ZIEKENHUIZEN KEREN WINST UIT
VVD en D66 willen een ziekenhuis graag als een bedrijf zien. Als het ziekenhuis bedrijfsmatig gerund wordt neemt de efficiëntie toe, denken ze. Dan is er kans, dat er winst gemaakt wordt. Normaal wordt de winst toegevoegd aan de reserves. Als in een jaar de inkomsten tegenvallen of de uitgaven onverwacht hoog, dan kun je uit die reserves putten. Dat is goed voor het ziekenhuis en goed voor de patiënten. Zo hoort het.
Ziekenhuizen zien het aantal patiënten groeien De bevolking groeit. Er is vergrijzing en onder oudere mensen vindt je meer en ernstiger ziekten en voor meer ziekten is tegenwoordig behandeling mogelijk. Daarnaast zie je fusie van ziekenhuizen, waarbij kleine ziekenhuizen worden gesloten. Dan krijgen de overblijvende ziekenhuizen het drukker. Het ziekenhuis, dat ik te vaak moet bezoeken of waarin ik recent nog twee weken ben opgenomen heeft een kolossale nieuwe vleugel bijgebouwd en er wordt nog steeds verbouwd. Hoe wordt die bouw gefinancierd? Ik weet het niet. Bij zo’n oude instelling is het mogelijk, dat ze rijk zijn, net als oude parochies of kerkelijke gemeenten of charitatieve instellingen. Andere ziekenhuizen zullen toch afhankelijk zijn van de kapitaalmarkt. Banken lenen niet zo gemakkelijk geld uit. Er kunnen obligaties uitgegeven worden. Als je een obligatie koopt, ben je zeker van een vaste rente en is je kapitaal voor langere tijd vastgezet. Er is ook handel in obligaties. De koers kan flink dalen. Dat merk je pas als je je obligaties wilt verkopen. Met risicodragende aandelen kun je echter een hoger rendement verkrijgen. Dat is heel wat spannender. Als je over voldoende reserves beschikt is aandelen aanschaffen een redelijke optie..
De aandeelhouders in een onderneming verwachten een behoorlijk rendement op hun investering. Hoe kan een ziekenhuis daarvoor zorgen zonder dat het ten koste gaat van de zorg voor de patiënten? Het kan zorgen voor een grotere omzet. Dat kan door een hoge bezettingsgraad: alle bedden zoveel mogelijk bezet. Het kan door veel poliklinische diensten te verlenen. Dat alles liefst met evenveel personeel. Het personeel wordt dan zwaarder belast en dan kan de patiëntenzorg slechter worden.
Meestal wordt het gezocht in verlaging van de kosten. Een aantrekkelijke optie is een beter inkoopbeleid. Goed onderhandelen met de leveranciers, prijsvergelijking bij meerdere leveranciers, samen met andere ziekenhuizen inkopen. Inkopen is een vak en goede inkopers zijn duur.
Alhoewel (sommige) medicijnen en veel apparatuur tegenwoordig ook zeer kostbaar zijn, blijven de kosten voor personeel het grootste deel van het budget opslokken. Dan is het van belang het personeel zo efficiënt mogelijk
in te zetten. Zorg, dat je niet e ruim, maar ook niet te krap in je personeel zit. Voorkom leegloop. Train je personeel op vlot werken. Het grote risico is, dat aandeelhouders een hoger rendement eisen. Bezuinigen op personeelskosten komt dan vaak naar voren. “Luxe” banen als activiteitenbegeleiders of geestelijke verzorging, dat kan toch wel minder. Er wordt nu al heel veel gebruik gemaakt van vrijwilligers. Hun werk is waardevol. Het geeft een betere sfeer. Maar zelfs het op het oog eenvoudige werk van de maaltijden rond brengen vergt een zekere scholing. Bezuinigen op schoonmaak kan gemakkelijk de hygiëne in gevaar brengen. Als de organisatie van het werk optimaal is, valt er op de personeelskosten niet meer te bezuinigen zonder de kwaliteit aan te tasten.
Eigenlijk moet de macht van de aandeelhouders van een ziekenhuis beperkt zijn. Hun behoefte aan kostenbesparing mag nooit tot aantasting van de kwaliteit van de zorg leiden. Of een ziekenhuis jaar in jaar uit winstgevend geëxploiteerd kan worden is nog maar de vraag. Als de winstgevendheid tegenvalt zullen weinigen bereid zijn in een ziekenhuis te investeren. Als de winstuitkeringen van een ziekenhuis hoog zijn, kunnen mensen gaan vrezen, dat dat gaat ten koste van de kwaliteit van de zorg. Ze kiezen dan voor een ander ziekenhuis en weg is de winstgevendheid. Het plan van de VVD minister zou dan op drijfzand zijn gebouwd.
Jaargang 7, Nr. 315.