GROENLINKS EN MOBILITEIT
Wij merken, dat wij op ruim één kilometer van de A12 wonen, een van de drukste autosnelwegen van Nederland, maar er zijn ook duizenden mensen, die in de buurt van de Ring van Utrecht wonen en die ervaren in nog veel sterkere mate de nadelen van het intensieve autoverkeer. We zijn slachtoffer en tegelijk zijn we ook dader. We hebben last van het lawaai, van de stank van de uitlaatgassen, van het fijnstof en het nog gevaarlijker ultrafijnstof, van de risico’s in het verkeer, van het gebrek aan parkeerruimte en we betalen fors voor het “plezier” van het auto rijden. Ik merk, dat het gros van de mensen als vanzelfsprekend voor de auto kiest bij welke vervoersvraag dan ook.
De mensen rondom Schiphol hebben dag en nacht last van het lawaai en soms zelfs van de stank van de kerosine en al zijn ze er aan gewend, steeds is er de vrees voor weer een “Bijlmerramp” met honderden slachtoffers. De NS schijnt inmiddels overgeschakeld te zijn op groene stroom, maar ook het treinverkeer veroorzaakt hinder zoals het lawaai en het wachten bij overwegen. En dan is er nog de scheepvaart, die vrijwel geheel vaart op fossiele energie.
GroenLinks wil zo veel mogelijk en zo snel mogelijk af van die fossiele brandstoffen. Daarbij hanteert de partij ook het prijsmechanisme door automobiliteit flink te belasten, dus niet het autobezit, zoals nu, maar het autogebruik en dan vooral in de spits. Het is jaren geleden. Ik had in een brugklas verteld over de nadelen van de auto (naast de voordelen). Toen stak een klein blond jongetje zijn vinger op en zei: “Maar meester, u komt toch zelf ook elke morgen met de auto.” Ik zei iets over opgesloten zitten in het systeem. Kort daarna was het Kerstvakantie en vanaf toen nam ik om half acht de bus, stapte over op de sneltram, was om acht uur op school en had nog tijd om iets te kopiëren. Om half negen begonnen de lessen. Tijdens de ritten las ik de krant. Velen kunnen een andere keus maken als ze dit willen.
Menigeen, die kiest voor de auto, moppert over de files. Wegen worden verbreed en een tijd lang zijn er geen files. Dat lokt meer mensen de auto in en prompt zijn er weer files. Toch gelooft de minister nog steeds, dat wegen verbreden de oplossing is. Allerlei belangengroepen steunen haar. Zo wil de minister bij Utrecht de Ring verbreden. Ze zegt, dat het nodig is om het interlokale en internationale verkeer doorgang te verschaffen. Dat is 27% van alle verkeer op de Ring. Het probleem zit in het lokale verkeer. Al die verbrede autosnelwegen maken het mogelijk, dat een groeiende stroom auto’s de stad binnen komt en door parkeergarages wordt opgeslokt. Willen al die automobilisten straks naar huis, dan staan ze al bij het verlaten van de parkeergarage in de file. Gaan we hiermee verder, dan kunnen de afritten naar de stad en de stadswegen al die auto’s niet meer verwerken. Of willen we in onze steden ook snelwegen op poten? Het hele systeem loopt vroeg of laat volkomen vast.
Als ik naar de binnenstad van Utrecht moet neem ik de bus. Als ik dan sta te wachten bij een halte komen er tientallen auto’s voorbij. Hoeveel mensen in die auto’s zouden evengoed de bus kunnen pakken? Als ongeveer 7% van alle automobilisten voor bus of trein of fiets kiest, is er geen probleem meer. Autowegen hoeven niet meer te worden verbreed. Een prachtig bos als Amelisweerd hoeft niet ten dele te sneuvelen. De milieuverontreiniging hoeft niet verder toe te nemen. Het autosysteem kenmerkt zich door een fors gebrek aan rationaliteit. We kunnen andere keuzes maken.
Jaargang 9, Nr. 450.