EEN CORRECTE HOUDING VAN EEN EXAMINATOR
Ik maak er geen gewoonte van eenentwintig jaar na mijn afscheid van school nog over onderwijs te schrijven. Een bericht in de Volkskrant daagt mij echter enorm uit. Er zijn mensen, die willen, dat niet de eigen leraar maar de nu tweede corrector als eerste examens nakijkt. De tweede correctoren maken er soms een potje van. Ze kijken een steekproef na of maar een paar vragen. Vervolgens zetten ze rustig hun handtekening voor akkoord. De gewoonte is ontstaan toen de vergoeding voor het optreden als tweede corrector verviel. Zelf vond ik, dat ik genoeg verdiende en bovendien geen les meer hoefde te geven in de eindexamenklas. Maar het getuigt niet van fatsoenlijk werkgeverschap zo maar bestaande vergoedingen in te trekken.
Ik ben er van overtuigd, dat de examenmakers hun uiterste best doen om goede vragen te stellen. Die zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Ze zijn duidelijk voor de leerlingen. Eventuele figuren zijn goed leesbaar, correct en actueel. Er verandert veel in de wereld. Nieuw onderzoek zorgt voor veranderende opvattingen. Desondanks bleek bij de vergaderingen van aardrijkskundeleraren elke keer weer, dat er kritiek op de vragen was, die door de vergadering werd onderschreven. Problematischer waren de bijgevoegde antwoordmodellen. Noem drie kenmerken of drie oorzaken of drie gevolgen en de vergadering noemde er zo één, twee of drie bij. Na een landelijke vergadering werden de resultaten van de regionale vergaderingen samengevoegd tot een landelijke aanvulling op het antwoordmodel. Die aanvulling had geen rechtskracht, maar het antwoordmodel vermeldde als aanvullende regel, dat ook antwoorden, die naar het oordeel van de examinator goed waren ook goed gerekend konden worden. Door de aanvulling werd onenigheid tussen eerste en tweede corrector zo veel mogelijk voorkomen.
Een landelijke toetsing schijnt nodig te zijn om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Dat blijkt vooral bij sommige scholen met een hoger gemiddelde voor het schoolonderzoek dan voor het centraal schriftelijk. Soms kan dat komen door het feit, dat bij het schoolonderzoek andere dingen getoetst worden als bij het centraal schriftelijk. Maar het kan ook het gevolg zijn van een te laag niveau van het schoolonderzoek. De stof voor het centraal schriftelijk is slechts een deel van de totale examenstof. Ik meende wel eens te merken, dat de rest van de examenstof niet in het schoolonderzoek getoetst werd. Door je helemaal te concentreren op de stof voor het c.s.e. kon je goede scores verwachten. Echt eerlijk was het niet. In de bovenbouw was bijvoorbeeld ontwikkelingsproblematiek en Europese integratie de aandacht waard. Ik vond meningsvorming erg belangrijk. Ik vond en vind, dat je als school tekort schiet als je je beperkt tot kennisoverdracht. Ik zou wel eens willen weten hoe mijn oud-leerlingen er nu na dertig, veertig of vijftig jaar over denken.
Mijn doel als examinator was de leerlingen een verdiend en verantwoord cijfer toe te kennen en dan zo hoog mogelijk. Dat betekent dus niet op alle slakken zout leggen. Goed overwegen of een antwoord goed gerekend zou kunnen worden ook al ontbrak het in het antwoordmodel en de aanvulling. Zo handelde ik ook als tweede corrector. Je moet ook die leerlingen van een collega docent beschermen tegen een te strenge examinator of een die zijn afkeer of voorkeur voor een leerling(e) al dan niet bewust laat meespelen.
Waarom zo’n soepele houding? Een centraal schriftelijk examen zou objectief zijn, maar is dat uiteraard niet. Er kunnen altijd oorzaken zijn van een slechter presteren dan gewoonlijk: Ziekte, vermoeidheid, zenuwachtigheid, faalangst, ongesteldheid, huiselijke problemen, ziekte of overlijden van een dierbare. Maar ik merkte een enkele keer, dat er collega’s zijn, die uitermate streng zijn. Ze wensen de landelijke aanvulling op het correctiemodel niet te erkennen. Ze eisen een zeer exacte beantwoording van de vragen in overeenstemming met het correctiemodel. Ze werken waarschijnlijk op een school met een zeer strenge selectie en hebben dus leerlingen, die bovengemiddeld scoren en gewend zijn aan die zeer strenge beoordeling. Die ene keer werd ik er echt een beetje ziek van. Vrijwel altijd lagen de cijfers voor schoolonderzoek en centraal schriftelijk dichtbij elkaar. Ik heb nooit cadeautjes uitgedeeld. Maar ik heb ook nooit leerlingen het slachtoffer laten worden van een over kritische beoordeling. Ik ben bang dat het juist dat soort letterzifters zijn, een zeer kleine minderheid, die voorstander zijn van de omkering van de correctievolgorde. Die asociale houding tegenover eindexamenkandidaten tref ik helaas ook aan bij de staatssecretaris voor onderwijs, Sander Dekker. Geef zo iemand nooit zijn zin.
Jaargang 8, Nr. 362.