Een heel goede avond! Ik kom collecteren voor….

COLLECTEREN IN CRISISTIJD

Een paar keer per jaar mag ik collecteren. Er zijn van die aardige vrouwelijke kennissen of familieleden wier verzoek ik niet kan weerstaan. Niet dat ik er tegenop zie. Als elfjarige werd ik er door mijn vader al op uitgestuurd. Ik zou het als bedelaar misschien geeneens zo slecht doen. Bij een vossenjacht van school speelde ik sjofel gekleed de trottoirtekenaar en ja, eerst de leerlingen en daarna het gewone publiek begon er geld bij te leggen. Maar collecteren is toch anders.

Deze keer was het voor de Brandwondenstichting. Je krijgt tevoren enig voorlichtingsmateriaal. Dan blijkt, dat er verbazende vooruitgang is geboekt bij de behandeling van brandwonden. Nog maar weinig slachtoffers overlijden. Er blijven littekens, maar de resultaten van behandeling met kweekhuid worden steeds beter. We collecteren niet voor niets.

Ik kreeg een straat toebedeeld, die onder collectanten een beetje beruchte klank heeft. Je belt aan, ziet mensen binnen, maar ze doen niet open. Ik tik soms op de ruit. Zelfs dat helpt niet. Opmerkelijk veel bellen doen het niet. Ik klepper dan maar met de brievenbus. Vaak weten ze geen eens, dat de bel defect is. Nou ja. In een geval was twee keer de deur niet open gedaan. Een flinke tijd later probeerde ik het nog eens. Toen had de bewoner het kennelijk niet door, dat er een collectant aanbelde. Hij weigerde niet al te vriendelijk. Dit jaar was deze figuur een uitzondering. Bij een stuk of zes gevallen was duidelijk, dat de mensen niets konden missen. Dan merk je opeens, dat in deze tijd sommige ouderen en werkzoekenden het financieel moeilijk hebben. Al prakkiserend dacht ik: ”Eigenlijk zou ik voor die mensen moeten collecteren!” Al met al viel het mij deze keer erg mee. De mensen waren beleefd, soms enthousiast om mee te doen.

Een reactie trof mij bijzonder. Na het “een heel goede avond, meneer. Ik kom voor de Brandwondenstichting.”, zei de bewoner: “Oh, dat is een doel in Nederland. Daar wil ik wel voor geven!” Ik was perplex, maar ja reageren, terwijl je een bijdrage in de bus hebt gekregen, is ook al zo wat. Ik vroeg mij af, wat hij eigenlijk bedoelde. Was hij er van overtuigd, dat alle hulp aan het buitenland verdwijnt in de zakken van corrupte bazen? Dacht hij dat hulp aan het buitenland gelijk is aan het dempen van een bodemloze put? Heeft hij een hekel aan buitenlanders? Of vindt hij, dat de noden in Nederland zoveel erger zijn en dat er in Nederland nog zo veel te doen is? Eigen volk eerst? Ik moest weer denken aan het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk waar ik vorig jaar over schreef. Daar kun je allerlei buitenlandse kranten zien, die over de ramp schreven en in het hele museum binnen in die enorme betonnen caissons zie je voorbeelden van hulp, die uit het buitenland kwam. Maar ja, in 1953 was die man nog geeneens geboren, denk ik. Veel mensen van nu zijn vergeten, dat solidariteit een wederzijds karakter heeft. Dat naastenliefde onbaatzuchtig zou moeten zijn, dat is iets, dat te veel mensen in deze tijd van secularisatie een ver-van-mijn-bed-show vinden. Het zijn me tijden….

Jaargang 4, Nr. 184.

Leave a Reply