Archive for november, 2013

Duurzaam leven

vrijdag, november 22nd, 2013

GOED VOORBEELD DOET GOED VOLGEN

Morgen doe ik mee met de Open Dag, die door GroenLinks landelijk wordt georganiseerd. Bezoekers kunnen mijn zonneboiler en zonnepanelen bekijken. Ik hoop, dat mijn voorbeeld en dat van vele anderen in Odijk ertoe zal leiden, dat in Odijk op veel meer daken zonnepanelen verschijnen. In de Volkskrant las ik deze week een stuk, waarin werd aangetoond, dat goed gedrag niet zo zeer wordt opgewekt door straf voor slecht gedrag of door beloning van goed gedrag, maar doordat door het goede voorbeeld mensen bijna automatisch het goede voorbeeld volgen. Het erbij horende voorbeeld betrof het zwerfvuil op straten. Op straat waren groene voetstappen naar de prullenbak geschilderd. Daar moet je naar toe met je afval. De hoeveelheid zwerfvuil verminderde met de helft. Het omgekeerde is ook waar. Jaren geleden had ik de leiding van een groep vrijwilligers bij een massaal kampeergebeuren. Tijdens een pauze werd er veel koffie gedronken en de bekertjes werden gewoon neergesmeten. Wij ruimden daarna alles op. Het was de eerste keer, dat de medewerkers van het kampeercentrum niet nog weken bezig waren de rotzooi weer op te ruimen.

Maar het ging over zonnepanelen. Het huis, dat wij al 46 jaar bewonen is gebouwd voor het aardgastijdvak. Toen wij er in 1967 in kwamen was er net aardgas. We hadden een gashaard in de zitkamer, een smalle witte gaskachel in de woonkeuken, een wandkachel op de gang en een wandkachel op mijn werkkamer. Toen het niet lukte een groter huis te vinden, besloten we tot een ingrijpende verbouwing. Daarbij hoorde dubbelglas, spouwisolatie, isolatie tussen de slaapkamers en de vliering en centrale verwarming, gecombineerd met een gasboiler.

In 1992 kwam de zonneboiler. Het dak van de aanbouw ligt vrijwel op het Zuiden. Een apparaatje in de collector op het dak geeft een seintje door aan een kastje en dan wordt de pomp ingeschakeld, die water naar boven stuwt, waar het door de collector loopt en door de zon wordt opgewarmd. Als het soms gloeiend hete water terugstroomt, loopt het via een buizenstelsel door een vat met tapwater, dat dan door de hete buizen verwarmd wordt. Als het warmer wordt dan 80° Celsius stopt de pomp en loopt het water uit de collector terug naar een opvangvat. Ik heb het deze zomer weer een keer kunnen constateren. Je moet bij installatie wel opletten of het vermogen van de pomp voldoende is om het hoogteverschil naar het dak te overbruggen. In 1998 bleek de Cv-installatie versleten en bovendien werd de aanschaf van een Hr-ketel gesubsidieerd. De zonneboiler werd aan de Hr-ketel gekoppeld. Als de zon het tapwater niet of onvoldoende opwarmt, gaat er een kraantje open en wordt het tapwater door het warme water van de Cv verwarmd, maar het wordt niet zo warm als bij de zonneboiler.

Intussen waren in 1993 acht zonnepanelen op hetzelfde dak geplaatst. Dat is dus twintig jaar geleden. Als ‘early adapter’ had ik het nadeel, dat het rendement nog niet zo hoog was. Tegenwoordig wordt veel meer zonlicht omgezet in elektriciteit. De acht panelen kunnen in theorie 880 pW opwekken, maar dat halen ze nooit. Bij hoge zonnestand, een heldere atmosfeer en een wolkeloze lucht haal je zo’n 640 pW. Dan zie ik de schijf van de meter de andere kant opdraaien. Als er ten minste niet tegelijk met de elektrische oven gewerkt, wordt. Met die panelen op het dak ben je er nog niet. Er is een omvormer nodig, die van de gelijkstroom wisselstroom maakt en je hebt in de meterkast een aparte groep voor deze installatie nodig. Het was nog een hele klus om de verbinding tussen de omvormer en de meterkast te maken. Ik schat, dat ik met deze oude installatie een 15% lagere energierekening (gas en elektriciteit) scoor. Moderne installaties doen het veel beter. Je kunt voor hetzelfde geld ook meer panelen aanschaffen. Het financiële rendement ligt in ieder geval hoger dan wanneer je je spaargeld ongebruikt op de bank laat staan.

Er ontbrak nog een stuk isolatie, namelijk de vloerisolatie. Die is er in 2010 gekomen. Soms droom ik van een huis, dat in alle opzichten veel beter geïsoleerd is met meer zonnepanelen en een grotere zonneboiler in combinatie met warmteopslag in de grond. Daarbij wordt het huis in de zomer gekoeld door koel grondwater. Dan krijg je een nul-energiewoning. Mijn kleinkinderen mogen die droom waar maken en het goede voorbeeld van opa volgen.

Jaargang 6, Nr 292.

Indrukwekkend

vrijdag, november 15th, 2013

OSKAR KOKOSCHKA MENSEN EN BEESTEN

Boijmans van Beuningen in Rotterdam presteert het keer op keer om met indrukwekkende tentoonstellingen te komen. In 2008 schreef ik over Charley Toorop en in 2012 over De Weg naar van Eijck. Nu is daar de tentoonstelling van Oskar Kokoschka, in Oostenrijk geboren maar eigenlijk een wereldburger geworden. In een achttal episoden geeft de tentoonstelling een beeld van de schilder. Het zijn hier vooral portretten en schilderingen van dieren, maar Kokoschka is op meer terreinen actief geweest.

Oskar wordt op 1 maart 1886 geboren in Pöchlarn aan de Donau in de Wachau, een van de meest schilderachtige gebieden van Oostenrijk. Vader Gustav is handelsreiziger in juwelen en komt uit een Praagse familie van goudsmeden. Moeder Maria Romana is de dochter van een boswachter uit Stiermarken. Het gezin verhuist al snel naar Wenen. Oskar groeit daar op, volgt de middelbare school en krijgt op voorspraak van zijn tekenleraar een beurs voor de Kunstgewerbeschule, waar hij op 1oktober 1904 begint. De tentoonstelling wijdt eerst aandacht aan producten uit die tijd van opleiding. In 1908 en 1909 kan hij voor het eerst zijn werk tijdens de Kunstschau laten zien. Hij schrijft dan ook al toneelstukken. Hij komt in contact met zijn beschermer Adolf Loos. In Berlijn wordt hij medewerker van Herwarth Walden, uitgever van het tijdschrift Der Sturm. Terug in Wenen ontmoet hij Alma Mahler, de weduwe van de componist Gustav Mahler. Er volgt een korte stormachtige liefdesaffaire. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt neemt hij vrijwillig dienst. Hij raakt gewond en heeft het ook geestelijk moeilijk Uiteindelijk komt hij in Berlijn. Met de actrice Käthe Richter gaat hij naar Dresden. Hij schrijft weer veel toneelstukken. Hij is even in Berlijn, maar wordt dan aan de academie van Dresden benoemd. Daarna gaat hij naar Wenen.. Hij reist veel; Parijs, Spanje, Portugal, Nederland, Londen. Tussen 1928 en 1930 door het Middellandse Zeegebied. Zijn werk valt niet goed bij de Nationaalsocialisten, die spreken van “Ontaarde kunst”. In Praag ontmoet hij zijn toekomstige echtgenoot Olda Palkovska. Vanuit Praag vluchten zij in 1939 naar Londen. In 1951 gaat het paar in Zwitserland wonen. Hij overlijdt op 22 februari 1980 in Montreux. De catalogus van de tentoonstelling bevat een uitgebreide levensbeschrijving.

Van enkele onderdelen van de tentoonstelling was ik bijzonder onder de indruk. De tweede afdeling van de expositie toont een groot aantal portretten in olieverf. De gezichten zijn zeker niet levensecht geschilderd, maar met forse penseelstreken in allerlei kleuren. Op mij maken ze een krachtige indruk. Kokoschka probeert ook iets van het karakter te laten zien. Je voelt, dat het vaak krachtige persoonlijkheden zijn. Behalve de kop krijgen ook de handen veel aandacht. Ze worden vaak te groot geschilderd en ook weer met ruwe penseelstreken. Af en toe zijn ze verkrampt alsof er sprake is van reuma. Het zijn geen schilderijen, waar je zo maar aan voorbij loopt. Maar zijn tekeningen in potlood, zilverstift of houtskool zijn veel fijner en soms weet hij met weinig lijnen de karakteristiek van een gezicht zeer mooi te treffen.

Zijn affaire met Alma Mahler vind je terug in een aantal schilderijen, aquarellen en tekeningen. Hij toont zich zeer onder de indruk van deze schoonheid, maar als het voorbij is komt ook de boosheid over de breuk tot uiting.

Kokoschka was ook een tijd politiek geïnteresseerd. Hij wilde veel belangrijke politieke figuren uit zijn tijd tekenen. Ik was erg getroffen door fijnzinnige tekeningen van Konrad Adenauer en Golda Meir.

De tentoonstelling is buitengewoon instructief. Je krijgt een goed beeld van een bijzondere persoonlijkheid en van de twintigste eeuw met al die kunststromingen maar ook twee wereldoorlogen en daartussen een interbellum. Ik was er diep van onder de indruk. Aanbevolen!

Jaargang 6, Nr. 291.

We hebben er geen boodschap aan

vrijdag, november 8th, 2013

OUDE VERHALEN

Een van mijn vorige blogs ging over de discussie rond Zwarte Piet. Ik probeerde het karakter van de H. Nicolaas te schetsen aan de hand van enkele van de vele legenden over deze heilige bisschop van Myra. Een van de reacties stelde, dat de jongelui uit Amsterdam geen boodschap hebben aan die oude verhalen. Zo’n opmerking komt niet onverwacht, maar zet je wel weer aan het denken.

Een medeblogger schreef een uitstekend stuk over de verruwing in taalgebruik en omgangsvormen in de media. Hij gaf een uitgebreide beschrijving, maar kwam (nog) niet toe aan een zoektocht naar de oorzaken.
Ik heb er zelf niet zo’n last van. Als je een tiener terecht wijst, ben je er op voorbereid, dat ze een brutaal antwoord geven en dan weet ik ze behoorlijk op hun nummer te zetten. Als collectant maak ik het af en toe mee, dat mensen gewoon niet open doen. Ik vind dat reuze onbeschoft. Anderzijds kan ik mij goed voorstellen, dat mensen tegenwoordig in financiële problemen zitten. Sommige zeggen dat ook: “Sorry, maar het komt nu niet zo uit.”

Terug naar mijn uitgangspunt. Die oude verhalen, ook veel Bijbelse verhalen geven geen historische werkelijkheid weer. Ze zijn niet echt gebeurd. Voor mij is dat ook niet belangrijk. Over mensen die alles uit de Bijbel letterlijk als letterlijke waarheid opvatten gaan we het nu niet hebben. De waarde van die verhalen is, dat je er iets uit kunt leren. Dat heb je ook met fabels en sprookjes. Als je die oude verhalen als onzin terzijde schuift, geen oog hebt voor de lessen in die verhalen, dan kan dat je gedrag beïnvloeden. Het hoeft niet. Mensen kunnen ook geïnspireerd worden door de werkelijkheid van vandaag. Er lopen heel wat inspirerende figuren rond op deze planeet. Zo kunnen Islamitische jongeren zo sterk beïnvloed worden door wat ze op internet lezen, dat ze jihadstrijder in Syrië worden. Verhalen van vandaag kunnen je op een verkeerd spoor zetten. Er zijn ook jongeren, die ontwikkelingswerk gaan doen in de Derde Wereld of hier in Nederland vrijwilliger worden in een daklozenopvang. Ze hebben erover gelezen en zijn er door gegrepen. Mensen erkennen dat ook. Ik herinner mij een bijeenkomst, waar de vraag werd gesteld wie of wat hen tot hun politieke keuze had gebracht. Bij vrijwel iedereen was er een inspirerende persoon, die zij hadden ontmoet en die had gezorgd voor een koersverandering in hun leven. Hoe kan het dan, dat er zoveel mensen zich zo onbeschoft gedragen, zich nergens iets van aantrekken en gewoon doen of zeggen, waar zij zin in hebben zonder met een ander rekening te houden?

Als je dit zo stelt, is de reactie vaak, dat zulke klachten van alle tijden zijn. De jeugd van vandaag is zo hufterig en de reactie is dan, dat het vroeger niet anders was. Frits Spangenberg en Martijn Lampert zijn onderzoekers van het Bureau Motivaction. Ze onderscheiden een achttal motivatiegroepen onder de bevolking die zich elk door kenmerkende motieven voor hun gedrag laten onderscheiden. Bij opeenvolgende generaties zie je sommige motivatiegroepen krimpen en andere toenemen. De jongste generatie, de grenzeloze generatie genoemd, kent maar heel weinig postmaterialisten (2%), die bij de aanhang van GroenLinks juist veel voorkomen. Ook de moderne conservatieven  en de traditionele burgerij is slecht vertegenwoordigd. Van de grenzeloze generatie behoort 25% tot de gemaksgeoriënteerden, 24% tot de opwaarts mobielen en 18% tot postmoderne hedonisten. Met 16% is de moderne burgerij bij deze jonge mensen ondervertegenwoordigd. evenals met 11% de kosmopolieten.

De grenzeloze generatie wordt zo genoemd omdat velen van hen geen grenzen kennen. De oorzaak hiervan zou weer zijn, dat hun ouders hen tijdens hun opvoeding geen grenzen gesteld hebben. Geen grenzen wat betreft consumptie, maar ook geen grenzen in hun gedrag naar de samenleving en naar hun medeburgers. Ze doen maar waar ze zin in hebben. We kijken eerst naar de groep buitenstaanders of afzijdige burgers.

Trefwoorden bij de nieuwe burgerij zijn statusgevoelig, consumeren, genieten, luxe, comfort, jezelf verwennen, winkelen, wandelen, sporten, maar ook streven naar zekerheid, bang de goede naam te verliezen, familie en vriendenkring van belang, maar voelt zich door de maatschappij in de steek gelaten en is politiek en maatschappelijk weinig actief.
De gemaksgeoriënteerden streven naar een zorgeloos, Plezierig en comfortabel leven. Ze stellen geen hoge eisen aan zichzelf en streven niet naar verheven immateriële doelen. Willen een gezellig gezin met kinderen. Niet zo hoge banen. Willen ook niet hogerop. Leven zo gemakkelijk mogelijk. Simpele vrijetijdsbezigheden. Nauwelijks politiek of maatschappelijk georiënteerd. Niet zo tevreden met zich zelf en vatbaar voor populistische politici. Twee groepen, waar we als maatschappij niet zo veel aan hebben. Maar samen vormen ze wel twee vijfde van de jeugdigen onder de nu 28.

De andere ruim twee vijfde van deze jongeren zijn de opwaarts mobielen en de postmoderne hedonisten. Ze worden gezien als de pragmatisch wat afwachtend ingestelde burgers.
De opwaartsmobielen  zijn jonge carrière gerichte individualisten. Fascinatie voor sociale status, nieuwe technologie, risico en spanning. Leven om te werken. Het traditionele gezin vinden ze de ideale leefvorm. Scheppen graag op over hun spectaculaire belevenissen. Partners kunnen langs elkaar heen leven. Vinden, dat iedereen hard moet werken en voor zich zelf moet zorgen. Ze vormen 24% van de jongeren.
De postmoderne hedonisten goed opgeleide jonge pioniers van de belevingscultuur, die breken met traditionele opvattingen. Individualistisch, onafhankelijk. Ze verwachten veel van de toekomst en staan open voor veranderingen in de maatschappij. Ze laten anderen met rust en willen met rust gelaten worden. Staan relativerend tegenover alles. Veel uitgaan en veel sporten. Erg op zich zelf gericht en gaan niet snel een gezin stichten. Stadsmensen.

Vind je nu ergens een open staan voor de traditionele waarden van onze samenleving? Nauwelijks. Zullen die oude verhalen hen erg boeien? Lijkt mij niet. Zullen zij zich veel gelegen laten liggen aan de maatschappij en aan mensen in hun omgeving? Wel een beperkte vriendenkring, maar daarbuiten nauwelijks. Voelen zij zich geremd als ze aan het twitteren zijn? Neen. Op deze mensen moet Nederland straks steunen. Dan zal er toch wat aan ze moeten veranderen.

Jaargang 6, Nr. 290.

 

Kerksluiting doodt een gemeenschap

vrijdag, november 1st, 2013

FEEDBACK VOOR KARDINAAL EIJK

Kennelijk voelt onze aartsbisschop zich aangesproken door de brief, die de Romeinse Congregatie voor de Clerus heeft gezonden naar de bisschoppen in Engelstalige landen. Ik wijdde er op 9 augustus 2013 een column aan. Bisschop Eijk schreef op 25 oktober een vrome en ogenschijnlijk begripvolle brief aan de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers van het Aartsbisdom Utrecht. In die brief gaat hij geheel voorbij aan de werkelijkheid van kerken met voldoende vrijwilligers, voldoende inkomsten, een heel behoorlijk kerkbezoek bij de weekendvieringen en een flinke reserve, die dan toch de mededeling krijgen, dat het parochiebestuur de kerk wil sluiten. Misschien zijn sommige medewerkers overijverig of hanteren ze keiharde zakelijke argumenten in strijd met de kerkelijke regels. Bisschop Eijk veronderstelt, “dat het parochiebestuur zorgvuldig te werk gaat, de besluitvorming goed voorbereidt en de vereiste procedures volgt”. Er is een pastoor, tevens regionaal vicaris, die van de elf kerken in zijn parochie er graag maar één open houdt. Daarbij schrijven de regels voor dat wordt uitgegaan van de plaatselijke situatie en daar is geen sprake van. De situatie in de parochie als geheel mag geen uitgangspunt zijn. In zijn brief gaat bisschop Eijk zelf duidelijk over de schreef als hij schrijft: “De parochiebesturen baseren het noodgedwongen besluit om een kerk af te stoten op de lokale situatie en op de verwachtingen voor de toekomst wat betreft financiën, kerkbezoek, aantallen vrijwilligers, onderhoudskosten, enz.” De verwachtingen voor de toekomst mogen nooit uitgangspunt zijn, schrijft de Congregatie voor de Clerus.

Het denken over kerkgebouwen is bij Bisschop Eijk nogal tweeslachtig. In zijn brieven aan de pastores wordt voortdurend de nadruk gelegd op het sacrale karakter van een kerkgebouw. De kerk is het Huis van God. Daar past slechts een zeer eerbiedige houding. Het liefst ziet hij er alleen gewijde pastores voorgaan in de vieringen. Pastorale werk(st)ers worden er met moeite geduld. Leken horen eigenlijk niet op het altaar thuis. Het beeld van de gelovigen als één priesterlijk volk, dat samen met de pastor gemeenschap viert ontbreekt daarbij. In de brief is die sacrale ruimte slechts een massa stenen, die als een molensteen om de hals ons de diepte in trekt en ons laat verdrinken. Wij moeten ons niet vastklampen aan een gebouw, maar steun zoeken bij de Heer en bij elkaar. Hier blijkt zo heel duidelijk, dat de bisschop weinig kijk heeft op menselijke relaties en de voorwaarden voor een hechte gemeenschap. Hij kijkt ernaar met de blik van een moderne manager, die om economische redenen bedrijven samenvoegt zonder oog te hebben voor de verschillen tussen groepen mensen. Als ik in mijn eigen omgeving kijk, dan zie ik dat de drie geloofsgemeenschappen op allerlei terreinen al samenwerken. Maar daar waar het echt gaat om er te zijn voor elkaar, zorg te hebben voor elkaar, begrip op te brengen voor specifieke moeilijkheden zoals in pastorale zorg en bij het bezoekwerk gebeurt dat in het eigen dorp rond de dorpskerk. Het zijn de eigen vertrouwde mensen, die op bezoek komen en luisteren en zo nodig helpen. Die zorg voor elkaar komt ook tot uiting in het samen vieren en misschien nog meer in het samen koffie drinken en praten en luisteren en afspraken maken en nieuwtjes uitwisselen. Je kunt natuurlijk best een Eucharistieviering in een andere kerk meemaken en de Bunnikers, die naar Odijk komen zijn van harte welkom en voelen dat ook. Dingen samen doen zoals de fietstochten of de volleybalvereniging of de Scoutinggroep of een lokale politieke partij dat kan, maar daarmee heb je nog geen gemeenschap van Bunnik en Odijk samen. Om over de Vergeten Hoek maar te zwijgen. Om samen gemeenschap te vieren, dingen samen te doen in een dorp of wijk heb je een ruimte nodig. Gemeenschappen, die bij elkaar willen blijven als hun kerk tegen hun wensen in gesloten wordt wijken uit naar de aula van een school of een zaal van het dorpshuis. Die ruimte voor een geloofsgemeenschap is nodig, zoals een schoolgemeenschap niet zonder schoolgebouw kan en een gemeente niet zonder gemeentehuis en een sportvereniging niet zonder sporthal. Voetballers spelen hun spel op een voetbalveld, maar de kantine is voor het clubgevoel wezenlijker dan de groene grasmat.

Waren de bisschoppen maar getrouwd en hadden ze maar kinderen en kleinkinderen, dan zouden ze misschien meer gevoel hebben voor gemeenschap. Ik zie het bij veel families gebeuren. Als vader en moeder zijn weggevallen, wordt het veel moeilijker de familieband te handhaven. Het gezamenlijk ontmoetingspunt is weg gevallen. Bij alle publicaties over de problematiek van de kleine kernen zie je weer hetzelfde. Als de gemeenschapsruimte wegvalt, gaat de gemeenschap pas echt kapot.

Met schrik constateert de bisschop dat in 2012 het kerkbezoek met 9% daalde. Zou het sluiten van kerken en de dwang om de vieringen naar de zaterdagavond te verplaatsen daarvan de oorzaak zijn? Dit beleid veroorzaakt een neerwaartse spiraal.

Jaargang 6, Nr. 289.