Over de Europese integratie

Op 29 oktober 1997 publiceerde o.a Jan Marijnissen een stuk op de FORUM-pagina van de Volkskrant met veel kritiek op de Europese Unie. Het onderstaande stuk schreef ik als een reactie. Het werd zoals gewoonlijk niet geplaatst. Er waren enkele hooggeleerden, die voorgingen. Maar de Europawerkgroep van GroenLinks gebruikte het stuk wel.

Europese Eenwording een complex proces.

 

Het proces van Europese Eenwor­ding is zo complex en kent zo veel verklaringen, dat men ge­makkelijk het spoor bijster raakt. Dan komen er merkwaardige uit­spraken als in het artikel van Arjo Klamer en Jan Marijnis­sen van 30 oktober 1997. Zo schrijven ze, dat democratie het bestaan van een volk veronderstelt en er is geen Eu­ropees volk, dus kan er geen democratie in Europa bestaan. Het zou betekenen, dat alle sta­ten met meerdere volkeren geen democratie kennen. Een boude bewe­ring.De eerste geslaagde poging tot Europese éénwording was de Euro­pese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) van 1952. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schumann meende, dat ko­len, staal, schroot en ijzererts een belangrijke rol spelen in een oorlog. Als kolen- en ijzer­ertsmijnen, hoogovens en staal­fabrieken onder suprana­tionaal gezag ge­plaatst zouden worden, zou daarmee een oorlog kunnen worden voorkomen. Het was een schitterend verkoopar­gu­ment voor het plan Schumann. In Frankrijk wil men hem daarom zelfs heilig laten verklaren. Inderdaad is oorlog tussen de oude erfvijan­den zeer onwaar­schijn­lijk gewor­den. Maar de EGKS was vooral nuttig voor de wederop­bouw en vervolgens al heel snel voor de sane­ring van de Europese kolen­mijnbouw en staalindustrie. Ook economische argumenten speelden een rol.Toen bleek, dat de nationale staten nog lang niet toe waren aan een politieke en een defen­siegemeenschap kozen de zes lid­staten voor verdergaande econo­mische integratie. De Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Euratom kwamen tot stand. Historisch niet zo vreemd, want in Duitsland ging het tot stand komen van de ‘Zollverein’ ook vooraf aan het uitroepen van het Duitse Keizerrijk. Maar het sluit ook goed aan bij de mar­xistische verklaring van het éénwordings­proces. De bedrijven waren al voor de Tweede Wereld­oorlog zo groot geworden, dat de nationale markt te klein voor ze werd. De bedrijven hadden dus de grote Euromarkt nodig om goed te kunnen draaien. De Europe­se in­tegratie als een complot van de multinationals. Het is overdui­delijk, dat de grote Europese onderne­mingen een belangrijke rol gespeeld hebben in de Euro­pese integratie, maar het maakt tegelijk duide­lijk, dat er spra­ke is van een onontkoombaar pro­ces. De technologische en econo­mische schaalvergroting maken politieke regelgeving op Europe­se schaal zeer wenselijk, niet alleen om het de grote onderne­mingen makkelijk te maken, maar ook om te zorgen, dat zij zich aan regels houden. Nu zie je dat zij zich te gemakkelijk aan na­tionale regels onttrekken, door staten tegen elkaar uit te spe­len. Als hier het minimumloon of de belastingdruk te hoog zijn, ver­trekken we wel naar een ander land.Zo komen we tot een vierde ver­klaring van de Europese éénwor­ding. Steeds meer problemen spe­len zich af op een Europese schaal en kunnen daarom het best op Europees niveau worden aange­pakt. Milieuverontreini­ging trekt zich niets aan van gren­zen. Nationale stimulering van de economie door het stimuleren van de vraag lekt weg naar ande­re landen. Daarom zien we in de Europese Unie een krachtig stre­ven naar harmo­nisatie, nodig om de economie goed te laten func­tio­neren en tegelijk negatieve gevolgen voor het milieu en de arbeidsomstandigheden te voorko­men. Europese regelgeving heeft de positie van de vrouw in het arbeidsproces aanzienlijk verbe­terd. Er gebeurt nog niet ge­noeg. Het ontwerpverkiezingspro­gramma van GroenLinks eist dan ook meer vorderingen op sociaal en milieugebied voordat er ver­der gewerkt wordt aan de munt­unie.  

Ook natiestaten ontstonden niet vanzelf.

 

Sinds wanneer kunnen we eigen­lijk spreken van een Nederlands volk? Een volk veronderstelt een gemeen­schappelijk grondgebied en een gezamenlijk doorleefde his­torie. Vaak is er ook sprake van een gemeenschap­pelijke taal, cultuur en religie. In de tijd van de Republiek bestond het besef van bij elkaar horen slechts bij een beperkte elite. De Bataafse Republiek vormde voor het eerst een eenheidsstaat en ook het Koninkrijk der Neder­landen vanaf 1815, maar het was duidelijk nog geen natiestaat. Dat bleek maar al te duidelijk, toen België zich afsplitste.In de vorige eeuw en de eerste helft van de twintig­ste eeuw werd het nationaal bewustzijn krachtig gestimuleerd. Histori­sche romans en toneelstukken moesten ons bewust maken van onze gezamenlijke histo­rie. De Leerplichtwet zorgde voor volks­onderwijs en voor het eerst werd een gemeenschappelijke taal, het ABN onderwezen en werden de rijksgrenzen ook taal­grenzen. Het onderwijs stond in dienst van de natie­vorming. We leerden ‘Vaderlandsche geschiedenis’ en de methode heette ‘Rood-Wit-Blauw’. We leerden de aard­rijks­kunde van ons grondgebied met nationale symbolen als de Af­sluitdijk, het Noordzeekanaal en de pol­ders. We leerden ‘Vader­landsche Liederen’ en lazen spannende jongensboeken over onze vaderlandse helden. We ont­kwamen nauwelijks aan een natio­nalisme, dat bij andere volkeren in Europa een voedingsbodem vormde voor oorlogszucht.

Als het er in de komende jaren om gaat de Europese identiteit te versterken, moeten we niet dezelfde fout maken. De globali­sering maakt een open houding naar andere volken en culturen en naar de vreemdelin­gen in ons midden zeer wenselijk.

  

De democratie in Europa

 

De Europese Unie verkeert nog steeds in een opbouwfa­se. Rege­ringen van nationale staten on­derhandelen met elkaar over de vormgeving en bereiken moeizame com­promissen. Intussen komt ook Europees beleid en Europese re­gelgeving tot stand, veel meer dan menig­een beseft. Stap voor stap breidt de Unie zich uit en dat proces is nog lang niet vol­tooid. Heel duidelijk is, dat er geen visie is op het eindresul­taat.Het rechtstreeks gekozen Euro­pees Parlement ziet zijn be­voegdheden toenemen, maar ze zijn nog heel beperkt. De be­langrijkste beslissingen worden genomen door de Raad van Minis­ters en de Europese Top. De con­trole van de individuele minis­ters door hun nationale parle­ment functioneert niet of nauwe­lijks en verbete­ring valt niet te verwachten. Aan moeizaam be­reikte compromissen valt door nationale parlementen toch niets te veranderen. Voor velen een reden om maar niet te komen stemmen bij de Europese verkie­zingen.Sommigen zien in meer macht voor het Europees Parle­ment de oplos­sing voor het gebrek aan demo­cratie.Toch zal er altijd een spanning blijven tussen het geheel van de Europese Unie en de delen. Daar­om zou er ook na de voltooiing van de Unie een orgaan moeten zijn, dat opkomt voor de belan­gen van de delen. Als het bij eenparigheid van stemmen gekozen Europees Parlement vooral let op de belangen van het geheel, zou een Europese Senaat, waarin de kleine staten of regio’s even sterk vertegenwoordigd zijn als de volkrijke staten of regio’s de belangen van de re­gio’s kun­nen behartigen. De analogie met de Ameri­kaanse Senaat zal duide­lijk zijn. De vermenging van uitvoerende macht en wetgevende macht in de Europese Raad van Ministers is op den duur onwen­se­lijk. Minis­ters worden niet gekozen en zijn daarom door het volk moeilijk te corrigeren. Een senator, die het verkeerd doet, wordt de volgende keer niet her­kozen.Een houding van afzijdigheid of afwijzing ten aanzien van Europa lijkt onwenselijk. Ondernemin­gen, die denken alleen hun eigen belangen te behartigen, moeten beseffen, dat een Europese Unie, die niet erkend wordt door de Europeanen nooit goed kan func­tioneren. Een goed functioneren­de democratische Europese Unie is niet alleen een groot belang voor Europa en de Europese bur­gers, maar ook voor de rest van de wereld.John Jorna

Leave a Reply