DE ERFENIS VAN DE TEXTIELBARONNEN
Als ik door een landschap wandel of fiets of per auto, bus of trein rijd, dan ben ik bijna altijd bezig het landschap te bekijken en te analyseren. Dat is wel eens vermoeiend voor de anderen in mijn gezelschap, maar mijn vrouw is er al zo lang aan gewend, dat het een vanzelfsprekendheid is geworden. Als je zo naar het landschap kijkt, zie je meer en weet je ook wat je ziet. Zo wordt aan wandelen een extra dimensie toegevoegd.
Dit keer waren we bijna drie dagen in Twente en verbleven in een niet te groot hotel met een prima keuken bij het dorp De Lutte. Het ligt aan de voet van de stuwwal van Oldenzaal, een Noord-Zuid verlopende heuvelrug, waarin keileem en riviergrind en zand door het ijs in het Saalien gestuwd zijn. Het Saalien is de een na laatste ijstijd. Het hoogste punt is de Tankenberg, zo’n 85 M boven NAP. Door de slecht doorlaatbare keileemlagen in de ondergrond vind je op de hellingen van de stuwwal tal van bronnen. Dus zie je en hoor je ook veel beekjes in kleine dalletjes. De bredere dalen zijn vooral sneeuwsmeltwaterdalen.
Oostelijk van de stuwwal ligt het dal van de Dinkel. Het is diep uitgeschuurd door de ijstong, die de stuwwal omhoog stuwde en daarna opgevuld, vooral met dekzand. Het geeft een licht golvend reliëf.
Plaatselijk is door ontbossing en te veel afplaggen van de heide het zand gaan stuiven en zo ontstond het Lutterzand. Op zich niet zo bijzonder, ware het niet, dat de Dinkel er langs stroomt en al meanderend de stuifduinen heeft ondergraven, zodat er steile oevers ontstonden, waar je de bodemvorming, heidepodsol, en geologische afzettingen fraai kunt zien.
Dat oude dekzandlandschap is al heel lang in gebruik bij de landbouw. Door het Saksische erfrecht erfde alleen de oudste zoon en de oude boerderijen zijn dan ook van grote omvang. Vakwerkbouw zie je niet veel meer, maar wel de typische gevels met verticale planken en een kruis op de nok van het dak. Rondom die boerderijen had je akkers met struikenwallen. Zo ontstond een coulisselandschap. Soms kom je opeens in een saai vlak landschap met kaarsrechte verkaveling. We zijn in een heideontginningslandschap beland.
Op die boerderijen werd vroeger veel aan huisnijverheid gedaan: spinnen en weven. Uit die huisnijverheid is de Twentse textielindustrie ontstaan, waarvan nog een klein aantal gespecialiseerde bedrijven resteren. De eigenaren van die fabrieken hebben fraaie landgoederen gesticht. Die maken het landschap nog aantrekkelijker voor de wandelaar of de fietser. Sommige van die landgoederen zijn nu in het bezit van Natuurmonumenten.
De oude welvaartsbronnen geven nog maar weinig mensen werk. Heel wat boerderijen zijn ‘woonboerderijen’ geworden of er zijn in het agrarische landschap fraaie landhuizen verrezen. Er wordt nog steeds gebouwd in het buitengebied. Twente heeft nu een andere economische structuur. Al wandelend viel ons op, dat het gebied een toeristische inrichting heeft gekregen: veel wandel- en fietsroutes, een fietsnetwerk met knooppunten, fietspaden, borden met uitleg over wat er te zien is, rustbanken en picknicktafels en een goed functionerende VVV. De vroegere internationale verbinding, de Bentheimerstraat van Oldenzaal naar Duitsland is een aaneenschakeling van hotels en restaurants, die zich nu meer richten op toerisme en congressen. Ook steunend op de Technische Universiteit Twente is er moderne industrie ontstaan. Al die nieuwe werkgelegenheid heeft het vertrek uit het gebied sterk verminderd. Twente ontbreekt in het lijstje van krimpgebieden.
Na drie dagen wandelen kwamen we met een voldaan gevoel weer thuis. Wat een geluk: een paar dagen vrijwel droog en geen afspraken. Pensionado’s met een Zwitser leven gevoel; ze bestaan echt!
Jaargang 3, Nr. 139.