Woningnood

GEVOLG VAN RECHTS BELEID?

 

Mijn vrouw en ik wilden dolgraag trouwen, maar dan moesten we wel een huis hebben. Huizen waren er niet. Zeker niet in Arnhem waar wij beiden werkten. In Arnhem was er bij de Slag om Arnhem en bij de bevrijding in april 1945 veel verwoest. Mijn ouderlijk huis was door een mortiergranaat getroffen en beschadigd. Het werd provisorisch gerepareerd. Vijftien jaar later rond 1960 was er nog steeds woningnood. Maar er was ook een tekort aan onderwijzers. Elders werden banen aangeboden met een huis erbij. Zo gaven ze ons een zekere prioriteit en kregen we een driekamerflat in het eerste flatgebouw van een nieuwe bouwstroom. Daar werden de twee oudsten geboren. In 1967 konden we verhuizen naar een koopwoning in Odijk. Dat huis is flink uitgebreid en van CV voorzien en we wonen er binnenkort 54 jaar. Als eerstegraads leraar in het Voortgezet Onderwijs verdiende ik genoeg om voor ons zelf de woningnood op te lossen.

Daar ziet u meteen de connectie met rechts beleid. Mensen, die kunnen kopen hebben geen of minder last van de woningnood. Het echte probleem is, dat er een tekort is aan betaalbare huurwoningen voor de lagere inkomensgroepen. Voor de huidige (demissionaire) regering heeft woningbouw voor deze groep geen prioriteit. De toekomstige bewoners stemmen niet op de partijen, die dit kabinet vormen. Dat was eerder het geval, want de naoorlogse woningnood duurde tientallen jaren. De boosheid onder de bevolking nam enorme proporties aan. Midden jaren zeventig werd die woningnood inzet van de verkiezingen. De Partij van de Arbeid behaalde een geweldig resultaat. Het kabinet Den Uyl kwam aan de macht en de woningbouw nam enorm toe.

Twee namen moeten daarbij genoemd worden. De eerste is die van de wat linksige KVP-minister Pieter Bogaers, die de woningbouw boven de honderdduizend per jaar wist te brengen. Later verliet hij de KVP. Hij had een radicale opvatting over zijn katholieke geloof en kon met het KVP-beleid geen vrede meer vinden. Hij sloot zich aan bij de PPR. Bij de groei van de woningbouw speelde ook staatssecretaris Jan Schaefer een grote rol. Hij had al naam gemaakt als wethouder in Amsterdam. Ouderen onder ons herinneren hem als een wat slordige figuur, die soms met striemende uitspraken kwam. De meest bekende is: “In gelul kun je niet wonen”. Hij werkte keihard en ook hij heeft er voor gezorgd, dat de naoorlogse woningnood eindelijk tot een einde kwam. Maar daar was wel een links kabinet voor nodig.

Ook nu is er vooral voor starters een fors tekort aan voor hen betaalbare woningen. Zelfs voor starters op zoek naar een koopwoning is het moeilijk. Beide partners moeten werken willen ze kunnen kopen. De lage rente en de grote vraag en het tekort aan nieuwbouw drijven de prijzen enorm omhoog. Gaat het om sociale huurwoningen, dan zie je overal hetzelfde beeld. Een rechts College doet er weinig aan. In de Raad moeten linkse raadsleden er steeds weer op aandringen, dat in bouwprojecten de 30% sociale huur wordt gehaald. Steeds proberen projectontwikkelaars daar onderuit te komen. De totale bouwproductie in Nederland is veel te laag. Alle energie van een kabinet zou er op gericht moeten zijn alle belemmeringen weg te nemen en de woningbouw omhoog te jagen.

Wat zijn dan die belemmeringen? Sociale woningbouw kost geld. Kennelijk is dat er te weinig. Het ontwikkelen van woningbouwlocaties is een lastige tijdrovende en dure klus. Stopt een gemeente daar voldoende geld en genoeg energie in?  In veel gebieden zijn nieuwe woningbouwlocaties moeilijk te vinden door de stikstofnormen. De bewoners met hun auto’s zorgen voor een forse stikstofuitstoot en daardoor wordt de natuur aangetast. Paarse heidevelden veranderen in troosteloze geelbruine grasvelden. De flora verandert. Je ziet en voelt opeens veel meer brandnetels. Het ruimtelijk beleid is gedecentraliseerd. In een volgend liefst linkser kabinet is een gedreven Minister van Volkshuisvesting noodzakelijk. Die moet op nationale schaal de grotere woningbouwlocaties aanwijzen. Daarbij moeten gemeenten weer dwingende bouwopdrachten krijgen om grote groeikernen te realiseren. Tsja, dat gaat geld kosten, maar om met Jan Schaefer te spreken: “In gelul kun je niet wonen!”

Wat hebben wij over voor onze kinderen en kleinkinderen? Kiezen we voor nog eens vier jaar klagen over die erbarmelijke woningnood of gaan we eindelijk aan de slag. Laat die VVD maar eens keihard voelen, dat ze onze jonge mensen nu al vele jaren vreselijk in de steek hebben gelaten. Welke minister komt nu weer aan een woningproductie van 100.000 per jaar?

13e Jaargang, Nr. 651.

Leave a Reply