Archive for oktober, 2009

Vrouwenemancipatie in een krimpende arbeidsmarkt

vrijdag, oktober 30th, 2009

WAAROM MOETEN GEHUWDE VROUWEN WERKEN? 

Toen ik in 1952 begon te werken, waren werkende moeders van mijn leerlingen een uitzondering. Vader werkte voor de kost en moeder zorgde voor de vaak niet weinige kinderen. Toen mijn vrouw en ik huwden, was dit huwelijk een reden voor haar ontslag. Vooral in de betere standen was het werk voor een gehuwde vrouw niet passend en zo werd niet werken voor een gehuwde vrouw de norm. Een jongeman werd gevraagd naar zijn perspectieven als hij om de hand van een dochter kwam vragen. Hij moest immers vrouw en kinderen kunnen onderhouden. Een ongehuwde vrouw werd met enig medelijden bezien en ongehuwde intellectuele vrouwen werden blauwkousen genoemd. 

In de zeventiger jaren begon dit te veranderen. De pil werd vrijwel algemeen gebruikt. De gezinnen werden kleiner. Doorwerken na een huwelijk en met kinderen werd goed mogelijk. Oudere vrouwen met studerende kinderen, die nooit behoorlijk voortgezet onderwijs hadden kunnen volgen, gingen naar de “Moedermavo” en verder. Hulpmoeders op school beschouwden hun vrijwilligersbaantje als een mooie opstap naar betaald werk. En zo zagen we steeds meer gehuwde vrouwen met kinderen in een baan stappen. Het onderwerp kwam in mijn lessen aan de orde. Vrouwenorganisaties waren vol van deze vrouwenemancipatie en dan zei ik in een klas met de nodige meiden, dat al die werkende vrouwen niets te maken hadden met emancipatie, maar dat het gewoon een zaak was van te weinig aanbod van mannen op de arbeidsmarkt. De vrouwen waren gewoon hard nodig om het werk te doen. Daar zaten helemaal geen emancipatie-idealen achter. Soms hapte een meisje. Mijn bedoeling was vooral om de meiden bewust te maken van de werkelijkheid. Een andere keer wees ik er op, dat in sommige sectoren het aandeel van de vrouwen enorm steeg. In het onderwijs bijvoorbeeld. Maar dat waren en zijn dan vooral die sectoren waar de beloning niet al te best is. Als je zei, dat je in het onderwijs werkte, werd je meewarig aangekeken. Veel Havo-leerlingen met “pretpakketten” gingen naar de Pabo en daaronder steeds minder jongens. Veel geld verdienen werd het ideaal en we zien vandaag de gevolgen voor het onderwijs. 

Toch dames (en heren) zit hier een belangrijke les in. Vrouwen kunnen aan de slag als er tekorten zijn op de arbeidsmarkt. In de komende jaren krimpt de arbeidsbevolking. Gelukkig studeren steeds meer meisjes in het wetenschappelijk onderwijs en het Hbo. Die zijn hard nodig om alle vacatures te vervullen, waar zo’n opleiding wordt gevraagd. De dames zijn nu ook nodig in de beter betaalde sectoren. Kunnen ze nu ook doorstromen naar de topfuncties? Dat begint steeds meer beleid te worden. En toch lukt dat nog niet zo goed. Hoe bereid je je als vrouw voor op zo’n topfunctie? Hoe werk je aan een carrière? Hoe combineer je dat met een gezin met kinderen? Moeten topvrouwen worden als topmannen of kan er een specifieke vrouwelijke manier van leiding geven worden ontwikkeld, die even succesvol en toch anders is? 

En wat betekent dat voor de opvoeding thuis en voor het onderwijs en de keus van je hobby’s en het al vroeg beginnen een eigen netwerk te ontwikkelen. Meer aandacht voor leiderschapskwaliteiten? Hoe dan? En als vrouwelijk leiderschap toch anders werkt dan dat van mannen, hoe werken mannen en vrouwen dan samen?

Als gepensioneerde maak je die veranderingen in het werk niet meer mee. Je voelt het niet meer aan den lijve. Maar ik hoop het toch vanaf de zijlijn een beetje te kunnen volgen. Hoe doen oud-leerlingen het? Hoe zullen onze drie kleindochters zich ontwikkelen? Deze tijd is best interessant!

Jaargang 2, Nr. 34.

Groenlinks visiestuk: Zin in … seksuele vrijheid

vrijdag, oktober 23rd, 2009

DE ZIN VAN SEKSUELE VRIJHEID 

FEMNET, Roze Links en Dwars hebben samen een publicatie uitgebracht: “Zin in … seksuele vrijheid” met als ondertitel: “Visie en speerpunten op het gebied van seksualiteit van GroenLinks”. Het is ondanks de wat provocerende titel een heel ingetogen stuk geworden, zo sterk, dat je je af en toe afvraagt wat er nu eigenlijk bedoeld wordt en hoe breed sommige uitspraken nu eigenlijk bedoeld zijn. Het stuk is op de site van GroenLinks te vinden. Ga naar organisatie, naar werkgroepen en naar Roze Links.  

Al in de eerste zin nemen de drie auteurs de voor de hand liggende tegenwerping weg. Iedereen zou seksueel vrij moeten zijn ‘zonder daarbij de vrijheid van anderen te beperken of te schaden’. Jouw vrijheid wordt immers altijd begrensd door de vrijheid van anderen. Vervolgens worden vijf voorwaarden behandeld. De eerste voorwaarde “Vrijheid van dwang” wordt vooral opgevat als vrij zijn van seksueel geweld. Daarbij worden drie risicogroepen genoemd, namelijk kinderen, mensen in een sociaal isolement en mensen met een handicap. Misschien ligt het aan de samenstelling van de samenwerkende werkgroepen, maar heel veel seksueel geweld komt juist binnen een huwelijk of ander langdurend samenlevingsverband voor. Vooral als de vrouw, meestal het slachtoffer, zelf geen inkomen heeft, verkeert ook zij in een afhankelijke positie en kan dan binnen het huwelijk verkracht worden. Ook hier is het moeilijk de situatie tijdig te onderkennen en maatregelen te nemen. De ‘Blijf van mijn lijf’ huizen zijn er niet voor niets. 

Voorwaarde 2: ‘Vrijheid van schaamte en schuld’ roept eveneens vragen op. Mensen schamen zich meestal niet meer over hun seksualiteit, maar voelen wel een zekere gêne om er over te praten. Het is immers zo intiem. Je wilt je privacy beschermen. En toch is het beter bij de opvoeding van je kinderen heel open te zijn en dus over die gêne heen te stappen. Het is dus goed ouders en andere opvoeders daarbij te ondersteunen. Schaamte betreft veel meer je eigen gedrag als je daarbij je eigen normen of die van je partner hebt overtreden. Door jouw gedrag kun je je eigen relatie in gevaar brengen. Zeker als er kinderen zijn  lijkt mij het niet raadzaam je al te grote vrijheden te veroorloven. Daarover is het stuk niet duidelijk, behalve dan in die eerste zin, waar men zegt, dat de vrijheid van anderen niet beperkt of geschaad mag worden. Juist als kinderen niet het voorbeeld van elkaar liefkozende en liefhebbende ouders missen, is het moeilijk in hun eigen latere relatie tot liefhebben te komen. 

Het stuk is erg pessimistisch over de rol van de media. Ik denk, dat de houding van de ouders veel meer bepalend is. De media krijgen van van alles de schuld. Het zinloos geweld in onze steden, het consumentisme, de verminderde sociale cohesie of de seksuele moraal of het gebrek eraan, het is allemaal de schuld van de media. Maar steeds weer blijkt, dat kinderen heel goed in staat zijn onderscheid te maken. Misschien moet wel een andere groep genoemd worden, namelijk de vriendenkring, de peergroep. Daarbinnen bestaat wel vaak ernstige sociale dwang. Daar moet je niet te veel uit de toon vallen. 

Zo komen wij bij de vierde voorwaarde ‘Het recht op seksuele vorming’. Het is al heel goed, dat er niet gesproken wordt over seksuele voorlichting, want daarbij gaat het meestal vooral over biologische aspecten, over technieken en over risico’s. Bij seksuele vorming gaat het bovendien over relaties en over de betekenis van seks voor de ander en over de gevoelens van de ander. Dat alles kwam heel nadrukkelijk aan de orde in het “Sexproject” van mijn school, het Niels Stensen College in Utrecht. Het project werd steeds voorafgegaan door een ouderavond. Vervolgens waren er een week lang bijeenkomsten in grotere of kleinere groepen, soms gemengd en soms jongens en meisjes apart. Toen ik later bestuurslid was van het Katholiek Jongeren Bureau Utrecht – inmiddels wegbezuinigd – werden de ervaringen gebruikt om materiaal voor seksuele vorming te ontwikkelen, dat door kerkelijke jongerenwerkers gebruikt kon worden. Maar weinig leraren en jongerenwerkers zijn capabel om met dergelijk materiaal te werken. Daarnaast is het op scholen met veel Marokkaanse leerlingen vrijwel onmogelijk zo’n project te draaien. 

Daarom zou het goed zijn om dat recht op seksuele vorming wettelijk vast te leggen. Dat is de vijfde voorwaarde. Scholen zouden verplicht moeten worden samen met de ouders de seksuele vorming ter hand te nemen. Laat GroenLinks maar met een initiatief wetsontwerp komen, want van de huidige verantwoordelijk minister verwacht ik wat dit betreft niet veel. 

Mijn column zou te lang worden als ik ook het tweede deel van de publicatie zou bespreken, dat gaat over een tiental speerpunten van beleid. Voor mij is er alle reden lezing van dit stuk aan te bevelen en iedereen uit te nodigen flink te gaan werken aan de tien speerpunten. 

Jaargang 2, Nr. 33. 

Een crisis van waarden

zaterdag, oktober 17th, 2009

SCHAAMTELOOS RIJK 

Het draait allemaal om geld. De kranten staan vol met berichten en commentaren rond de AOW, de DSB en Willem Alexander en Maxima met hun droomhuis in Mozambique. Dat dacht ik al lezende. Tegelijk realiseerde ik me, dat het eigenlijk veel dieper zit. De waarde van een mens wordt tegenwoordig in geld uitgedrukt, soms heel letterlijk als het om loon of salaris gaat, maar ook waar het waardering en aanzien betreft. Wie weinig geld heeft telt in de huidige samenleving niet meer mee, althans voor velen.  

Ik moest weer denken aan het verhaal uit Marcus 10, dat ik afgelopen zondag hoorde: “Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” De ongelovigen kunnen hier lezen: “…. dan voor een rijke om een goed mens te worden.” Rijkdom is een gemene valkuil. Als je al veel geld bezit wil je steeds meer en wordt het steeds moeilijker er afstand van te doen ten behoeve van de gemeenschap of van de armen temidden van ons. Het geld geeft je zekerheid en status en luxe en een prettige woonsituatie ver van lawaai en stank en onrust en onveiligheid. Vooral bij een deel van de jonge mensen zie ik, dat ze ongeremd rijkdom nastreven als het gaat om studie- en beroepskeuze en om gedrag tegenover de baas en de collega’s. 

Als Willem Alexander en Maxima een villa laten bouwen in Mozambique wijkt hun gedrag niet af van wat “normaal” is bij de superrijken van deze wereld. Het nare is, dat zij bovendien een voorbeeldfunctie hebben. Ze legitimeren het gedrag van de rijke en welvarende burgers met hun tweede (derde en vierde) huizen overal in de wereld, die het heel gewoon vinden meermalen per jaar op vakantie te gaan en daarbij rustig te kiezen voor een bestemming in het Verre Oosten, Amerika of Zuidelijk Afrika. Daar zou de discussie over moeten gaan en niet over het feit, dat het de belastingbetaler zo veel kost. Want wie betalen voor hetzelfde gedrag van topdirecteuren van banken? Toch ook diezelfde belastingbetalers, die voor hun paar spaarcentjes nauwelijks nog rente krijgen. 

Toen ik nog les gaf, kwam bij de behandeling van de Derde Wereld altijd het ontbreken van een fatsoenlijk kredietsysteem aan de orde. Ik vertelde hoe de mensen daar waren overgeleverd aan woekeraars, hoe ze dan het kleine stukje grond ook nog kwijt raakten en als landarbeider moesten proberen te overleven als ze al niet tot schuldslavernij vervielen of hun kinderen als slaaf moesten verkopen. Daarom is het maar goed, dat er nu gewerkt wordt aan de oprichting van coöperaties en microkredieten. Maxima doet net als haar man Alex ook goede dingen! Ik realiseer mij nu, dat ik er impliciet van uit ging, dat de kredietverlening in Nederland fatsoenlijk geregeld was. Misschien was dat toen nog wel het geval, maar met name de liberalisering van de kredietmarkt heeft de misstanden in de hand gewerkt. Het werpt een schril licht op de altijd weer gehoorde roep uit VVD-kringen om meer liberalisering. 

Nu de komende jaren de beroepsbevolking gaat krimpen wordt het moeilijker om de groei van het BNP vol te houden. Het BNP per hoofd wordt tegelijk een nog slechtere maat voor de welvaart. De groeiende groep ouderen beschikt over heel wat spaarcentjes, vooral in de vorm van pensioen en een afbetaalde woning. De welvarende ouderen gaan dus aardig wat belasting betalen en naar mijn mening zou er weinig aan de hand zijn zonder de huidige financiële en economische crisis en de sterk gegroeide en nog groeiende staatsschuld. Tegenover die staatsschuld staat ook een sterk toegenomen staatsbezit, dat als de crisis wegebt nog sterk in waarde zal stijgen. De staatsschuld is eigenlijk niet echt een structureel probleem. Waarom dan langer werken? De AOW-premie en de pensioenpremies hoeven dan niet te stijgen, kunnen zelfs dalen, zeker het werkgeversaandeel. Is dus de gehele operatie een risicovol cadeautje voor de werkgevers? Het risico is, dat werkgevers zich minder zullen inspannen om het werk te rationaliseren en zo minder arbeidsintensief te maken. Dat is nu juist zo hard nodig bij een krimpende beroepsbevolking. Waar haal je anders de mensen voor de groeiende zorgsector vandaan? 

Wouter Bos zei het zelf. De 55-plussers zouden geen maatregelen meer kunnen nemen als ze nu verrast worden door langer werken. Zelf zou hij de komende jaren gaan sparen voor zijn oude dag. Dat is nu precies het smerige van de AOW-67-operatie. De rijken kunnen hun maatregelen nemen, maar al die mensen, die elke maand maar net rondkomen, kunnen dat niet of nauwelijks. De hele operatie is uiterst asociaal en vooral bedoeld om de welvaart voor de hogere inkomensgroepen zeker te stellen. Het merkwaardige is, dat juist veel jongeren vóór die maatregel zijn, terwijl zij zelf er het meest last van zullen hebben. Als je onder de 55 bent is het heel moeilijk om te beseffen wat het is om boven de zestig nog volop mee te draaien in het arbeidsproces.  

Overigens krijgen de werkgevers nog op een andere manier een cadeautje. Een van de oorzaken van de toegenomen leeftijdsverwachting is nu juist het eerder stoppen met werken. Ik zal het niet meer meemaken, maarreken maar dat straks de mensen heel wat minder gezond aan hun pensioen zullen beginnen en eerder zullen overlijden. Kan de pensioenpremie omlaag, ook voor de werkgevers. Het draait allemaal om het geld, inderdaad. Er is niet alleen een financiële  en een economische crisis. Er is ook duidelijk een crisis van waarden. 

Jaargang 2, Nr. 32.

Immigratie en neef-nichthuwelijken

vrijdag, oktober 9th, 2009

NEEF EN NICHT VRIJT LICHT 

In Nederland wordt een neef-nichthuwelijk afgeraden, maar wordt meestal wel toegestaan. En het komt vaker voor, dat een neef en een nicht elkaar aardig vinden en bij wat gestoei of geflirt wordt al snel het spreekwoord hierboven gebruikt. Recent kondigde het kabinet maatregelen aan tegen neef-nichthuwelijken. Die zouden niet langer erkend worden. In de berichtgeving werd niet vermeld of de bestaande neef-nicht-huwelijken tussen geboren Nederlanders voortaan niet meer erkend zouden blijven en of ook aan geboren Nederlanders toestemming voor een neef-nicht-huwelijk geweigerd zou worden. Om huwelijksmigratie te bemoeilijken zou de vrijheid van geboren en getogen Nederlanders aldus beperkt worden. 

Waarom worden neef-nichthuwelijken afgeraden? De kans op kinderen met een erfelijke ziekte of een erfelijke afwijking wordt dan groter. Dat zie je ook in geïsoleerde gebieden met weinig huwelijksmobiliteit. Door “inteelt” komen daar meer erfelijke ziekten en afwijkingen voor. 

Maar waarom heeft men dat in al die culturen, waar het neef-nichthuwelijk zelfs het voorkeurshuwelijk is nooit ontdekt? Daarvoor zijn twee redenen te noemen. In die culturen was er door slechte medische zorg en slecht en te weinig voedsel en slechte hygiëne altijd al een hoge zuigelingensterfte. Dat er wat meer kinderen door inteelt stierven, viel niet op. Daarnaast kan de inteelt ook omgekeerd werken. Heel positieve erfelijke factoren worden gecombineerd en zo worden uit een neef-nichthuwelijk uitzonderlijk begaafde kinderen geboren. Zo gaat men immers ook te werk bij het fokken van dieren of de selectie van zaden. De beste exemplaren worden gekruist en hoe nabijer de verwantschap hoe beter. Ik bedoel natuurlijk niet, dat dit bij mensen ook maar moet gebeuren al zijn er in Nazi-Duitsland wel selectiepraktijken geweest. Het lijkt mij meer een thema voor een enge sciencefictionroman.  

In nogal wat culturen is het neef-nichthuwelijk het voorkeurshuwelijk. Dat hangt samen met het daar bestaande clansysteem. De gehele bevolking behoort tot twee of meer clans. Binnen een clan mag niet gehuwd worden. Terwijl iemand hier zowel van vaders als van moeders kant familie heeft, komt het daar voor, dat men alleen tot de clan van de vader of alleen tot de clan van de moeder behoort. Men spreekt dan van patrilineaire of matrilineaire verwantschap. We geven een voorbeeld. Bij een stam of een volk bestaat een matrilineair verwantschapssysteem en er zijn twee clans. Kinderen behoren tot de clan van de moeder en dus ook tot de clan van moeders broer, hun oom. Zij behoren niet tot de clan van hun vader en vaak speelt de vader in het gezin geen rol van betekenis bij het gezinsleven en de opvoeding. De rol van de oom is daarbij veel belangrijker. Vaak maar niet altijd is het erfrecht ook matrilineair. Je erft van je moeder. Bijvoorbeeld het recht op het gebruik van grond. Eigendomsrecht van de grond bestond in die culturen niet en de invoering daarvan tijdens de koloniale periode heeft zeer verstorend gewerkt.  Vrouwen bewerken de kostgrondjes en de dochter erft het recht op dat gebruik van haar moeder. De kinderen van de oom behoren tot de clan van hun moeder. Ze erven van haar. Dat is aantrekkelijk voor de neef, vaders zusters zoon, want zo blijft de grond toch nog een beetje in de familie, die eigenlijk geen familie is. Zo wordt een huwelijk van een jongen met moeders broeders dochter een voorkeurshuwelijk. Omdat bij matrilineair erfrecht het recht op grondgebruik overgaat van moeder op dochter zal de neef de bruidegom meestal ook in het dorp van de bruid gaan wonen. Het huwelijk is matrilokaal.  

Zo’n eeuwenoude traditie wordt niet zo maar doorbroken. Bovendien is er in de plaats van de voedselzekerheid door het erven van het gebruiksrecht van grond een ander voordeel gekomen, dat je je kinderen graag gunt. Het recht op verblijf in Nederland, dat de grens zo veel mogelijk gesloten houdt. Zo lang de welvaart in de herkomstgebieden niet sterk is toegenomen blijft die migratiedruk bestaan. Wil je de migratie beperken, dan moet je dus wel zeer uitzonderlijke maatregelen nemen zoals in dit geval het beperken van het recht op vrije partnerkeuze. Inderdaad is die partnerkeuze vaak niet vrij, maar het blijkt, dat gearrangeerde huwelijken zich vaak tot een harmonieuze verbintenis ontwikkelen. Onze vrije partnerkeuze blijkt wat dat betreft weinig succesrijk. Een op de drie huwelijken loopt uit op een scheiding. Ook bij vrije partnerkeuze komt huiselijk geweld voor en in veel meer gevallen dan we vaak denken. 

Zo zijn in het korte bestek van deze column heel wat problemen aan de orde gekomen. Als je voorstander bent van veel vrijheid bij de partnerkeuze zou goede voorlichting  op zijn plaats zijn en een opvoeding, waarbij het goede voorbeeld van de ouders leidt tot navolging. De overheid zou dit kunnen stimuleren, maar moet het zelf ingrijpen tot het uiterste beperken. 

Jaargang 2, Nr. 31.

Zorgen om de Haagse zorgcentra

zaterdag, oktober 3rd, 2009

OVERGELEVERD AAN DE ZORG 

Mijn oudste familielid, 95 jaar jong, verblijft in een Haags woonzorgcentrum. Daar zijn ze met een bezuinigingsoperatie bezig, die uiteraard niet zo heet. Ze noemen het een reorganisatie. Dit geeft onder de bewoners en het personeel veel onrust. Het nieuwe bestuur ontvangt daarover signalen. Dus besluit men een geruststellende brief aan de cliënten te sturen. Die brief is zo onbegrijpelijk, dat de onrust alleen maar aangewakkerd wordt. 

In de voorbije jaren werd schaalvergroting aangemoedigd als middel om schaalvoordelen als gezamenlijke inkoop binnen te halen. Maar men mocht niet fuseren met een zorgorganisatie in een aangrenzend gebied, want dat zou tot een monopoliepositie kunnen leiden, terwijl het nu juist de bedoeling was, dat zorginstellingen met elkaar gingen concurreren. In de praktijk betekende dat, dat zorginstellingen alleen een contract kregen, wanneer ze onder de kostprijs boden bij de aanbesteding van de zorg door een gemeente. Dat moest dus mis gaan. Een uitweg werd gevonden door goed geschoolde verzorgenden te ontslaan en hen vervolgens in een slechter betaalde baan, alfahulp, weer aan te nemen. Kapitalistische uitbuiting noemde Marx dat in de negentiende eeuw. Bij Meavita was nog meer aan de hand. De zorgonderneming was zo groot en onoverzichtelijk geworden, dat hij onbestuurbaar werd. Er werden bijvoorbeeld geen rekeningen meer geïnd. Dat liep uit op een faillissement. De schuldeisers draaien op voor dit domme beleid. 

In Den Haag kwam een nieuwe organisatie tot stand, die het werk van Meavita overnam. De Haagse Wijk- en Woonzorg, HWW Zorg. De zaken moesten anders worden aangepakt, maar de cliënten zouden niet het slachtoffer mogen worden, althans in theorie. Ik beperk me nu tot de woonzorg: woonzorgcentra, verpleeghuizen en daarbij horende aanleunwoningen. Men besloot te schrappen in het management. De directeuren werden ontslagen en daarvoor in de plaats kwam één stadsdeelmanager, die de leiding kreeg over de instellingen in zijn stadsdeel. In plaats van de zorgcoördinatoren in elke instelling komen nu iets beter betaalde zorgmanagers. Veel zorgcoördinatoren werden ontslagen of overgeplaatst. Nu blijkt, dat er niet tijdig voldoende zorgmanagers beschikbaar zijn. Zorgcoördinatoren, die de chaos nog niet naar een nieuwe baan ontvlucht zijn mogen nog even aanblijven en daarnaast worden ervaren externe zorgmanagers aangetrokken, die de functie tijdelijk vervullen. Iedereen weet, dat zulke externe krachten pittige rekeningen sturen en ik vroeg mij af, hoeveel ontslagen oproepkrachten hadden kunnen blijven als die meerkosten niet zouden worden gemaakt. Als zich nu een medewerker ziek meldt, wordt er geen oproepkracht ingeschakeld. Iemand kan dan een hele afdeling alleen doen en de bewoners helpen bij wassen een aankleden. Soms als ik om elf uur arriveer is er nog geen bed opgemaakt, moet het been nog worden gezwachteld en de haren nog worden geborsteld en opgestoken. Gelukkig begrijpen de bewoners, dat dit niet de schuld is van de verzorging. Maar de onrust onder hen neemt wel toe. Zij merken vanzelfsprekend ook de angst onder het personeel voor hun baan en of de samenwerking met de nieuwe vaak ook wisselende leiding goed zal verlopen. Al met al wordt de sfeer er niet prettiger op. Elke keer weer zie ik met bewondering naar die vrouwen, die ondanks alles hun werk blijven doen. 

Ik kan het niet laten om één stukje blablaproza van de bestuursvoorzitter letterlijk te citeren. Pak maar  vast uw woordenboek zeg ik met de bewoners:

“U heeft wellicht al begrepen dat we momenteel heel hard aan het werk zijn om van Haagse Wijk- en WoonZorg een gezonde organisatie te maken. Een organisatie die de continuïteit van zorg en dienstverlening hoog in het vaandel heeft staan. Maar niet alleen de continuïteit, ook de kwaliteit van zorg en dienstverlening  moeten hoog in datzelfde vaandel staan.” 

En nog wat meer jargon: uw EVV’er, voedingsassistenten, facilitaire dienstverlening. Wat bedoelt de voorzitter als hij schrijft, dat voedingsassistenten zich veel nadrukkelijker gaan bezighouden met facilitaire dienstverlening? Zonder toelichting is deze brief ook voor mij niet volledig te begrijpen. Laat staan voor de geachte cliënten, een zeer gemêleerde groep oudere mensen en mensen met een verstandelijke beperking. Zo’n onbegrijpelijke brief versterkt de onrust in plaats van de mensen echt gerust te stellen. 

Voor Haagse volksvertegenwoordigers is er alle reden bij voortduring de vinger aan de pols te houden. Een typische zorguitdrukking overigens. 

Jaargang 2, nr. 30.