OOG VOOR DE RUIMTELIJKE DIMENSIE
Onlangs was ik voor onderzoek in het ziekenhuis en de specialist vroeg me welk vak ik gegeven had. Aardrijkskunde, was mijn antwoord. Maar dat is tegenwoordig toch onderdeel van wereldoriëntatie. Beter van niet, zei ik, want aardrijkskunde heeft ook een instrumentkarakter. Wat bedoelt u daarmee, was de volgende vraag. Aardrijkskunde laat je kijken naar het ruimtelijk karakter van veel processen. Het oefent de leerlingen in het bedenken van oplossingen voor ruimtelijke problemen. Daar zaten we hier ook mee. Waar moest de uitbreiding van het ziekenhuis komen. Een intelligent man. Hij had het snel door.
Maar in de dagelijkse praktijk is het vaak wel anders. In de discussies over een betere ontsluiting van het dorp Houten kwam naar voren, dat het overgrote deel van het uitgaande verkeer in de richting van de stad Utrecht gaat of uit de stad Utrecht komt. Houten heeft inmiddels behoorlijk wat werkgelegenheid. In die Noordwestelijke richting is Houten ook het beste ontsloten. Een ambtenaar van de provincie begreep niet, dat een ontsluiting naar het Zuiden de problemen naar het Noordwesten kon oplossen. Het verkeer naar het Zuiden en naar Nieuwegein maakt van dezelfde ontsluitingswegen gebruik. Als dat verkeer wegvalt, dan worden de ontsluitingswegen naar Utrecht ontlast en kunnen ze het verkeer beter verwerken.
Als je de ruimtelijke dimensie van de Europese integratie bekijkt, dan zie je dat de onderlinge handel en dus het verkeer zich over heel Europa afspeelt. Onze producten gaan naar alle landen in Europa en wij gebruiken producten uit alle landen van de Europese Unie. Dan is het handig als je met dezelfde munt kunt betalen en dat overal dezelfde kwaliteitseisen gelden en dezelfde etikettering. Een kwaliteitseis voor groente en fruit is, dat er niet te veel gif is achtergebleven. Dus komt de EU met een verordening daarover. Dan moet een groente- of fruitkweker daarvan goed op de hoogte zijn. In het beroepsonderwijs wordt er dus aandacht aan besteed. Het is allemaal hartstikke logisch als je het ruimtelijk bekijkt en ziet hoe onze nationale economieën deel uitmaken van één grote Europese economie. Je moet er oog voor hebben. Voor een geograaf is het vanzelfsprekend. Het grote publiek denkt er niet over na. Dat je dat leert bij het schoolvak aardrijkskunde ontgaat nog veel meer mensen.
Ik moest er aan denken, toen ik gisteren de viering meemaakte van het 140-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, kortweg het KNAG. Ben de Pater beschreef de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar. Zo kenden we een periode, dat we probeerden de geografische werkelijkheid te vangen in wiskundige formules. Bij mij was mijn HBS-b-wiskunde al aardig weggezakt en bovendien ontbraken toen nog belangrijke onderdelen. Voor mij waren het onleesbare artikelen. Maar die geografische werkelijkheid is het resultaat van menselijk handelen. Dat is nooit zo logisch dat je het kunt vatten in wiskundige formules. Die benadering heeft het niet lang volgehouden. Tegenwoordig heeft men vooral oog voor het eigene van elke afzonderlijke regio. Generaliseren is op de achtergrond geraakt. Eenzelfde ontwikkeling zie je bij economie. Sommige economen menen, dat hun vak als exacte wetenschap meer status krijgt. Maar als geen enkele berekening blijkt uit te komen, kun je beter erkennen, dat economie in feite een gedragswetenschap is.
Ik beschouw de aardrijkskunde ook als een gedragswetenschap. Ons gedrag wordt bepaald door de eigenschappen van ons woongebied, het economisch systeem, het politiek systeem en het sociaal systeem. Geografen herkennen het denken van Hoekveld. Bij mij kregen de waarden van de bewoners bijzondere aandacht. Waarden zijn de opvattingen, die het gedrag bepalen. In het vorige nummer van het tijdschrift Geografie stond een mooi artikel, dat dit duidelijk illustreert. Geconstateerd is, dat in gemeenten met een overheersend protestante bevolking meer gefietst wordt dan in een gemeente met een overheersend katholieke bevolking. Hoewel meer factoren een rol kunnen spelen, vond ik er een voor mij zeer aannemelijke verklaring bij. Die ging geheel uit van opvattingen zoals die bij protestanten en katholieken leven. Daarover ga ik eerst elders schrijven.
Die bijeenkomst in Paushuize in Utrecht gaf mij veel te denken. Tegelijk begreep ik, dat er voor het KNAG nog veel te doen is. Nog steeds wordt er aan de poten van je stoel gezaagd. Met andere oude bekenden constateerde ik, dat er niet veel veranderd is.
Zesde jaargang, Nummer 271.