Arbeidsmigratie

EN HET GEBOORTECIJFER

In 1946 was er na de blijdschap over de bevrijding een forse geboorte piek en in de jaren daarna tot in de zestiger jaren bleef het geboortecijfer hoger dan in de jaren dertig. Die mensen zijn nu tussen de 57 en 77 jaar oud. Tussen 1971 en 1975 daalde het geboortecijfer in Nederland spectaculair. Er werden per jaar zo’n honderd duizend minder kinderen geboren.  Dat lage geboortecijfer is er nog steeds.

Neem aan, we hebben 10 paren. Dat zijn 20 mannen en vrouwen. Willen die zorgen voor voldoende opvolging, dan moeten ze samen 21 kinderen krijgen. Die ene baby meer is omdat er toch vaak een zuigeling jong sterft. Maar die tien koppels krijgen maar zestien of zeventien kinderen. Dat levert na zo’n twintig tot vijfentwintig jaar te weinig vervangende arbeidskrachten op.

Doordat er in Nederland al jaren te weinig baby’s geboren worden, moeten de bedrijven werknemers uit het buitenland aantrekken. Dat geldt voor tuinbouwbedrijven en voor fruittelers. De ervaren Nederlandse fruitplukkers zijn inmiddels te oud geworden. Het geldt ook voor de slachterijen. Voor de opslag van goederen en het vervoer worden ook vaak buitenlanders ingeschakeld.

Dat maakt het logisch, dat de vier partijen, die nu de mogelijkheid van de formatie van een rechts kabinet  bespreken het over dit onderwerp niet eens kunnen worden. De BBB wil arbeidsmigranten toelaten, want de landbouw vraagt erom en ook de VVD wil het bedrijfsleven graag draaiende houden ook al zijn daarvoor arbeidsmigranten nodig. PVV en NSC vinden, dat er juist minder arbeidsmigranten moeten komen.

Binnen die grote groep arbeidsmigranten bestaan nog enorme verschillen. Als ze willen werken in de fruitteelt, de tuinbouw in het Westland of de slachterijen moeten ze minstens geoefend zijn. Er is ook veel ongeschoold werk voor arbeidsmigranten. Maar dan hoor je plotseling de president van ASML in Veldhoven protesteren tegen de roep om minder arbeidsmigranten toe te laten. Bij ASML bestaat het personeel voor 40% uit buitenlanders, veelal kennismigranten. Zulke hoogwaardige bedrijven zijn er meer in Nederland. Denk ook aan de ziekenhuizen en de universiteiten en daarmee verbonden bedrijven en instellingen. Door de Brexit moest een EU geneesmiddelen bureau van Engeland verhuizen naar Amsterdam. Zo zijn er meer internationale instellingen met veel buitenlandse werknemers in Nederland gevestigd. Denk aan het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof in Den Haag. Eigenlijk zijn die rechters ook arbeidsmigranten.

Zouden er nog mensen zijn, die bij buitenlanders denken ”Die lui pikken onze baantjes in.” Ik vrees van wel. Veel mensen zijn bang, dat die lui die tijdelijk, bijvoorbeeld voor de oogst naar Nederland komen hier blijven, zich hier vestigen en het tekort aan woningen opdrijven.  Al die buitenlanders, ook asielzoekers doen een beroep op woonruimte. Het is een kwestie van politiek fatsoen, dat je bij de planning van de woningbouw ook met die vraag naar woonruimte rekening houdt. Gemeenten, die juist geen buitenlanders willen en daarom weinig bouwen, krijgen te maken met de spreidingswet. Nu moeten ze wel.

Nederland heeft een eeuwenlange geschiedenis als toevluchtsoord voor mensen die vanwege religie of politiek niet langer in hun thuisland kunnen blijven. Er kwamen Portugese Joden naar Nederland, Franse en Belgische protestanten, Duitse Lutheranen en zij verrijkten wetenschap en economie met hun kennis. Bedenk daarbij wel, dat de nationale grenzen vroeger van veel minder betekenis waren. Ik vermoed, dat heel wat kiezers op die vier rechtse partijen, die zo moeilijk doen en deden over migratie een of meer voorouders uit het buitenland hebben. Anders waren zij er niet geweest.

17e Jaargang, Nr. 790.

 

 

Leave a Reply