Legioenen trekken van Utrecht naar Katwijk

HISTORISCHE LANDSCHAPSRECONSTRUCTIE

De vorming van het veenlandschap in het Westen des Lands was in grote lijnen al goed bekend. Fysisch geografe Marieke van Dinter wilde het landschap reconstrueren, zoals dat was in de Romeinse tijd. Ze maakte gebruik van de vele bouwputten, die gedetailleerde bodemprofielen laten zien. Samen met andere wetenschappers kon zijn een paleografische kaart samenstellen van het gebied langs de Oude Rijn tussen Utrecht en Katwijk. Ze ontdekte de strategische ligging van de vele forten langs de rivier, die de grens, de limes vormde van het Romeinse rijk.

De toenmalige Rijn kon vrijuit stromen en de loop verleggen. De rivier was 100 meter breed en tot zes meter diep. Bij hoogwater overstroomde de rivier en dichtbij de rivier vormde zich een smalle oeverwal. Die bleef bij hoogwater meestal droog en was dus geschikt voor bewoning. Iets verder van de rivier ontstond een elzenbroekbos, maar verder van de rivier was het milieu voedselarm en daar groeide veenmos en dat leverde een meters dikke laag hoogveen op. Tussen die hoge veenkussens had de rivier maar weinig ruimte om de loop te verleggen. Uit het onderzoek bleek, dat de forten werden gebouwd op de zuidelijke oever en steeds dar waar een rivier als de Vecht zich afsplitste of een veenriviertje in de Rijn uitmondde. Op zo’n plek kon handel worden gedreven en was dus ook bewaking nodig. De Rijn was een belangrijk transportweg. Dat blijkt uit de vele scheepswrakken, die zijn ontdekt bij opgravingen. Door de ligging onder de grondwaterspiegel is het hout goed bewaard gebleven.

Over de oeverwal liep ook de Limesweg, die een snelle verplaatsing van troepen mogelijk maakte. Langs die weg stonden wachttorens. Tussen die torens was door de korte afstand communicatie mogelijk. De oeverwal was smal en er was geen ruimte voor grote forten. De afmetingen waren 80 bij 100 meter en er was ruimte voor 500 man. Elders waren de forten groter en lagen ze verder uit elkaar. Naast de forten lag altijd een burgerlijke nederzetting met kooplieden ambachtslieden en hun gezinnen. De meeste forten zijn rond 40 na Chr. Gebouwd Fectio tussen Utrecht en Bunnik wat eerder.

Kort geleden op vrijdag 11 mei had de Volkskrant een groot artikel over hetzelfde onderwerp. Er is een fietsroute en wandelroute uitgegeven langs de limes, verkrijgbaar bij Vvv’s, ANWB en de boekhandel.

Voorafgaand aan de lezing was er de Jaarvergadering van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG). Opnieuw kwam naar voren, dat veel geografen geen lid zijn, maar wel profiteren van de diensten van het KNAG. Er is een studentenlidmaatschap tegen een gereduceerde prijs, maar na het afstuderen zeggen te veel mensen hun lidmaatschap op en vooral in de tijd, dat ze nog geen baan hebben. Als je als leraar geen lid bent, kun je ook niet mee beslissen over bijvoorbeeld leerplannen. Vervolgens moppert men wel over de ontwikkelingen en de zwakke positie van het vak. Mensen horen zich verantwoordelijk te voelen en samen te werken. Anders is het steeds hetzelfde groepje, dat beslist en de rest bestaat uit willoze uitvoerders van de besluiten. Jaren geleden paste ik het centrum-periferiemodel toe op deze situatie. Helaas schijnt er weinig te zijn veranderd. Eigenlijk zou dat artikel uit de Nieuwe Geografenkrant nog eens herdrukt moeten worden.

Jaargang 11, Nr. 512.

Leave a Reply