OUDE WIJN IN NIEUWE ZAKKEN?
Het advies van de Onderwijsraad houdt in, dat de toekomstige leraar eerst moet leren lesgeven en daarna moet kiezen op welk soort school en in welk vak hij gaat werken. Zo vat de Volkskrant het advies samen. Dat roept al onmiddellijk vragen op. Hoe wil je leren lesgeven zonder vakkennis? Een noodzakelijke voorwaarde voor goed lesgeven is, dat je echt boven de stof staat, die je wilt onderwijzen. Dat geldt voor alle niveaus. De leraar, die de zesjarigen moet leren lezen, moet begrijpen hoe de gebruikte methode werkt. Hij moet weten welke problemen de leerlingen daarbij ondervinden en hoe hij ze daarbij kan helpen. Die kunde heb ik mij nooit eigen gemaakt ook al ben ik met mijn onderwijsakte bevoegd voor het Lager Onderwijs/Basisonderwijs. Ik mag lesgeven in groep 3. Als ik terug denk aan mijn eerste jaren in het toen nog Lager Onderwijs, dan herinner ik mij, dat ik goed kon rekenen, maar, dat ik nog moest leren hoe het de kinderen uit te leggen. Gedurende mijn veertigjarige loopbaan heb ik wat de aanpak van de lesstof betreft steeds weer bijgeleerd. Ik merkte, dat dit veel creativiteit vereist. Een handleiding bij een methode of uitwisseling met collega’s kunnen daarbij helpen. Ik heb ook heel wat geleerd bij bijscholingscursussen, vaak vanuit de lerarenopleiding.
De Onderwijsraad suggereert, dat een leraar ook bevoegd zou moeten zijn voor meerdere vakken. Dat was ik jarenlang. Ik leerde het vak nog net op de oude kweekschool. Dat was eigenlijk niet echt waar, want je kreeg een massa vakken, maar ervaring in lesgeven was minimaal. Daarna volgde de hoofdakte. Er waren vijf vakken: Nederlands, Pedagogiek (onderwijskunde zou je nu zeggen), Aardrijkskunde, Geschiedenis en Natuurkunde. Dat leverde een derdegraads bevoegdheid op voor Nederlands, Natuurkunde, Geschiedenis en Aardrijskunde. Veel docenten op de Mulo / Mavo / VNBO tl gaven met die kennis van de Hoofdakte les. Eigenlijk was dat een onvoldoende basis. Daarom kwamen er Mavo-applicatiecursussen. Ik werkte mee aan zo’n tweejarige cursus en die was voor die Mavodocenten behoorlijk pittig. Op de lerarenopleiding kregen velen ook voor twee vakken een derdegraads bevoegdheid, maar het verschil met een eerstegrader was merkbaar. Mijn conclusie: Wees voorzichtig met het nastreven van bevoegdheid voor meerdere vakken.
De onderwijsraad wenst ook meer mobiliteit. Leraren moeten kunnen switchen tussen verschillende onderwijsvormen. Als ik mijn eigen eindexamenjaargroep van de Ludgerus-kweekschool in Hilversum bekijk, dan kan ik zeggen, dat bij mijn jaargenoten een veelheid aan carrières te zien is. Enkelen bleven in het Basisonderwijs, meerderen werden Mavodocent en Mavodirecteur, enkelen werden eerstegraadsdocent op een Vwo-school en enkelen docent in het HBO. Een jaargenoot bracht het tot inspecteur en een tot vrijgestelde bij de vakbond en een enkeling maakte een carrière buiten het onderwijs. De vroegere vrijetijds cursussen voor lagere akten en voor middelbare akten maakten dit mogelijk, maar het vroeg wel een groot doorzettingsvermogen. Als de Onderwijsraad nastreedt opnieuw die veelheid aan carrièremogelijkheden te bieden, dan is het inderdaad oude wijn in nieuwe zakken. Het grote verschil is, dat je niet weekeninden en vakanties hoeft te gebruiken om voor een lagere of middelbare akte te studeren.
De idee om eerst te leren lesgeven is maar beperkt uitvoerbaar. Aan de hand van eenvoudige lesstof kun je leren een goede lesindeling te maken. Je kunt leren goede voorbeelden te zoeken. Je kunt leren eenvoudige taal te gebruiken met weinig moeilijke woorden. Je kunt leren geschikt beeldmateriaal te vinden en te gebruiken. Je kunt leren de leerlingen bewust te maken van de moeilijke woorden en vooral de vaktermen in een hoofdstuk. Je kunt leren leerdoelen te formuleren en dan de leerlingen leren hoe er mee te werken. Het zijn allemaal van die basisvaardigheden, die bij elk vak te pas komen. Maar elk vak kent ook zijn eigen didactiek en voordat je daaraan begint moet er een flinke inhoudelijke basiskennis aanwezig zijn.
- Leerlingen maken een ontwikkeling door tijdens hun schoolloopbaan. Dat is een psychologische ontwikkeling, een verstandelijke ontwikkeling, een ontwikkeling in hun waardenbewustzijn. Ze maken hun puberteit door met als onderdeel, dat ze komen tot een eigen waardenpakket.. Moet de toekomstige leraar dat allemaal bewust worden bijgebracht en moeten de toekomstige leraren al in de eerste fase leren met die ontwikkelingsfasen om te gaan? Ze moeten immers eerst leren lesgeven. Hoe leren ze dan om er bij hun vak rekening mee te houden? Het lijkt mij, dat vakinhouden en de daarbij horende didactiek elkaar voortdurend moeten afwisselen.
Tot slot. De echte enthousiaste leraar blijft zich verbeteren. Steeds is hij op zoek naar een betere lesmethode. Steeds leert hij nieuwe leermiddelen te gebruiken. Hij blijft zijn vakinhoudelijke kennis op peil houden. Zijn creativiteit werkt voortdurend door. De dwaasheid van onderwijsministers is, dat ze elke keer weer met een ander systeem komen, dat halsoverkop moet worden ingevoerd. Zorg dat de toekomstige leraar wordt voorbereid op die voortdurende ontwikkeling van zijn leraarschap. Dat noem ik “rolling reform”.
Jaargang 11, Nr. 538.