Suriname

FRAAIE EXPOSITIE IN DE NIEUWE KERK

 

Suriname is nogal in het nieuws. President Bouterse is door de Krijgsraad tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens zijn aandeel in de decembermoorden. In de Zwarte Pietendiscussie gaat het voortdurend over het slavernijverleden van dat land en de Nederlandse verantwoordelijkheid daarvoor. Ik heb er als aardrijkskundedocent ook les over gegeven. Tijdens mijn studie mocht ik mij verdiepen in de Surinaamse savannen en schreef ik een scriptie over het politieke systeem van de Ashanti. Daarbij verdiepte ik mij terdege in de cultuur van dit Ghanese volk en hun rol in de slavenhandel.

De tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam geeft een tamelijk compleet beeld van Suriname. Het begint met de geschiedenis van het land, waarbij er ook prehistorische vondsten zijn gedaan van 8000 jaar geleden. Eeuwenlang leefden hier alleen de inheemsen. Nadrukkelijk wordt de naam “Indianen” vermeden. Dat is uiteraard juist. Columbus dacht dan wel in Indië te zijn gearriveerd en sprak daarom over Indianen, maar het bleek een vrijwel algemeen onbekend continent, dat naar de ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci genoemd werd, dus Amerika. Het overzicht van de geschiedenis eindigt met een aantal recente gebeurtenissen, maar de recente veroordeling van Bouterse is tijdens de tentoonstelling niet toegevoegd. Het zou ook in strijd zijn met het kennelijk beleid van de organisatoren. Ze willen vooral een beeld geven van de enorme verscheidenheid aan bevolkingsgroepen en daarbij alles vermijden, dat tegenstellingen zou suggereren. In Suriname wordt heel verschillend over de veroordeling gedacht.

Er zijn meerdere inheemse volkeren. De Caraïben en Arawakken wonen in een strook evenwijdig aan de kust meest iets zuidelijk van Paramaribo.  De Wajana’s en Trio diep in het binnenland dichtbij de grens met Brazilië. Van hun kleding, religieuze gebruiken en hun woningen wordt een beeld gegeven. Na 1500 vestigden zich hier eerst Britse plantagehouders, maar al spoedig werd Suriname een Hollandse kolonie, waarbij de West Indische Compagnie (WIC) het gebied exploiteerde. Voor het werk op de plantages werden tot slaven gemaakte Afrikanen ingevoerd. Een onderdeel van de tentoonstelling geeft een beeld van de driehoekshandel. Nederlandse schepen voeren naar West-Afrika, waar de WIC handelsposten had. Ze boden kruit, geweren en tabak aan en met de opbrengst werden slaven gekocht. Er wordt geen erg duidelijk beeld gegeven van de manier waarop mensen tot slaaf werden gemaakt. Onder anderen bij de Ashanti was het traditie elk jaar oorlog te voeren. Dan konden mannen een hogere status verkrijgen. Het kruit en de geweren kwamen daarbij goed van pas. De krijgsgevangenen werden tot slaaf gemaakt en bij de handelsforten aan de Europeanen verkocht, die hen naar Amerika vervoerden. In Paramaribo organiseerde een kapitein van een slavenschip een markt, waar de tot slaaf gemaakten te koop werden aangeboden. Sterke mannen brachten het meest op. Zwakkeren waren vaak al onderweg op het slavenschip overleden. Met de opbrengst werd Surinaamse producten ingekocht, suiker, koffie en katoen en die werden in Nederland weer met winst verkocht. Drie maal winst maken bij deze driehoekshandel; het was heel profijtelijk. Soms wisten de tot slaaf gemaakten naar het binnenland te ontsnappen. Zo ontstonden daar een aantal zwarte volkjes met een eigen Afrikaans achtige cultuur. De tentoonstelling noemt drie volkjes. De overkoepelende naam voor hen is Marrons. Er wordt ook wel over Boslandcreolen gesproken. De helft van hen is naar de kust getrokken, maar er wonnen er nog veel in het binnenland.

In1814 werd de slavenhandel over de Atlantische Oceaan verboden. Pas in 1867 werd de slavernij in Suriname afgeschaft. De vroegere tot slaaf gemaakten wilden uiteraard niet meer op de plantages werken. Dat was voor hen minderwaardig slavenwerk.  Waar haalden de plantagebezitters nu werkkrachten vandaan? Men zoch contractarbeiders. De eerste groep waren Chinezen volgens de tentoonstelling uit Hongkong. In Nederlands Oost Indië waren ook veel Chinezen werkzaam, bijvoorbeeld bij de tinwinning op Bangka en Billiton. Ik meende, dat onder hen ook geworven werd. Daarna werd er in Brits-Indië geworven. Daar werd de mensen wijsgemaakt, dat Suriname een geweldig land was van Srinam, de godin van de vruchtbaarheid. De wervers hadden de mensen voor het uitzoeken. Ze kozen de besten en dat is onder de Hindoestanen nog steeds merkbaar. Ze studeren meer voor advocaat of tandarts of hebben hun eigen landbouwbedrijven of winkels. Een laatste groep zijn de Javanen. Op Java werden de dessahoofden verplicht om contract-arbeiders te leveren. Ze kozen de mensen, die ze het liefst kwijt waren en dat waren niet de besten. De expositie erkent dit, maar legt de verschillen tussen Hindoestanen en Javanen niet uitgebreid uit. Ze willen niemand voor het hoofd stoten.

De gehele geschiedenis wordt uitvoerig geïllustreerd met documenten, boeken, tekeningen, schilderijen, voorwerpen en maquettes. De bijschriften zijn eigenlijk niet allemaal goed te lezen en het is dan ook zeer aan te raden gebruik te maken van de telefoontjes, die te leen worden gegeven. Dan kun je bijvoorbeeld ook het geluid bij een film horen. Deze Suriname tentoonstelling is met een kleine bijbetaling toegankelijk met een museumkaart en naar mijn mening zeer aan te bevelen.

Jaargang 12, Nr. 592.

Leave a Reply