Individualisering

EN DE ANDERE KANT VAN DE MEDAILLE

 

Individualisering heeft positieve kanten. Het is een goede zaak, dat iedereen over tal van onderwerpen een eigen standpunt ontwikkelt en dat als uitgangspunt kiest voor het eigen handelen. Daarbij geldt uiteraard dat je de nodige zorgvuldigheid in acht neemt. Je raadpleegt allerlei betrouwbare bronnen, vraagt soms goede raad aan familie of vrienden. Uiteraard hoort erbij, dat je beschikt over een goed ontwikkeld systeem van normen en waarden, dat je dan ook raadpleegt vooral bij het uitkiezen van je bronnen.

Dat systeem van normen en waarden krijg je in eerste instantie mee van je ouders en die hebben het weer meegekregen van hun ouders. Je wordt ook beïnvloed door het onderwijs, door een levensovertuiging, die past bij een kerk of een politieke stroming. Tijdens je puberteit kom je tot een eigen standpunt over tal van zaken. De vriendengroep om je heen speelt daarbij een belangrijke rol. In gesprekken met onze kleinkinderen merken we wel, dat hun meningen sterk verschillen van die wij hadden op hun leeftijden, 21 tot en met 28 jaar. Maar we merken ook, dat in hun levenshouding de solidariteit met de zwaksten in de samenleving nog een belangrijke rol speelt. Ze houden rekening met anderen. Ze zijn verdraagzaam. Ze hebben iets over voor hun opa en oma, wij dus. Dat hebben ze weer meegekregen van hun ouders, onze kinderen en hun partners.

Als je om je heen kijkt, schrik je soms van het gedrag van leeftijdsgenoten van onze kinderen en kleinkinderen. Daar is vaak sprake van een erg egoïstische levenshouding. Dat zie je bijvoorbeeld in hun houding tegenover het Covid-19-virus. Je zou mogen verwachten, dat iedereen zich ten zeerste inspant om besmetting bij zich zelf te voorkomen en zo te voorkomen, dat je zelf een bron van besmetting gaat vormen. Dan kun je immers de dood van een of meer medemensen veroorzaken. Het lijkt wel of te veel mensen zich dat helemaal niet realiseren. Ze gaan op vakantie in brongebieden van het virus en nemen daar geen voorzorgsmaatregelen. Ze klitten op elkaar, getuige vakantiefoto’s en terug in Nederland gaan ze naar de kroeg of naar een (illegaal) feestje en verspreiden zo, soms onwetend het kwaadaardige virus. In hun hoofd speelt de overtuiging, dat ze toch recht hebben op een fijne vakantie of op een biertje of op een feestje of op intimiteit met anderen, vaak onbekenden.  Met zo’n levenshouding bij velen is het niet verwonderlijk, dat de besmettingscijfers exploderen. Zo wordt veel leed veroorzaakt. De pandemie is één voorbeeld, maar denk ook aan de ongelijkheid in bezit, inkomen, kennis, gezondheid en culturele ontwikkeling. Voorts aan racisme en discriminatie op grond van ras, herkomst, religie of seksuele voorkeur. Wat is er mis?

Het gaat om de houding naar de samenleving. Niet alleen in Nederland leven we samen met tal van heel verschillende mensen. Dat vergt een totaal andere levenshouding dan de vroegere samenleving in dorpen en kleine steden en wat grotere steden met overzichtelijke wijken. Vroeger wist je waar je aan toe was. Je kende de meeste mensen om je heen en er golden duidelijke omgangsregels. In mijn dorp was dat tot voor enkele jaren nog steeds zo. Import uit de stad moet daar eerst aan wennen. Het wordt minder. Zo is er een prachtig initiatief, een coöperatie “De Huiskamer van Odijk”. Er worden in of vanuit het Dorpshuis allerlei leuke initiatieven ontplooid. Alles gebeurt vrijwel geheel met vrijwilligers. Als je dan probeert leden te werven, merk je, dat mensen antwoorden, dat zij er geen behoefte aan hebben. Dat kan ik mij voorstellen. Te veel mensen vragen zich nooit af of anderen behoefte hebben aan hun inzet als vrijwilliger.

Een overzichtelijke stadsbuurt of een dorp is een levend geheel. Het is meer dan de optelsom van 5000 individuele personen. Het is geen los zand. Het is als een menselijk lichaam. Elk lichaamsdeel heeft een functie en als er aan een daarvan iets mis is, dan is het hele lichaam ziek. Als volwassen persoon ben je niet alleen verantwoordelijk voor je zelf en voor je gezin en je familie en je vriendenkring, maar ook voor de rest van de samenleving, weliswaar voor zover dat in je vermogen ligt. Een voorbeeld. In een sportvereniging was het bestuur toe aan aftreden. Ze zeiden, dat als er geen opvolgers zouden komen, dat de vereniging dan binnenkort niet meer zou bestaan. Toen snapten een aantal mensen hun verantwoordelijkheid en vormden een nieuw bestuur. Een andere voorbeeld. In 1972 realiseerde ik mij, dat er in mijn dorp geen Scoutinggroep was. Aan die jeugdbeweging heb ik veel te danken en ik heb er veel plezier aan beleefd. De toen opgerichte groep is er nog steeds. Zo hebben anderen sportclubs opgericht en die draaien met veel vrijwilligers. Al die vrijwilligers maken samen een dorp leefbaar. Daardoor is het een genoegen om er te wonen.

13e Jaargang, Nr. 636.

Leave a Reply