Archive for september, 2009

Vrede en vrijheid

vrijdag, september 25th, 2009

Oorlogsheroïek en Vredesweek 

Afgelopen zaterdag begon de Vredesweek en tegelijk werd herdacht, dat op donderdag, 17 september het 65 jaar geleden was, dat Operatie Market Garden begon met luchtlandingen bij de bruggen langs de route Eindhoven – Arnhem. Het doel was deze bruggen te veroveren en zo zonder hinder te kunnen doorstoten naar de Noordduitse Laagvlakte en Berlijn. De opmars van het Geallieerde leger werd vertraagd en het kostte veel moeite en tijd om de Waalbrug bij Nijmegen in handen te krijgen. Toen die eindelijk was veroverd verzuimde men onmiddellijk door te stoten naar Arnhem. De volgende morgen hadden de Duitsers een weerstandslijn bij Elst opgebouwd. De Rijnbrug in Arnhem, nu de John Frostbrug bleek “Een Brug te ver”. 

Als tienjarige woonde ik in Arnhem op enige afstand van de gevechten. Dus ben je er emotioneel erg bij betrokken. Bij zo’n herdenking zijn ontroerende momenten. Het grijpt je aan de verhalen van de oud-strijders te horen en je bewondert hun moed. Uiteindelijk zijn we zeven maanden en een koude winter later toch bevrijd. Je bent terecht dankbaar voor die vrijheid. Ik hoef niet bang te zijn opgepakt te worden als verzetsstrijder of om dwangarbeid te gaan verrichten. Ik hoor ’s nachts geen V2’s meer overkomen met stotterende motoren, die naar beneden kunnen komen met hun explosieve lading. Ik kan vrij zeggen en schrijven wat ik denk. Ik hoef geen honger te lijden en kan alles kopen wat ik nodig heb. Wat oorlog betekent hebben de meeste mensen alleen van horen zeggen. 

Het viel mij op, dat de herdenking dit jaar zeer uitgebreid was. Het is 65 jaar geleden en over vijf jaar zullen er nog maar weinig oud-strijders in leven zijn. Dat kan een reden zijn. Als je de verhalen hoorde, kwamen de verschrikkingen van de oorlog duidelijk naar voren, de vele slachtoffers ook onder de burgerij en de verwoestingen. Daar hoef je niet naar terug te verlangen. Tegelijk was er ook de nadruk op de moed en het heldendom van de geallieerde militairen en de bewondering en de dankbaarheid. Welke invloed gaat van dit alles uit? Zien sommigen er een uitnodiging in om ook hun leven in te zetten voor de vrijheid? Zou het allemaal onderdeel kunnen zijn van een wervingscampagne? Hoe nuchter zijn wij Nederlanders en hoe goed zijn wij in staat onderscheid te maken tussen de situatie in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog en de situatie in de vele oorlogsgebieden van vandaag? 

Daarom is het goed, dat er elk jaar een Vredesweek is, georganiseerd door de fusieorganisatie van het Interkerkelijk Vredesberaad en Pax Christi: IKV Pax Christi. Dat zal velen ontgaan zijn, want wie heeft er nog oor of oog voor kerkelijk gebonden activiteiten? Het thema dit jaar is “Naar een nieuw klimaat van vrede”. Als je de vele conflicten in de wereld bekijkt, ontwaar je vrijwel geen streven naar een oplossing van het conflict. Weliswaar wordt er door vele bemiddeld, maar in veel gevallen haalt het weinig uit. In toenemende mate zie je ook dat mensen partij kiezen en meestal voor de zwakste partij. Maar wat voor zin heeft het te kiezen tussen de twee partijen? Je wint er zeker niet de sympathie van de ander mee. Zou het er eigenlijk niet om moeten gaan, dat we van beide partijen het geweld afkeuren en van beide partijen eisen, dat ze naar vrede gaan streven? Al dat geweld lost het conflict niet op. In een klimaat waar het verlangen naar vrede voorop staat, streven we naar goede verhoudingen, naar het stoppen van geweld, naar het wekken van vertrouwen, naar verzoening met je tegenstander, naar geven en nemen en dat breed accepteren. Wat we zien is, dat geweld steeds opnieuw met geweld beantwoord wordt. We raken in een spiraal van geweld. Wanneer gaan we geloven, dat het ook anders kan?

Jaargang 2, Nr. 29.

De stille angst van menig parochiaan

maandag, september 21st, 2009

Gepubliceerd in Parochiekontakt Odijk in september 2009 

 

Een kerk gaat niet zo maar dicht

John Jorna 

Toen ik in de zeventiger jaren op Kanaleneiland werkte waren daar drie katholieke kerken. Nu nog maar één. Er is er een afgebroken en een is een rouwcentrum geworden. Kennelijk is die ene overgebleven kerk genoeg, want zo veel katholieke mensen wonen er niet meer en die er wonen komen veelal zelden of nooit in de kerk. In de wijk zijn veel Nederlanders van buitenlandse komaf komen wonen. In veel meer steden zie je dat kerken worden afgebroken of een andere bestemming krijgen. In mijn oude Arnhemse parochiekerk zijn net als in de Martinuskerk in Utrecht appartementen gebouwd. Het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement is in een kerk gevestigd.Men voorziet, dat in de komende jaren nog veel kerkgebouwen een andere bestemming zullen krijgen. Soms vragen mensen zich af of de nieuwe Paus Johannes XXIII parochie in de Kromme Rijnstreek straks nog wel acht kerkgebouwen zal tellen. Niemand kan daarop een antwoord geven. We weten immers niet of over tien of twintig jaar er nog steeds veel katholieken in elk dorp trouw hun bijdrage aan de Actie Kerkbalans zullen geven en of ze ook regelmatig deel zullen nemen aan de weekendvieringen. Maar op dit moment kan elk van de acht parochies de eigen broek ophouden en is er dus geen reden een kerk te sluiten. 

Andere onzekerheden

We weten ook niet of er over tien of twintig jaar nog priesters zullen zijn om regelmatig in de vieringen voor te gaan. Elk jaar worden er nog priesters gewijd, maar blijft dat zo? We weten evenmin hoe het beleid van het bisdom zich in de toekomst zal ontwikkelen. In andere bisdommen worden bijvoorbeeld twee kerken als hoofdkerk aangewezen, waar elke zondag en zelfs door de week een Eucharistieviering is. Dat leidt uiteraard tot een sterke vermindering van het kerkbezoek in de andere kerken en tot een vermindering van het totale kerkbezoek en dus een vermindering van de inkomsten. Als er in een dorp op zondag nog maar af en toe een viering is, zullen mensen minder gemotiveerd zijn een flinke bijdrage te geven aan de Actie Kerkbalans. Maar ja, er zijn nu eenmaal bisschoppen, die een eucharistieviering met weinig mensen in totaal belangrijker vinden dan overal een gemeenschapsviering, waar veel meer mensen in totaal komen en mensen veel sterker aan die gemeenschap verbonden blijven, elkaar tot steun zijn en samen de boodschap van Jezus van Nazareth doorgeven. Zo is het leven. Niets is zeker. We moeten leren met onzekerheden te leven. Dat gaat wel in tegen het moderne levensgevoel. Wij hebben immers sterk het idee, dat voor alles gezorgd kan worden, dat al onze verlangens kunnen worden vervuld. 

Duidelijke voorwaarden

Voordat een kerk wordt afgebroken of een andere bestemming krijgt moet een kerkgebouw eerst aan de eredienst worden onttrokken. Dan is de kerk niet langer een sacraal (gewijd) gebouw, al heeft het gebouw nog wel die uitstraling. Zo iets gebeurt niet zo maar. Er moeten duidelijke redenen zijn om tot sluiting over te gaan.Ten eerste moet er zeer weinig van de kerk gebruik gemaakt worden. Er komen geen mensen meer in de vieringen en er is niemand, die nog kan voorgaan in de vieringen. Ten tweede moeten de rechthebbenden ermee instemmen. Dat zijn op de eerste plaats de parochianen, die van het gebouw gebruik maken om erediensten te bezoeken. Maar het kan ook een familie zijn, die een grote som geld heeft gegeven op voorwaarde, dat er vier keer per jaar een H. Mis ter intentie van de overleden familieleden wordt opgedragen. In onze parochie zou denkbaar zijn, dat een begrafenisondernemer een contract heeft afgesloten om gedurende langere tijd gebruik te maken van het mortuarium en indien nodig van de dagkerk. Er mag ook geen enkele schade worden toegebracht aan het zielenheil van de gelovigen. Er moet dus op aanvaardbare afstand een andere kerk beschikbaar blijven, zodat de betrokkenen kunnen blijven deelnemen aan de vieringen. Als het gebouw in stand blijft, bijvoorbeeld omdat het als monument niet mag worden afgebroken, moet het gebouw een aanvaardbare niet gewijde bestemming krijgen. Je mag er geen gokhal in vestigen. Daar zouden mensen aanstoot aan kunnen nemen. De bisschop moet de priesterraad van het bisdom raadplegen. Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan kan de bisschop het besluit tot sluiting nemen. Het gebouw en de grond blijft eigendom van de parochie. 

Conclusie

Als je pessimistisch wilt zijn of zeer cynisch, kun je gemakkelijk van mening zijn, dat er straks nog maar een paar kerken open zullen zijn. Als je meemaakt wat er in steden gebeurt, hoe sterk daar de onkerkelijkheid toeneemt en verwacht, dat dat hier ook zal gaan gebeuren, dan neig je naar pessimisme. Als je denkt, dat een trend zich eeuwig in dezelfde richting zal voortzetten, dan ligt pessimisme voor de hand. Bij echt geloof in de boodschap van Jezus van Nazareth hoort geen pessimisme. De keus is aan u, beste lezeres of lezer.

De onzin van een hogere Aow-leeftijd

vrijdag, september 18th, 2009

WELKE FACTOREN BEPALEN DE HOOGTE VAN HET GEBOORTECIJFER? 

Hoe vang je de gevolgen van de bevolkingskrimp op? Voor die vraag staan gemeenten in enkele perifere delen van Nederland, die al lang te maken hebben met vertrekoverschot. Er blijven relatief weinig jonge mensen over. Dus worden er weinig jonge gezinnen gevormd en is het geboortecijfer laag. Zo krijg je leegstand van woningen, sluiting van scholen en andere voorzieningen. Franse toestanden worden gevreesd: dorpen waar niemand meer woont. Daarom wil ik deze column maar eens wijden aan het geboortecijfer. 

Het geboortecijfer is het gemiddeld aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar. Een geboortecijfer van tussen de 10 en 20 promille is laag. Hoge geboortecijfers zoals in nog enkele ontwikkelingslanden komen tot dicht bij de 50 promille. Bedenk wel, dat de bevolking in een gebied ook kan groeien door vestiging.Tegenover het geboortecijfer staat het sterftecijfer. Het sterftecijfer is het gemiddeld aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar. Een laag sterftecijfer ligt in de buurt van de 10 ‰ en een hoog sterftecijfer ligt boven de 30‰, maar dat komt in de wereld nog maar weinig voor. 

Waardoor wordt de hoogte van het geboortecijfer beïnvloed? Vroeger zeiden we door de gezinsgrootte, maar dat is nu wat moeilijk, want statistisch is een gezin een eenheid bestaande uit gehuwde ouders en kinderen. Veel ouders zijn niet gehuwd en er zijn veel eenoudergezinnen. Dus keken we vroeger naar de huwelijksvruchtbaarheid, want vroeger werden bijna alle kinderen binnen een huwelijk geboren. Dat is niet meer zo, Dus kijken we naar het algemeen vruchtbaarheidscijfer: het gemiddeld aantal levendgeborenen per 1000 vrouwen van 15 tot 45 jaar per jaar. Een andere aanwijzing is te kijken naar de rangorde van de kinderen. Hoeveel procent van de kinderen is eerstgeborene, hoeveel nummer 2, hoeveel nummer 3, enzovoort. Als het percentage nummers vijf hoog is, betekent het dat er grote gezinnen aan het ontstaan zijn. We kijken ook naar de vervangingsfactor. Hoeveel kinderen krijgt een vrouw gemiddeld in haar leven? Vanaf 1975 heeft dat aantal jarenlang rond de 1,5 gelegen. De laatste jaren is het iets gestegen en zit nu tussen de 1,7 en de 1,8. Dat betekent, dat er op den duur een sterfteoverschot zal ontstaan. Er sterven meer mensen dan er kinderen worden geboren. Als de vervangingsfactor 2,1 is betekent dat op de lange duur een constante bevolking. 

Er is een tijd geweest, dat de gezinnen flink groot waren en het geboortecijfer bleef toch redelijk laag, dus niet boven de 40‰. Veel boerenzoons en dochters konden niet huwen, omdat ze geen inkomsten hadden. Ze woonden nog op de boerderij van hun ouders, deden wat werk in ruil voor de kost en de inwoning. De opvolger kon pas laat huwen, maar dan vaak met een jongere vrouw. Ook bij veel ambachtslieden zag je dat. Een gewone knecht verdiende te weinig om te kunnen trouwen en pas na lang sparen en na meesterknecht te zijn geworden werd een huwelijk mogelijk. Dat noemen we het agrarisch-ambachtelijk huwelijkspatroon: weinig en laat huwen. In deze tijd kiezen nog al wat mensen voor een bestaan als single. Als dat al een keuze is. Meestal doen ze niet mee met kinderen krijgen, al blijkt er bij een deel van de alleengaanden wel degelijk een kinderwens te bestaan. Die wordt zelden uitgesproken en nog minder kiest een alleengaande vrouw voor het moederschap: de Bom-moeder. Bom staat voor bewust ongehuwde moeder. De conclusie is, dat het lage geboortecijfer in Nederland ook samenhangt met het hogere percentage alleengaanden. 

Maar we stipten nog een factor aan, namelijk de leeftijd, waarop een vrouw haar eerste kind krijgt. Ligt die leeftijd op 20 jaar, dan krijgen we in een eeuw vijf generaties. Bij 25 jaar zijn er vier generaties. De groei gaat langzamer. In Nederland wordt het eerste kind gemiddeld extreem laat geboren, namelijk als de vrouw al bijna 30 jaar oud is. Die vele late geboorten  zorgen overigens voor meer complicaties bij zwangerschap en geboorte. Het laat kinderen krijgen zorgt ook voor een lager geboortecijfer in Nederland. 

In de inleiding noemde ik al het vertrek van jonge mensen uit de perifere gebieden met weinig werkgelegenheid. Daardoor verandert de leeftijdsopbouw van de bevolking. Er zijn weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd en ook daardoor worden er in deze gebieden minder kinderen geboren. Het geldt echter ook voor Nederland als geheel. Tot 1964 bleven de geboortecijfers in Nederland boven het vooroorlogse niveau. Die generaties zijn dit jaar allen ouder dan 45 jaar geworden en dus zal het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd de komende jaren dalen en daardoor zal het geboortecijfer lager uitkomen. 

Veel factoren zorgen in Nederland voor een laag geboortecijfer. Je moet ook kijken naar de redenen erachter. Een interessant inzicht is recent naar voren gekomen. Altijd werd aangenomen, dat een lage welvaart, zoals in de ontwikkelingslanden zorgt voor een hoog geboortecijfer. Kinderen zorgen er voor hun ouders, werken voor ze en dus zijn kinderen in de ogen van de ouders een bron van welvaart. In Nederland is kinderen krijgen, kinderen voeden en kleden en een opleiding geven en ze opvoeden een dure zaak. Alleen behoorlijk welvarende mensen zijn in staat om drie of vier kinderen groot te brengen. Meer kinderen hebben is een teken van welvaart geworden, misschien zelfs een statussymbool. Dat nodigt dan weer uit tot navolging. De groep, die om religieuze redenen meent geen geboorteregeling te mogen toepassen en dus erg grote gezinnen krijgt is inmiddels heel klein geworden en heeft dus ook weinig invloed op het landelijke geboortecijfer. 

In de discussie rond de verhoging van de Aow-leeftijd speelt de lage vervangingsfactor in de afgelopen veertig jaar een belangrijke rol. Weinig jonge mensen moeten de komende jaren voor steeds meer ouderen gaan zorgen. Wat betreft de financiën zou dat best mee kunnen vallen, want die welvarende ouderen betalen veel meer belasting dan de ouderen van vandaag en uit die hogere belastingopbrengst kan de AOW-uitkering grotendeels bekostigd worden. Daarnaast neemt de welvaart als de huidige crisis voorbij is weer normaal toe en die toename is veel meer dan de stijging van de totale AOW-kosten. Die verhoging van de Aow-leeftijd is dus om de reden van onbetaalbaarheid niet nodig. Ik vrees, dat er meer een doctrine achter zit. De verzorgingsstaat dient tot de grond toe te worden afgebroken. Daar zou niemand blij mee moeten zijn, behalve die rijken, die zo rijk zijn dat ze geen belastingcent willen afstaan ten dienste van de gemeenschap.

Wat misschien wel een probleem zou kunnen zijn is de bemensing van de zorg. Maar tegelijk zie je op allerlei plaatsen banen verdwijnen door automatisering of een doelmatiger organisatie. Of dat genoeg is? Misschien komt er straks een sociale dienstplicht. Maar studenten, die nu een baantje zoeken in de horeca zouden in een verzorgingshuis nu al uitstekend werk kunnen doen.

Jaargang 2, Nr. 28.

Het was weer een mooie zomer, maar nu…. weer vergaderen

zondag, september 13th, 2009

 

AFSCHEID VAN DE ZOMER 

De laatste dagfietstocht voor 55 plussers van dit seizoen was het al weer, afgelopen donderdag. Kronkelend als de Kromme Rijn fietsten we naar Wijk bij Duurstede. Daar was de koffiepauze gepland in het huis van de molenaar naast de beroemde molen van Wijk bij Duurstede, die niet de molen van Ruysdael is. In het molenaarshuis is nu een horecagelegenheid, die geëxploiteerd wordt door Abrona, een instelling, die zich bezighoudt met de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. We werden keurig geholpen en mij smaakte de koffie met appeltaart voortreffelijk. Je kunt er trouwens ook meel kopen, speciaal samengesteld voor allerlei doeleinden en in de molen gemalen. En daarnaast cadeauartikelen door cliënten van Abrona vervaardigd. 

We fietsten verder over de Rijndijk naar Amerongen met af en toe stevige tegenwind. Een korte stop was dus welkom en zo vertelde ik bij de stuw over de functie van de stuw in het geheel van de Nederlandse zoetwaterhuishouding. De stuw bij Driel zorgt, dat er meer water door de IJssel stroomt naar het grote zoetwaterbekken, het IJsselmeer. Het water wordt in droge tijden in Friesland en Noord-Holland gebruikt en ook voor de drinkwaterproductie in de duinen geïnfiltreerd. Om de Rijn en de Lek bevaarbaar te houden waren meer stuwen nodig, namelijk deze bij Amerongen en de volgende bij Hagestein. Bij Amerongen en Hagestein wordt ook hydro-elektriciteit opgewekt. Omdat er nu minder water naar Rotterdam stroomt zou er te veel zout water via de Nieuwe Waterweg kunnen binnendringen. Daarom kan meer water naar Rotterdam worden geleid door de sluizen in het Haringvliet te sluiten. 

In Amerongen gebruikten we de middagpauze om de tuinen van het kasteel te bewonderen of het geheel vernieuwde Tabaksteeltmuseum te bezoeken. In de omgeving vonden vroeger honderden mensen een bestaan in de tabaksteelt. De tabak was vooral geschikt voor snuiftabak en pruimtabak. Toen die in onbruik raakten verdween de teelt. Op een video vertellen oudere inwoners over hun vroegere werk. 

De terugweg ging door het prachtige overgangsgebied tussen de Heuvelrug en de kom van de Langbroekerwetering. Het is een zeer afwisselend landschap. De LF4 loopt erdoor. En zoals bijna elk jaar sloten we het seizoen af bij Maartje van Beusekom, die bij haar boerderijtje bij de Langbroekerwetering vlak bij kasteel Sterkenburg een terras exploiteert. Vooral haar zelf gebakken peperkoek is wereldberoemd in geheel Zuidoost Utrecht. 

Intussen was het vergaderseizoen weer begonnen. Maandagavond met anderen de oecumenische viering bij het begin van de Vredesweek voorbereiden. Geef liturgisch maar eens inhoud aan het thema “Naar een nieuw klimaat van Vrede”. De volgende dag kwam het terug, want we willen de mensen ook vragen het IKV Pax Christi appel te ondertekenen, waarin wordt opgeroepen de wereld kernwapenvrij te maken en om te beginnen van Europa een kernwapenvrije zone te maken. Je hoeft overigens geen christen te zijn om dat appel te ondertekenen, te vinden op de site van IKV Pax Christi. Woensdagavond de eerste vergadering van de Europawerkgroep. Er wachten ons interessante bijeenkomsten, te beginnen op 23 september. Judith Sargentini komt dan met ons praten over de vraag hoe wij kunnen samenwerken met de fractie in Brussel. 

De week eindigde met twee leuke activiteiten. Op vrijdagavond speelde ik voor het eerst in mijn leven boerengolf. Ik kon de bal aardig meppen, maar niet zo zuiver. Twee keer in de sloot! En zaterdag op Open Monumentendag leerde ik van alles over oude en nieuwe kaarten van de omgeving tijdens een tentoonstelling en een lezing. Dat was dus weer eens smullen voor een geograaf!

Jaargang 2, Nr. 28.

Wil Aleid Truijens staatsonderwijs?

vrijdag, september 4th, 2009

 

GOD UIT DE SCHOOL? 

Van tijd tot tijd duiken ze weer op, de pleidooien voor de openbare school, waar kinderen van allerlei levensovertuigingen elkaar kunnen ontmoeten, waardoor ze leren in onderlinge verdraagzaamheid samen te leven. Daarbij speelt een rol, dat de openbare school verplicht is elke aangemelde leerling toe te laten dus ook alle leerlingen van allochtone afkomst. Bijzondere scholen mogen leerlingen weigeren als zij de grondslag van de school niet respecteren. Daardoor zouden vooral openbare scholen “verzwarten”. Mijn mening is, dat juist een bijzondere school vanuit een christelijke visie zich het lot van de zwakken in de samenleving dient aan te trekken. Maar helaas denken de witte ouders daar anders over en heb ik mijn oude school zien verdwijnen onder invloed van de witte vlucht. 

Collega Aleid Truijens, columniste van de Volkskrant waardeer ik zeer. Ze schrijft uitstekende columns over onderwijs. Maar onlangs vloog ze uit de bocht toen zij zich ongerust maakte over de haar inziens vijandige houding tegenover de Nederlandse samenleving, die leerlingen van een Islamitische basisschool in Amsterdam zou worden bijgebracht. Daardoor zou de integratie in de Nederlandse maatschappij bemoeilijkt worden. Of dat werkelijk zo is kan ik moeilijk beoordelen. Ik kan mij zeer goed voorstellen, dat de school bepaalde aspecten van de Nederlandse samenleving afwijst. Ik ben ook niet zo gelukkig met het gedrag van hooligans of verslaving aan alcohol of belastingontduiking of onveilig rijgedrag of pesten op school of op je werk. Maar met gemengd zwemmen of homoseksualiteit of seks buiten het huwelijk heb ik geen moeite meer, al was dat 65 jaar geleden wel anders. Ik vermoed, dat het bij de meeste moslims ook zover zal komen. Aleid denkt, dat God verantwoordelijk is voor deze en andere opvattingen en vindt, dat jonge kinderen geheel vrij gelaten moeten worden en pas met achttien jaar zelf kunnen kiezen of ze wel of niet in een God gaan geloven, in de God van de Christenen of van de Joden of van de Moslims. Een merkwaardige opvatting. 

Als een man en een vrouw samen een kind verwekken, dan mag je aannemen, dat ze de verantwoordelijkheid zien, dat kind groot te brengen. Ze zorgen voor goede voeding en kleding en huisvesting en ze zorgen ervoor, dat het kind wordt voorbereid op zelfstandig leven en op rollen in de maatschappij. Je mag verwachten, dat ze hun kind leren gezond te eten, een goede persoonlijke hygiëne bijbrengen, ze leren netjes te zijn op hun kleding, te eisen, dat ze voldoende nachtrust krijgen en zorgen, dat hun kinderen weten, wat goede omgangsmanieren zijn. Dat laatste wordt al een beetje tricky want over omgangsregels verschillen de opvattingen. Noem je je ouders bij hun voornaam of zeg je mama en papa? Wat voor waarden en normen leer je je kinderen? Hoe doe je dat? Ik vermoed, dat de meeste ouders hun kinderen toch bepaalde waarden bijbrengen, opvattingen, waaraan je je eigen gedrag en dat van anderen toetst. Iets voor anderen over hebben? Voor anderen opkomen? Voor je zelf opkomen? Eerlijk zijn? Niet roddelen? Je afval netjes in een afvalbak gooien en niet zomaar weg gooien? 

Overal staan vraagtekens achter. Ik merk immers maar al te vaak, dat veel ouders er niet in geslaagd zijn hun kinderen deze waarden bij te brengen of het misschien geeneens geprobeerd hebben. Zo wordt onze samenleving er niet prettiger op. Vanzelfsprekend is er in de loop van de eeuwen toch een inzicht gegroeid, welk gedrag wenselijk of onwenselijk is. Groepen mensen gingen over een waardenstelsel beschikken. Om zo’n stelsel te handhaven zijn sancties nodig. Steeds vaker zijn dat wettelijke sancties en vanouds waren het religieuze sancties. Religies zijn in ieder geval van belang door hun waardenstelsel al bestaan er uiteraard ook waardenstelsels, die niet aan een religie gebonden zijn. Maar religie is meer dan een waardenstelsel. Het is ook een leefsfeer en een cultuur. Het belangrijkste is de relatie met het goddelijke en met de verhalen daar omheen. Bij Christenen de Bijbel en de kerkelijke traditie en bij moslims de Koran. Zij kunnen mensen inspireren tot goed leven. Dat is echter steeds een eigen gewetensbeslissing. 

Als opvoeding de verantwoordelijkheid is van de ouders, dan vraagt dat van jongs af aan aandacht, waarbij het kind begeleid wordt naar zelfstandigheid en naar het uiteindelijk zelf keuzes maken in het leven. Dan moet je wel weten wat er te kiezen valt. Volg je het voorbeeld, dat jouw ouders je hebben voorgeleefd of maak je een eigen keuze? Voor mij is het vanzelfsprekend, dat je samen met je kinderen voor onderwijs kiest, dat aansluit bij de persoonlijkheid van je kind en bij het opvoedingsklimaat van thuis. Een forse meerderheid van de Nederlandse ouders kiest daarbij voor een bijzondere school, waar de vraag over het al dan niet bestaan van God niet genegeerd wordt. Aleid zou moeten weten, dat op heel veel openbare scholen de mogelijkheid bestaat om godsdienstlessen te volgen. In mijn jeugd leerde ik bij de catechismus het antwoord op de vraag: “Waar is God? God is in de hemel en op aarde. God is overal.” Volgens die oude catechismus zelfs op de Openbare School. 

Jaargang 2, Nr. 27.

Jan Siebelink: Suezkade. Roman

woensdag, september 2nd, 2009

VAKANTIE: TIJD VOOR EEN ROMAN 

De roman “Suezkade” van collega Jan Siebelink heeft mij zeer geboeid. Hij geeft een reëel beeld van de regelzucht van de moderne schoolleiding en de bemoeizucht van collega’s. Het is inmiddels 15 jaar geleden, dat ik de school verliet om van mijn rust te gaan genieten, maar vooral om al die leuke dingen te doen, waar je werkend in het onderwijs geen tijd voor hebt, zeker als je wat ouder bent en je werktempo wat is afgenomen. Dat moeten die jonge snuiters, die zo gemakkelijk praten over een hogere pensioenleeftijd nog zelf ervaren. Af en toe droom ik nog van die overbelasting en het niet afkrijgen van je werk en dat zijn geen prettige dromen. 

De roman vertelt over de jonge leraar Franse Taal en Letterkunde Marc Cordesius, die zijn loopbaan begint aan het Descartes gymnasium aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Al die eerste dag ontmoet hij een jonge Marokkaanse leerlinge Najoua. Zij ziet in hem de ideale docent en hij bewondert haar om haar inzet. Marc blijkt een voorstander van onderwijs van hoge kwaliteit en de leerlingen blijken bij hem niet alleen veel kennis en inzicht op te doen van de Franse literatuur en de verschillende stromingen daarin en van filosofische opvattingen, zij beheersen ook de normale taalvaardigheden als spreken, lezen en schrijven. Maar meedoen met de gemeenschappelijke proefwerken is niets voor hem. Zijn leerlingen halen slechts tienen. De proefwerken zijn niet selectief genoeg, vindt Marc. Zo is Marc een leraar naar mijn hart en kennelijk ook het ideaal van de auteur, zelf leraar Frans. Marc richt zijn eigen lokaal in een niet meer gebruikt noodgebouw in, bekostigt het zelf, maar wekt ook daarmee steeds meer de afgunst van zijn collega’s. Geleidelijk komt hij steeds meer geïsoleerd te staan en wordt de relatie met Najoua tegen hem gebruikt. Het loopt allemaal niet goed af. 

Het verhaal wordt nog wat smeuïger gemaakt door gebeurtenissen rond collega’s van nu en vroeger. Zo krijgt de rector een verhouding met een jonge lerares. Er zijn ook de collega’s, die het in de klas moeilijk hebben en op deze school buitengewoon weinig steun van collega’s en schoolleiding krijgen. Over die problemen wordt wel gesmiespeld, maar men laat de man gewoon barsten. 

In veel opzichten geeft de roman een realistisch beeld van de werkelijkheid op veel scholen. Elk beroep heeft zo zijn negatieve kanten, maar werken in het onderwijs is vaak geen pretje. Je moet stevig in je schoenen staan en aan je leerlingen duidelijke eisen stellen wat betreft prestaties en gedrag. Dan dwing je respect af en als jouw leerlingen het ook nog fijn vinden in jouw lessen, dan zit je goed. Het nare van de beschreven school is, dat dit nu juist de wrevel van meerdere collega’s opwekt. Ik zou mij op deze school waarschijnlijk niet thuis hebben gevoeld, maar ik zou het ook niet gepikt hebben, dat het er op deze school zo aan toe ging. Eigenlijk miste ik bij het personeel van deze school een stelsel van gemeenschappelijke waarden. Daarover gaat mijn volgende column. 

Jaargang 2, Nr. 26.