Reactie op Forumartikel in de Volkskrant

Het Europees Parlement heeft steeds meer macht gekregen 

De Redactie van de Forumpagina van de Volkskrant heeft de uitnodiging aangenomen, die ik in mijn reactie op “Europese integratie lukt alleen als ze van de burgers zelf komt” als volgt formuleerde: “Europese integratie is een veelzijdig proces, dat er nu eenmaal is. Europese leiders doen wat van het verwacht mag worden, namelijk regelend optreden waar dat nodig is. Daarbij moeten onze volksvertegenwoordigers in het Europees Parlement en in de nationale parlementen wel meer macht krijgen om dat alles te controleren. Ook daarin voorzag het Grondwettelijk Verdrag en voorziet nu het Verdrag van Lissabon. Of het voldoende is? Daarover zou het debat moeten gaan.” (Zie mijn weblog onder de rubriek Europa) Twee Clingendaelmedewerkers, Adriaan Schout en Jeroen van Dijken schrijven vandaag, 10 januari 2009 een stuk “EU kan goed zonder Europees Parlement”. 

Eerst gaan ze in op de te verwachten lage opkomst en suggereren, dat die wel eens terecht zou kunnen zijn. Jarenlang was er alle reden om niet op te komen, want het EP had zeer weinig macht. Het hield zich bezig met het opstellen van rapporten en adviezen. In mijn aardrijkskundelessen sprak ik van een praatparlement. Intussen heeft het EP over veel meer onderwerpen veel grotere zeggenschap gekregen. Het Lissabonverdrag vergroot de macht van het EP. Dat is wellicht velen ontgaan. Evenmin komt de fractievorming en de Europese partijvorming aan de orde. Die vijfentwintig Nederlanders op de 785 maken dan misschien niet veel uit, door hun inbreng in de fracties of hun functies als rapporteur of commissievoorzitter kunnen zij toch veel invloed uitoefenen. Sommigen achten de invloed van het neoliberalisme in de EU zo groot, dat zij als een vorm van protest niet opkomen bij de verkiezingen. Vervolgens zit de SP afgevaardigde daar in zijn eentje. 

Een wet krijgt niet alleen legitimiteit door de goedkeuring door het parlement, maar ook door brede steun vanuit de samenleving, door positieve adviezen van de Raad van State en een prima rapport van de Rekenkamer. Dat is in de EU niet anders. Deze passage, de tweede t/m vierde alinea zijn zeer informatief. 

De uiteindelijke besluitvorming vindt toch plaats in de Raad en in het Europees Parlement. Een oud probleem is, dat er vrijwel altijd sprake is van een compromis. Elke minister heeft wat moeten toegeven, maar legt in zijn nationaal parlement de nadruk op het feit, dat hij zijn collega’s op een aantal punten heeft weten te overtuigen. Zo staat het nationaal parlement vaak buitenspel en dat wordt nog sterker als de Raad straks bij veel onderwerpen bij meerderheid gaat beslissen. 

De oplossing wordt nu gezocht in de subsidiariteittoets. Een aantal parlementen kan besluiten, dat een onderwerp beter op nationaal niveau geregeld kan worden omdat het nauwelijks of niet grensoverschrijdend is bijvoorbeeld of omdat de juridische verschillen tussen de lidstaten te groot zijn. Maar eigenlijk is deze subsidiariteittoets niet voldoende. Een onderwerp kan weliswaar beter op EU niveau geregeld worden, maar dan nog moet een nationaal parlement nagaan of de nationale belangen daarbij niet te veel geschaad worden. Daarop moet vanzelfsprekend ook de minister letten. Het EP moet allereerst het belang van de EU als geheel in het oog houden. Daarbij is het te vaak verwaarlozen van een regionaal of nationaal belang niet in het belang van de EU omdat het dan gaat ontbreken aan legitimiteit. De structuur van de EU moet zorgen voor een evenwicht tussen nationale of regionale belangen enerzijds en het belang van de gemeenschap als geheel anderzijds. Daarbij is het EP onmisbaar. 

De beide auteurs worden uitgenodigd een niet Frans EP lid te noemen, dat vóór de dwaze maandelijkse verhuizing naar Straatsburg is. Dat symbool van de Frans-Duitse verzoening kan nu toch echt wel verdwijnen. Maar ja, die Fransen! 

De beide auteurs denken, dat de nationale parlementen in staat zijn de rol van het EP over te nemen. Dat geloof ik niet. Ten eerste zijn de 27 nationale parlementen er niet voor toegerust. Elke fractie zou moeten worden uitgebreid met tientallen Europese medewerkers. Waar haal je anders de deskundigheid vandaan? Nu heeft elke EP-fractie medewerkers voor de verschillende beleidsterreinen. Een tweede reden is, dat leden van het nationaal parlement worden gekozen via nationale partijen met een nationaal programma. Daarin zit misschien een hoofdstuk over Europa. Het principe van de subsidiariteit leert, dat je nationale zaken moet regelen op nationaal niveau en Europese zaken op Europees niveau. Eigenlijk is het bestaan van de Raad strijdig met dit principe. Persoonlijk ben ik van mening, dat de Raad op den duur vervangen moet worden door een Europese Senaat, waarin de regionale belangen verdedigd worden. 

Zo wordt de noodzaak van Europese politieke programma’s opgesteld door Europese politieke partijen duidelijk. Ik ben er trots op lid te zijn van een politieke partij, waarin die partijvorming en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees politiek programma snel vordert. Voor ons is Europa een levende realiteit. We leven in de toekomst. 

Leave a Reply