Wat legt de gelovige zijn seculiere landgenoot in de weg?
Discussie over de betekenis van religie voor de samenleving en de relatie tussen politiek en religie krijgen veel aandacht. Ook in De Volkskrant, waarin August Hans den Boef zijn religieus denkende landgenoten tot bescheidenheid maant. Ik ben een van die Nederlanders voor wie religie een belangrijke rol speelt in zijn leven. Ik ben echter geen aanhanger van een religieuze partij, evenals vele andere gelovigen. Een eerste fout van Den Boef is, dat hij meent, dat alleen zich christelijk noemende partijen voor christelijke idealen opkomen. In veel gevallen doen vooral de linkse partijen dat veel meer.
Den Boef meent ook, dat gelovigen in Nederland een minderheid vormen. De laatste gegevens daarover tonen aan, dat hij ongelijk heeft. Veel van die gelovigen hebben geen band meer met een kerk. Mensen, die zeggen niet in een God of het Goddelijke te geloven kunnen zich terecht atheïst noemen. Zij vormen in Nederland zo’n 15 tot 20% van de bevolking. Mensen, die het niet weten, ook 15 tot 20% noemen we agnosten. Maar atheïst of agnost zijn wil nog niet zeggen, dat iemand de standpunten van Den Boef deelt.
Hij beweert, dat er in Nederland eeuwenlang weinig consideratie is geweest met andersdenkenden. Kort na de Hervorming oefenden predikanten met steun van de overheid nogal wat dwang uit. Vaak had dat ook een politieke achtergrond. Vrees voor de Spanjaarden en later ook strijd om de macht, zoals tussen Maurits en Oldenbarnevelt. Maar al vlug konden allerlei religieuze groepen hun geloof uitoefenen al was het voor de rooms-katholieken in schuilkerken. Het handelsbelang ging voor. Er bestond dus steeds een zekere vrijheid van godsdienst en er was tolerantie. Waar gelovigen terecht bezwaar tegen maken is de toenemende intolerantie tegenover religieus geïnspireerde opvattingen. Het luidkeels verkondigen van gelovige opvattingen is niet het anderen willen dwingen, maar de gewone vrijheid van meningsuiting. Net zoals Den Boef zijn meningen in De Volkskrant mag openbaren, zo mag een christen of een Jood of een Islamiet dat evenzeer.
De Boef onderscheidt dan een drietal categorieën van opvattingen. Tot de eerste categorie behoren opvattingen, die de inhoud van het geloof betreffen. Hij kan zich voorstellen, dat Joden en Islamieten volgens hun religieuze voorschriften willen slachten, hun jongetjes willen besnijden en hij snapt, dat sommige ambtenaren van de burgerlijke stand in het homohuwelijk geen huwelijk zien en er niet voor voelen dat te registreren. Op zich hebben anderen daar geen last van.
Een tweede categorie vormen de financiële voorrechten, die gelovigen zouden genieten. Daar komt de kinderbijslag aan. Wat twintigste-eeuws! Den Boef vindt het maar niets te moeten betalen voor de vijf kinderen van een gelovig echtpaar. Ik neem aan, dat hij 67 jaar oud de AOW-uitkering niet zal weigeren, waar die vijf kinderen aan hebben bijgedragen en zijn nul of een of twee kinderen in mindere mate. De gemeentelijke bijdrage aan het vervoer naar een bijzondere school van de eigen richting noemt hij bizar. Maar als Den Boef ’s nakomelingen geen openbare of bijzonder neutrale school in de buurt hebben, dan kunnen de ouders daarvoor een vervoersbijdrage claimen. Je kunt toch niet verwachten, dat Den Boef ’s nakomelingen onderwijs op een bijzondere school met religieuze achtergrond zouden moeten volgen.
De derde categorie omvat zaken als de Zondagswet en de winkelsluiting en allerlei ethische kwesties. Den Boef zou zich eerst eens moeten afvragen of veel religieuze taboes geen rationele achtergrond hebben. Een rustdag per week lijkt mij toch heel gezond en dan graag samen met je familie en je vrienden, want in je eentje voetballen lijkt me niet zo handig. Terecht hebben vakbonden en middenstandsorganisaties veel moeite met de mogelijkheid om op zondag te winkelen. Maar het liberale denken leidt ertoe, dat mensen voor zich zelf alle vrijheid opeisen, ook als dat ten koste gaat van de vrijheid van anderen. Wat de ethische kwesties als abortus, euthanasie, hulp bij zelfdoding betreft; het beëindigen van leven is niet zo maar wat. Daar past duidelijke regelgeving bij en altijd moet misbruik voorkomen worden. Aartsbisschop Eijk hoorde ik orgaandonatie de hoogste vorm van naastenliefde noemen.
Steeds vaker lees ik, dat een democratisch aangenomen wet altijd gehoorzaamd moet worden. Gelovigen mogen niet claimen boven de wet te staan, schrijft Den Boef aan het slot van zijn artikel. Ik kan Den Boef nu al meedelen, dat ik een wet, die strijdig is met mijn geloof niet zal gehoorzamen. Ook niet als daar een straf op staat. Als je op de manier van Den Boef door redeneert, dan wordt zijn kleinzoon een nieuwe Nero. Scheiding van Kerk en Staat behoort naar twee kanten te wijzen. De Kerk mag de Staat niets voorschrijven. De Staat mag de Kerk wat betreft de inhoud van het geloof, de kerkelijke wetten en voorschriften niets voorschrijven. Maar beide mogen voluit gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting.
Jaargang 5, Nr. 247.