GEBREKKIGE GELOOFSKENNIS
Tien jaar werkte ik tussen 1954 en 1964 in het basisonderwijs en godsdienstles geven hoorde daarbij. Van 1992 tot 2016 was ik redacteur van ons parochieblad en kennis van ons geloof hoort daarbij. Ik voelde mij dus best aangesproken toen in de publicaties rond het bezoek van onze bisschoppen aan het centrum van de wereldkerk dit als een onderdeel van het rapport over de toestand van de Roomsde-Katholieke Kerk in Nederland werd genoemd. Hoe het komt en hoe het op te lossen; je zou er een boek over kunnen schrijven. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?
Tot en met het Tweede Vaticaanse Concilie liep alles behoorlijk goed met ons katholieken. Het Concilie wekte enorme verwachtingen. Toen die verwachtingen niet uitkwamen zoals het gehuwd priesterschap kwam er pas echt de klad in. Veel priesters verlieten het ambt en het aantal roepingen verminderde zeer sterk. Er waren jaren zonder een enkele priesterwijding. Maar er waren nog veel priesters en die deden het werk. De pastoor was de baas en de mensen gehoorzaamden. Nu zien we hoe een kerk met volgzame schapen geen verantwoordelijkheid voelende leden opleverde. Dus zie je een enorme leegloop in veel plaatsen. Dan blijft er in een stad als Arnhem nog één kerk open. Wat op de eerste plaats nodig is, dat de leden van die grote club katholieken zich echt verantwoordelijk voelen voor hun club en dat dit voor de bisschoppen en priesters een vanzelfsprekend uitgangspunt is.
In die sfeer moeten ouders hun kinderen opvoeden en enige basiskennis over het geloof bijbrengen. Daar moeten de leerkrachten op katholieke scholen op inspelen en in die richting behoren ze op de Pabo te worden opgeleid. Dat betekent, dat je in jouw klas ook regelmatig goed met jouw leerlingen overlegt. De kinderen moeten daarbij wel weten, dat de meester of de juf uiteindelijk de baas is. De klas is een kleine wereld op zich, waar het voor kinderen duidelijk wordt wat mag en niet mag, wat wel en niet moet.
De bisschoppen klagen, dat de gelovigen niets meer weten over God. Volgens hen komt God niet meer ter sprake. Ik denk, dat dit klopt. Mensen weten niet echt wat ze met God aan moeten. Het is moeilijk je een beeld van God te vormen. Maar zelfs kerkvaders en kerkleraren erkennen, dat wij mensen niet in staat zijn tot een waar beeld van God te komen. Je ziet, dat mensen zich meer richten op de Zoon, die is mens geworden, dus op Jezus van Nazareth. Het gaat er om Hem na te volgen. Het godsdienstonderwijs zal de evangelieverhalen als uitgangspunt hebben en de mens Jezus als voorbeeld en inspiratiebron. Via Jezus komen we bij Zijn Vader, de persoon, die het Joodse volk steeds weer redde en die wij ook om hulp kunnen vragen. Van heel eenvoudige verhalen naar steeds diepergaande verhalen met steeds ingewikkelder gedragsregels en dieper gravende inspiratie. Daarbij geldt, dat je nooit te oud bent om te leren. Elke geloofsgemeenschap dient dus over structuren te beschikken, die dat levenslang leren mogelijk maakt. Dat kan ook in iets groter verband. En iedere gelovige dient de overtuiging te hebben, dat je op wat voor manier ook je geloofskennis moet voeden. Een krantenartikel, een tijdschrift, een gespreksgroep, een film, een Tv-programma. Het zijn evenveel voedingsbronnen voor je geloof.
Het vraagt een andere manier van samen kerk zijn. De synodale weg lijkt een eerste aanzet te vormen voor zo’n kerkmodel. Het vraagt dus ook een heel andere manier van leiding geven op elk niveau. Het vraagt ook een sterke onderlinge band, een echte gemeenschap. We moeten er van uit kunnen gaan, dat we elkaar niet in de steek laten. Is dit een mooie droom? Of wordt het uiteindelijk een nachtmerrie? We weten uit alle verhalen over het klimaat, dat onze leefwijze drastisch zal moeten veranderen. Het godsdienstig leven dus ook. Ik ga het niet allemaal meemaken, maar het lijkt me een boeiende tijd te worden.
15e Jaargang, Nr. 734.