BIJNA ZES BIJ HET BEGIN EN BIJNA ELF BIJ HET EINDE
De eerste dag van de oorlog herinner ik me, dat er bij ons in de laan allemaal Duitse legerauto’s stonden en vooral onder de kastanjebomen. In onze tuin stonden alle teilen vol met water, maar eigenlijk weet ik niet of dat tegen brand was of uit angst voor het uitvallen van de waterleiding. Mijn vader is toen erg overspannen geraakt. Als lid van de Burgerwacht stond hij uitgerekend op een post, waar de Duitsers Arnhem binnen kwamen en dan in volle oorlogsuitrusting met zwart gemaakte gezichten. Gevochten is er toen nauwelijks. Wel bij de Grebbelinie, maar als kind wist ik daar toen niets van.
Ik bezocht gewoon de kleuterschool bij de nonnen op de van Slichtenhorststraat tegenover de Onze Lieve Vrouwekerk. Dat ging gewoon door en daarna ging ik gewoon naar de Lagere school en leerde lezen. Er zaten ook kinderen van NSB-ers op school. Een keer liep een onderwijzer tijdens het speelkwartier een illegaal krantje te lezen. Ik herkende het en vond het maar eng. Ik lette goed op of er geen NSB-kind in de buurt kwam.
Mijn vader typte met een heleboel carbonpapier ertussen berichten van Radio Oranje over en bij één adres mocht ik dat in de brievenbus stoppen. Scouting, toen de verkennerij was verboden en in vakanties was er dus weinig te doen. Een keer gingen we met veel kinderen uit de buurt wandelen in de bossen van de Duno bij Doorwerth. Daar vonden we een klein krantje, De Vliegende Hollander, dat door geallieerde vliegtuigen was uitgeworpen. Niemand mocht verraden, dat we dat gevonden hadden.
Onze buren, de familie Kuijer, waren Joods. Op een dag waren ze weg. Het huis stond een tijd onbewoond, maar toen kwamen er mensen in, die uit Den Haag weg moesten, omdat daar de bunkers van de Atlantik Wall werden gebouwd. Het Joodse gezin had kennelijk het tafelzilver in de tuin begraven. Toen we na de bevrijding terug kwamen zagen we in die tuin de lege kisten. Wie het gepikt had, kwamen we natuurlijk niet te weten.
Intussen werden er regelmatig op straat mannen opgepakt door de Duitsers. Die moesten dan in Duitsland gaan werken in fabrieken en bij boeren. Uit angst kwam mijn vader tussen de middag niet naar huis om te eten. Ik moest de boterhammen brengen en uitgerekend toen waren er bombardementen op vele stations en emplacementen om de spoorverbindingen met Duitsland te vernietigen. In Arnhem werd toen de gasfabriek getroffen. We moesten elektrisch gaan koken. In Nijmegen werd de binnenstad geraakt. Het kostte veel Nijmegenaren het leven.
Ik leerde steeds beter lezen en kreeg op school ook aardrijkskunde. Ik volgde de ontwikkelingen van de oorlog in Noord-Afrika en later in Italië op de voet en ook de oorlog in Rusland en in Oost-Azië. Zo leerde ik toen al heel wat topografie. Ik wist als kind, dat de Duitsers overal aan de verliezende hand waren. Het was een kwestie van tijd voordat er een invasie in Frankrijk zou plaats vinden. D-day kwam in juni 1944. Het begin was moeilijk. Maar daarna volgde een verbazend snelle opmars. Dat leidde tot Dolle Dinsdag. NSB-ers sloegen op de vlucht naar Duitsland. We hadden het gevoel, dat we nu snel bevrijd zouden worden.
Op 17 september startte Operatie Market Garden. We kregen luchtalarm en schuilden onder de tafel tegen een binnenmuur. We dachten, dat het om de Willemskazerne in de binnenstad ging. Bij ons in de buurt gebeurde aanvankelijk niets. We gingen achter ons huis naar de hoger gelegen Vogelwijk, waar we veel verder konden kijken. Veel was er niet te zien. Wel zagen we mensen haastig wegrennen over een sportveld tussen de huizen. Even later wisten we waarom, want met enorme klappen werd de door de Duitsers gevorderde Muloschool opgeblazen. Daar bleek het Hoofdkwartier van de Duitse Luchtmacht in Noord-West-Europa te zijn gevestigd. Niets mocht in handen vallen van de geallieerden. De hele nacht brandde het gebouw. Uiteindelijk werd de Slag om Arnhem verloren. Flink wat Britse paratroopers werden krijgsgevangen gemaakt. Ik herinner me een groep van zo’n 75 man, die onder Duitse bewaking bij ons langs marcheerde.
De Arnhemmers moesten hun huizen verlaten. Eerst gingen we naar Rozendaal. Daar waren we maar een paar dagen. Ook daar hielden de Duitsers razzia’s om mannen op te pakken voor de “Arbeitseinsatz”. Mijn vader verborg zich op zolder. Jaren later in de tweede klas HBS probeerde de natuurkundeleraar uit te leggen, dat een gas zich beweegt van hoge druk naar lage druk. Hij zei, dat je in de oorlog ook de plek opzocht waar de druk van de Duitsers het laagste was. Toen zei ik: “Ja, mijn vader ging op zolder zitten.” Hoe hoger, hoe lager de luchtdruk, was de grap, die de helft wel snapte en dus in lachen uitbarstte. Geduldig legde de docent die andere helft de grap uit.
Van Rozendaal gingen we weer een nachtje terug naar huis en liepen toen naar de Woeste Hoeve. Van daar ging het op een paard en wagen verder naar die school, waar we tot onze bevrijding zouden wonen. Vrijdag 17 april was die bevrijding 75 jaar geleden.
13e Jaargang, Nr. 612.