De toekomst van GroenLinks 5

HET MILIEUPROBLEEM IS TEGELIJK EEN SOCIAALECONOMISCH PROBLEEM 2

In de eerste column liet ik zien, dat juist de lagere inkomensgroepen getroffen worden door de prijsstijgingen van energie en grondstoffen en daardoor van voedsel en andere producten. Het is voor hen ook veel moeilijker om hieraan te ontsnappen, want bijvoorbeeld woningisolatie of zelf energie produceren vraagt geld, dat zij te weinig hebben. Je moet bij belastingvergroening ook altijd met die lagere inkomens rekening houden.

Voordat ik op dit onderwerp verder ga eerst nog een opmerking over de Europese Groenen. Die zouden veel meer groen en veel minder links zijn. De Europese Groene Partij (EGP) is al jaren bezig tot een gemeenschappelijke visie te komen. Ten aanzien van milieuproblemen is dat niet zo moeilijk. Maar intussen is er ook op sociaaleconomisch gebied veel gebeurd. Denk aan de landbouw en aan ons antwoord op de crises in Europa, “A New Green Deal”. Er wordt bijvoorbeeld door Marije Cornelissen aandacht besteed aan migratie en de positie van vrouwen en Judith Sargentini houdt zich bezig met mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking. De EGP beperkt zich bepaald niet tot alleen het milieu. De EGP is geen “one-issuepartij”.

Milieuproblemen kennen ook een geografisch aspect. Vervuiling is niet gelijkmatig gespreid. Uit de steden is intussen veel vervuilende industrie verdwenen. Toen ik rond 1960 voor mijn MO-studie wekelijks naar Utrecht toog, snoven we bij aankomst de lucht op en zeiden: “We zijn weer in Utrecht!” Wat we roken was de stank van de “benenkluif”, de fabriek waar beenderen werden uitgekookt voor o.a. de lijmfabricage. Het was een heel smerige stank. Zo hadden ze in Zuilen last van de Demka, een staalfabriek, die de wijk bedolf onder het stof. De betere wijken hadden er door de afstand minder last van en veel welvarende Utrechters trokken naar De Bilt-Bilthoven, Zeist, Driebergen of Doorn. Daar hadden ze van al die milieuvervuiling geen last. Nu is Utrecht en verre omgeving berucht door een smerige walm van uitlaatgassen, die de stad en omgeving als een bruine deken bedekt. Een goede bekende, lijdend aan bronchitis hield het in Utrecht niet meer uit en verhuisde naar Wijk bij Duurstede. Haar man vertelt: “Als we naar Utrecht moeten, zien we bij Werkhoven, 15 KM van de stad al die bruine deken hangen. We blijven zo kort mogelijk, want ze heeft er daarna nog dagen last van. We gaan vaak naar een huisje in Bretagne. Als we daar een week zijn heeft ze geen medicijnen meer nodig.” Zij kunnen aan de smerigheid ontsnappen. Voor de lagere inkomensgroepen is dat niet weg gelegd.

Het 19e-eeuwse Amsterdam is ook een mooi voorbeeld. In Nederland startte de Industriële Revolutie in de havensteden, waar de steenkool voor de stoommachines gemakkelijk kon worden aangevoerd. De steenkoolmijnen in Zuid-Limburg kwamen er pas in het begin van de twintigste eeuw. Fabrieken werden in Amsterdam gebouwd bij de havens. Stoomschepen en fabrieksschoorstenen zorgden voor veel rook en roet. Samen met mist kreeg je dan smog. Oostelijk en Westelijk van de oude stad kreeg je toen de arbeiderswijken, lekker dichtbij het werk in de havens, scheepswerven en fabrieken. De welvarende bevolking woonde in de grachtengordel, Oud Zuid en later ook Nieuw Zuid. De middengroepen zaten in de sectoren er tussen in. In grote lijnen is die inkomensverdeling er nog steeds. Nieuwbouwprojecten en gentrificering kunnen voor veranderingen zorgen.

Den Haag is gebouwd op een strandwallenlandschap. De betere wijken liggen op de zandige drogere strandwallen. De ongezonde vochtige arbeiderswijken liggen op het veen tussen de strandwallen in. Zo zie je in veel steden een tegenstelling tussen de betere wijken met een gezonder leefklimaat en de arbeiderswijken. Dit lijkt mij een van de oorzaken van het feit, dat mensen uit de lagere inkomensgroepen korter leven.

GroenLinksers kunnen deze verschillen maar moeilijk verdragen. Daar moet iets aan gebeuren. Dat is een links gevoel. De oplossing moet voor partijen als de SP en de PvdA van de staat komen. GroenLinks zal ook naar andere wegen zoeken. Hoe kun je mensen tot emancipatie brengen? Hoe kun je mensen zelf initiatieven laten ontplooien? Wat kan de vakbeweging, wat kunnen coöperaties? Wat kan het buurtwerk? Het Jeugdwerk? Het onderwijs? In de hele discussie over het al dan niet linkse karakter van een groene partij is het goed onderscheid te maken tussen links en socialisme en anderzijds rechts en liberalisme. In de hele discussie over de koers van GroenLinks moeten steeds weer de gebruikte termen gedefinieerd worden.

Voor mij is het duidelijk. Als je de samenleving duurzamer wilt maken zal je altijd weer te maken krijgen met de positie van de economisch zwakkeren, voor welke het veel moeilijker is tot een duurzame levensstijl te komen. Daarom moet groen en links altijd samen gaan.

Jaargang 5, Nr. 241.

Leave a Reply