WE NEMEN HET MILIEU SERIEUS
Milieu is voor veel mensen geen populair onderwerp. Ze geloven niet in de ernst van de milieuproblemen. Ze denken dat de techniek wel een oplossing zal vinden. Ze voelen zich zelf niet verantwoordelijk en denken, dat hun individuele bijdrage niet zal helpen. Ze missen voldoende kennis om de negatieve gevolgen op korte en op lange termijn te begrijpen. Ze zien ook niet allerlei negatieve gevolgen voor hen zelf. Zo is het verkeer een belangrijke veroorzaker van fijn stof in de atmosfeer. Dat fijn stof verergert astma en COPD. Het zorgt er niet voor, dat een astmalijder dus minder zal gaan auto rijden. Net als een roker, die weet, dat roken dodelijk kan zijn en toch niet stopt. Milieugedrag veranderen is geen eenvoudige zaak.
Als je mensen waarschuwt voor de risico’s bedanken ze je niet. Integendeel, ze nemen het je kwalijk, dat je hen bang gemaakt hebt. Ze reageren geïrriteerd. Jullie willen ons onze auto afnemen. Jullie willen ons uitzicht verpesten door windmolens te bouwen. Nederland maakt energie met die groene belastingen voor mensen met een laag inkomen veel te duur. Voor ons gewone mensen zijn die zogenaamde gezonde biologische producten onbetaalbaar. Jullie willen, dat we met openbaar vervoer gaan reizen maar als er wat blaadjes op de rails gewaaid zijn of als een wissel vast gevroren is, rijden de treinen niet of met enorme vertragingen. Milieuvriendelijk gedrag vraagt iets van mensen.
Waarom zou je het milieu serieus nemen? We leven in dat milieu. We zijn er afhankelijk van. We ademen de lucht. Om te leven hebben we zuurstof nodig, anders stikken we. Helaas is die lucht vaak vervuild. We drinken het water. Wij pompen dat bij Bunnik uit de diepe ondergrond en dat water is vaak eeuwen geleden in de bodem van de Utrechtse Heuvelrug weggezakt. Maar grote delen van Nederland moeten van oppervlaktewater drinkwater maken. Onze landbouw maakt gebruik van de bodem en heeft vaak ook extra water nodig. Door bodemverontreiniging maar ook door vervuild water en vervuilde lucht komt onze voedselvoorziening in gevaar. Onze kleding komt voor een groot deel ook uit de natuur: de wol van schapen, de zijde van de zijderups, de katoen is het zaadpluis van de katoenplant, linnen bestaat uit de vezels van de vlasplant. De grondstoffen voor kunstvezels komen uit de diepere ondergrond. Heel ons leven is afhankelijk van wat de natuur ons oplevert. Dan is het alleen maar verstandig de natuur niet te verpesten.
De natuur heeft ook een eigen waarde. We kunnen van de schoonheid van de natuur genieten als we er wandelen of fietsen of zwemmen in buitenwater of als we schilderen of fotograferen. Dat vergt overigens ook een zekere opvoeding. Als ouders hun kinderen nooit meenemen in de natuur wordt het voor die kinderen moeilijk gevoel voor de natuur te ontwikkelen. Je hoeft het niet te geloven, maar er zijn mensen, die in de natuur tot een godservaring komen. Ze voelen zich verbonden met het goddelijke De ongelovige zal wellicht juist onder de indruk raken van al die sporen van de evolutie, die hij in de natuur waarneemt.
In het milieubeleid speelt de energiezekerheid nu een grote rol. We beseffen, dat de fossiele energiebronnen inclusief uranium voor kerncentrales vroeg of laat opraken. Wat dan? Vergeleken met ons dagelijks energieverbruik is de dagelijks stralingsenergie van de zon veel groter. Daarnaast is er windenergie en waterkracht en geothermische energie ofwel aardwarmte. We hoeven dus niet bang te zijn voor een energietekort, maar het vraagt wel flink wat investeringen om er gebruik van te kunnen maken. Als we onze huizen goed isoleren hebben we minder energie nodig. Tegelijk lossen we de extra opwarming van de aarde op en dus ook het risico van de stijgende zeespiegel. Het produceren en monteren en enig onderhoud geeft heel veel werkgelegenheid. Zo wordt ook het tekort aan werk opgelost.
Kijk en daarom ga ik op 18 maart weer op GroenLinks stemmen. Op elk niveau of het nu de gemeente is of de provincie of het rijk of de Europese Unie is GroenLinks bezig hieraan te werken. Nu u nog lezer of lezeres.
Jaargang 8, Nr. 350.