijd en toch 61 jaar geleden. Zoals heel veel priesters hield hij de celibaatsverplichting niet vol.

Paul Velthuis kende ik ook van de verkennerij en lange tijd maakten hij en zijn vrouw deel uit van een vriendengroep. Hij kwam vaak in Bunnik, waar hij vergaderingen had in het kantoor van de Bovag. In Nijmegen was hij directeur van een groot garagebedrijf.

Zelf werd ik na tien jaar basisonderwijs docent aardrijkskunde aan het Niels Stensen College in Utrecht. Als Voorzitter van de Kring Utrecht van het K.N.A.G. kon ik een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van het Aardrijkskunde-onderwijs. Dat vertaalde zich in het feit, dat wij Proefschool Nieuwe Media werden.

Als ik zo terug denk aan mijn jeugd zeg ik bij mij zelf wat het toch een voorrecht was deel uit te maken van zo’n groep begaafde mensen. Velen zullen niet meer leven, velen ben ik uit het oog verloren., maar ook onder hen zijn ongetwijfeld mannen geweest met bijzondere gaven. Xo denk ik aan Kees Schoevaars, die bij de administratie van de Arnhemse katholieke scholen werkt en later administrateur was van een grote scholengemeenschap in Alphen aan de Rijn.Al die mensen. Het geeft een gevoel van grote dankbaarheid.

15e Jaargang, Nr. 717.

Boeren en Burgers

zondag, juni 19th, 2022

SAMEN ZORGEN VOOR EVENWICHT

 

Het moest er een keer van komen. Te veel mest in de grond. Te veel stikstof verbindingen in de lucht. Zo kon het niet doorgaan. Een kabinet met de boerenvrienden VVD en CDA wil minder veehouders in Nederland en vooral bij waardevolle natuurgebieden. Het speelt vooral op de van nature voedselarme zandgronden van onze Oostelijke en Zuidelijke provincies.

Om het goed te begrijpen moet je de agrarische geschiedenis vanaf de Middeleeuwen kennen. Eeuwenlang bestond hier de potstalcultuur. Boeren hielden schapen om de mest, dus niet om de wol, de melk of het vlees op de eerste plaats. Zomers graasden de schapen op de heidevelden en zorgden er zo voor, dat de heide in stand werd gehouden. Andere planten werden weg gevreten. Bij de boerderijen waren schaapskooien, waar de schapen in de winter verbleven. De mest werd vermengd met heidestrooisel en die mest uit de potstal werd gebruikt om de akkers van de es (eng of enk) te bemesten. Die akkers leverden voedsel voor de boerengezinnen. Daarnaast waren er melk, boter, kaas, eieren en vlees. Kleine overschotten aan voedsel en kleding van wol en linnen leverden een geldinkomen, maar het leverde geen rijkdom op. Velen leefden ongehuwd in hun ouderlijk huis. Wel grote gezinnen en toch een geringe bevolkingsgroei.

De grote verandering kwam rond 1880 met de uitvinding van de kunstmest. De schapen waren niet meer nodig als mestproducent en dus ook de heide niet. De heide kon ontgonnen worden en boerenzoons konden er een bedrijfje stichten en konden huwen. Zo zorgde de kunstmest voor en toename van het aantal geboorten (!). Intussen was de stoommachine geschikt gemaakt om spinmachines en weefgetouwen aan te drijven. De textielindustrie gaf de groeiende bevolking werk. De vele boeren op de zandgronden gaven voedsel voor de stedelingen. Maar de heide werd schaars. Boerenzoons emigreerden. De landbouw werd steeds meer gemechaniseerd. Die dure machines vroegen grotere bedrijven. Kleine bedrijven werden samengevoegd. Ook dat kende een grens.

Een bijzondere vorm van bedrijfsvergroting  werd de intensivering.  Op dezelfde hoeveelheid grond werden meer dieren gehouden. Met ingevoerd veevoer bleek dit mogelijk. Bouw maar grotere stallen voor al dat vee. Neem nog maar meer vee om die stallen te betalen. Meer vee betekent meer mest op te weinig grond. Dus overbemesting. Maar de boeren moesten wel en de ministers waren blij, want de agrarische producten kwamen goedkoop in de supermarkten en daar waren de burgers weer blij mee. Ze konden een autootje aanschaffen of in het buitenland op vliegvakantie. Tsja, we kennen onze grenzen niet meer. Te veel vee, te veel automobiliteit, te veel vliegtuigen te veel fabrieken en misschien ook wel te veel mensen met te hoge eisen. Dus te veel stikstof en dus mag er niet meer gebouwd worden en mogen geen nieuwe wegen worden aangelegd. Al die mensen met alle mobiliteit en machines geven meer broeikasgassen. De opwarming van het klimaat is wellicht onomkeerbaar. Het smelten van ijskappen en het stijgen van de zeespiegel dus ook onomkeerbaar. Kunnen we Laag Nederland nog droog houden?

Er is maar één conclusie mogelijk: We moeten op een heel andere manier gaan leven. niet alleen de boeren moeten hun productiesysteem veranderen. Wij allemaal moeten veranderen. Een kleiner Schiphol is maar een voorbeeld. Het hoort allemaal bij een onderdeel; minder mobiliteit. Maar dus al die oorzaken van mobiliteit moet je dus ook afleren. Dat lukt alleen maar als we het allemaal samen doen. Stilletjes vraag ik mij af: Is dit kabinet nu echt begonnen met omdenken?

 15e Jaargang, Nr. 716.

Houthandel van Dam

maandag, juni 6th, 2022

KOMT HIJ WEER IN HET NIEUWS?

Als je jarenlang regelmatig hetzelfde traject per spoor aflegt, dan zijn er van die bijzondere punten, die heel herkenbaar zijn. Zo’n plek is Houthandel van Dam in Bunnik. Grote loodsen, vrachtauto’s met stapels hout, vroeger een plas terzijde van de Kromme Rijn, waar boomstammen lagen uit te wateren. Lang was hier ook het NS-station en dat kun je nog zien aan de naam van de weg er naar toe, de Stationsweg. Het huidige NS-station ligt een kleine kilometer in de richting Utrecht en is alleen een station voor personenverkeer.

De Oranjebuurt een typische forensenwijk, die in de vijftiger jaren gebouwd werd toen de suburbanisatie op gang kwam. De stad Utrecht bood te weinig koopwoningen van redelijke kwaliteit. Die werden in de omliggende dorpen gebouwd. Bunnik ligt bovendien dichtbij de vestiging van de Rijksuniversiteit Utrecht in het buitengebied, de Uithof. Mensen stelden eisen aan hun woonomgeving en dus waren er voortdurend protesten tegen het snerpende lawaai van  het houtzagen.  Daar is iets op gevonden.

Toch is het bedrijf niet echt populair en bovendien zoekt Bunnik ruimte om woningen te bouwen. Laat van Dam maar naar elders vertrekken. Dan kunnen op dit terrein woningen gebouwd worden. Daar is vaak over gepraat, maar van Dam zit hier kennelijk erg gunstig ten opzichte van de klanten en mooi centraal in het land en dichtbij het knooppunt van snelwegen in alle richtingen en dichtbij de havens van Amsterdam en Rotterdam. Veel hout komt uit de tropische oerwouden. Er moet heel veel gebouwd worden, want er is een enorm tekort aan huizen. De leveranciers van bouwmaterialen komen net zo goed ruimte tekort.

Het terrein van Van Dam is vol en er is rondom geen vrije ruimte. Maar achteraan het bedrijfsterrein staan wat verouderde schuren. Als we die nu vervangen door moderne bedrijfsgebouwen in meerdere lagen, dan krijgen we er zo veel ruimte bij. Daarvoor werd een bouwplan gemaakt en dat werd aan de gemeente voorgelegd. Een ding werd stil gehouden. In die oude schuren huisden uilen en vleermuizen. Die mag je niet zo maar verdrijven. De organisatie, die deze dieren beschermt werd getipt. Die bleek door de gemeente en het bedrijf niet geïnformeerd. De gemeente Bunnik had helemaal geen bouwvergunning mogen geven. Linke soep!

Het nieuwe college van B.& W. moet nu maar een oplossing zien te vinden. Tsja, Houthandel van Dam is weer eens in het nieuws. Het nieuwe college bestaat uit P21 en D66 en die partijen hebben een naam hoog te houden. Ik ben benieuwd naar het commentaar van de P21 fractie.

15e Jaargang, Nr. 714.