Neutraal onderwijs bestaat niet

ATHEÏSME EN POLITIEK

In mijn column van een week geleden schonk ik al aandacht aan de mening van Els Geuzebroek, secretaris van het Atheïstisch Verbond. Ik meldde, dat Els ten onrechte een leegloop van links ziet. En voorts zie ik alle opeenvolgende regeringspartijen sinds 1975 verantwoordelijk voor het ontstaan van probleemwijken met een hoog percentage vreemdelingen. Ik zie de hele integratieproblematiek veel meer als een emancipatieproces van een gediscrimineerde groep.

Met dit alles wil ik allerminst ontkennen, dat er geen serieuze problemen zijn. Dat in de jeugdgevangenissen Marokkaanse jongeren oververtegenwoordigd waren, was al twintig jaar geleden bekend en nog steeds wordt dit probleem te slap aangepakt. Sommige ouders zijn kennelijk niet in staat hun kinderen een goede opvoeding te geven en te zorgen, dat ze een schoolopleiding met succes afsluiten. De discriminatie bij het zoeken naar stageplaatsen en banen werkt niet stimulerend om tot goede schoolprestaties te komen.

Terug naar Els Geuzebroek. Volgens Els kunnen religies maar slecht tegen kritiek, terwijl ze toch grote problemen veroorzaken. Ik zal dat niet ontkennen, want het is een algemeen verschijnsel. Religies hebben vaak met geweld gereageerd, maar religies bezitten bepaald niet het monopolie op geweld. Denk aan de Franse Revolutie, het communisme en het nationaalsocialisme. Religies hebben ook maar al te vaak te lijden gehad onder geweld, zowel van andere religies – godsdienstoorlogen –  als van niet-religieuze groeperingen zoals het communisme. Al waren er in de geschiedenis pogingen het geweld te beteugelen, bijvoorbeeld in de Middeleeuwen door de Rooms-katholieke Kerk, de Pax Christi, toch bleef geweld, ook oorlogsgeweld vrij algemeen geaccepteerd. Pas in de vorige eeuw kwam er langzaam verandering. Toch is er nog veel geweld in de wereld en daarbij is ook godsdienst gerelateerd geweld. Met name de Islam, maar ook andere religies lopen nog achter in ontwikkeling naar het afzweren van geweld. We weten niet of er niet weer een terugval kan komen. Dat is het risico, dat we met Geert W. en zijn fans lopen.

Femke Halsema is – net als ik – kritisch naar de godsdienst, maar erkent tegelijk, dat er door religies goede dingen worden gedaan. Dat is uitermate vreemd voor Els. Bij haar is godsdienst per definitie fout. Zij zoekt niet naar gemeenschappelijke standpunten, maar ze kijkt vooral naar wat er allemaal verkeerd is. Ze herkent niet de bondgenoten in het streven naar een vreedzame, welvarende, schone en gelukkige wereld in de aanhangers van allerlei religies. Dat ziet Femke wel, want zulke mensen komt ze binnen GroenLinks voortdurend tegen. Femke pleit ook voor vrijheid om te kiezen binnen  de godsdienst, maar ook binnen onze maatschappij. Mensen moeten bijvoorbeeld het officiële homostandpunt van de Rooms-katholieke Kerk kunnen afwijzen en tegelijk met de relieken van Willibrord in processie door de straten van Utrecht kunnen trekken. Om maar eens een ander voorbeeld dan de hoofddoekjes te geven. In onze geseculariseerde maatschappij komen er wetten tot stand, waarmee allerlei christelijke kerken en andere religies niet erg gelukkig zijn. Democratie vormt geen garantie voor wetgeving, die niet strijdig is met mensenrechten. Zo is het opsluiten van kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers samen met hun ouders in strijd met het EVRM gebleken. Het processieverbod is nog maar kort geleden opgeheven. Ik vind het Nederlandse standpunt over het eerste gebruik van kernwapens misdadig. Dat mensen kritisch staan tegenover het Nederlandse rechtssysteem is hun goed recht. Als ze ten teken daarvan een ban de bom teken of een kruis of een hoofddoek willen dragen is ook dat hun goed recht. Maar zij mogen niet met geweld pogen hun standpunt aan de Nederlandse samenleving op te leggen. Daar is Els Geuzebroek bang voor, namelijk dat de sharia haar dwingend wordt opgelegd. Hoe rationeel die angst is, weet ik niet, maar ik deel die angst niet.

Ik weet niet of Els zelf kinderen heeft of nog zal krijgen. Maar ik hoop wel, dat zij zich persoonlijk verantwoordelijk voelt voor de opvoeding van haar kinderen. Dat ze haar kinderen fatsoen leert, eerbied voor de wet en de uitvoerders van de wetten, verdraagzaamheid in een pluriforme maatschappij, bereidheid met andersdenkenden samen te werken. Maar ook gezond te eten en te zorgen voor een goede persoonlijke hygiëne. Ze zal merken, dat vooral bij jonge kinderen een zekere dwang noodzakelijk is. Het uiteindelijke doel is de kinderen op te voeden tot zelfstandige, kritische en vrije mensen. Bij dat alles zal ze een school kiezen, die past bij haar opvoedingsdoelen. Ze zal merken, dat in elke school keuzes gemaakt worden. Ben ik in mijn lessen kritisch naar de bestaande maatschappij of niet. Zo niet, dan straal ik naar de kinderen uit, dat ik de bestaande maatschappij als ‘normaal’ beschouw en in alle opzichten aanvaardbaar. Hoe ik ook onderwijs geef, ik ben nooit neutraal. In mijn onderwijs zitten altijd impliciete standpunten. Als ze wil, dat haar kinderen onze geschiedenis en onze kunst begrijpen, dan is aandacht voor religie noodzakelijk. De leerkracht kan wel proberen neutraal over religie te spreken, maar zijn standpunt zal altijd doorklinken en anders vragen de leerlingen er wel naar.

Als opvoeding de verantwoordelijkheid is van de ouders en dus ook de schoolkeuze de verantwoordelijkheid is van de ouders, dan zullen gelijkgestemde ouders ook altijd zelf scholen op willen richten. Soms gaat het dan om een religieuze  basis, soms om een onderwijssysteem, soms om een openbare school, in principe voor alle opvattingen. Waarom zou een katholiek of islamitisch ouderpaar het eigen onderwijs voor hun kinderen moeten bekostigen en tegelijk ook nog meebetalen aan het onderwijs aan door de overheid opgerichte scholen. Dan betalen ze dus dubbel. Dat onrecht is gelukkig al bijna honderd jaar geleden opgeheven. Alle verplicht onderwijs is kosteloos. Zelfs als alle religie uit Nederland zou zijn verdwenen, dan nog zouden ouders terecht de vrijheid van onderwijs opeisen en scholen overeenkomstig hun opvattingen willen oprichten.

Jaargang 3, Nr. 133.

Leave a Reply