Bodem en reliëf vragen bescherming

AARDKUNDIGE MONUMENTEN

Gisterenavond, donderdag, 10 maart mocht ik een lezing bijwonen van Wim Hoogendoorn over aardkundige waarden en aardkundige monumenten. Wim is gepensioneerd medewerker van de provincie Utrecht en heeft er mede voor gezorgd, dat Utrecht een zestal erkende aardkundige monumenten telt. Het zijn plekken in het landschap, waar je goed kunt zien hoe het landschap is ontstaan. Daardoor zijn ze ook zeer geschikt als excursiepunt. Inmiddels zijn in het tijdschrift “Grondboor en Hamer” van de Geologische Vereniging meer dan veertig van zulke excursiepunten beschreven. Waarom al die moeite?

Bewoners van een gebied zijn zich vaak nauwelijks bewust hoe bijzonder het is. Dat kan zijn door de cultuurgeschiedenis, die je terugziet in de ontginningswijze, de boerderijen, het wegenstelsel en de dorpen. Het kan ook bijzonder zijn door de planten en dieren, die er voorkomen, vaak in een specifieke samenstelling, zodat je van een ecosysteem kunt spreken. Voor deze onderwerpen is vaak veel belangstelling en dan vindt ‘de politiek’ het ook interessant. Water is ook belangrijk en het reliëf, want daardoor krijg je meer afwisseling in het landschap, mooie plaatjes.

Water, bodem, reliëf en klimaat bepalen welke planten er voorkomen en zo ook welke dieren er kunnen leven en hoe de mens van het landschap gebruik kan maken. Dan is het ook van belang te weten hoe dit ontstaan is om te voorkomen, dat je iets doet, waardoor de voorwaarden voor het leven worden aangetast. Denk aan verzuring of verdroging of ontbossing met als gevolg bodemerosie. Het valt mij op, dat elke keer weer dezelfde fouten gemaakt worden. Anderzijds merk ik vaak, dat boeren precies weten wat er aan bodems, natte en droge plekken op hun bedrijf aanwezig is en waar elk stuk grond geschikt voor is. Ze weten ook precies, waar de ondergrond stevig genoeg is om de boerderij te bouwen.

Zijn de boeren nu zuinig op al die bijzondere vormen in het landschap? Zo’n oeverwal of dekzandrug is vaak wat droger. Lagere stukken zijn juist weer te nat. Dus lekker egaliseren en weer is een bijzondere vorm in het landschap verdwenen en is Nederland weer een beetje platter geworden. In grote delen van Nederland zijn die kleine hoogteverschillen, het microreliëf bepalend voor het landschap; voor de bebouwing, de wegen en het agrarisch bodemgebruik. Daar hoor je zuinig op te zijn. Voor gemeenten ligt er een taak; in de bestemmingsplannen voor het buitengebied moeten duidelijke regels opgenomen worden ter bescherming van aardkundige waarden. Daartoe riepen zo’n tien jaar geleden ook veertien organisaties op, die allen te maken hebben met het landschap. Zij brachten het Manifest Aardkundige Waarden en Ruimtelijke Ordening uit. Kort samengevat: het landschap dient behouden te blijven voor toekomstige generaties. Onze landschappen zijn internationaal gezien heel bijzonder. Daardoor trekken ze toeristen en recreanten. Ze zijn in veel opzichten van economisch belang, maar daarbij kan gemakkelijk onherstelbare schade worden veroorzaakt. Er liggen taken voor de overheid, maar ook voor de organisaties, die dit manifest hebben uitgebracht.

En wilt u nu een paar bijzondere plekjes weten, die de moeite waard zijn om eens te bekijken. Er zijn heel bekende zoals de Heijmansgroeve langs de Geul met gesteenten uit het Carboon of het P. van der Lijnreservaat bij Urk met Noordelijke gesteenten, eigenlijk een grondmorene of de kalksteengroeven bij Winterswijk met fossielen. Maar de Zuidkust van Gaasterland is een gestuwde eindmorene, een keileembult met Noordelijke stenen. In Drente vind je een soort vennetjes met een walletje er omheen. Het zijn vaak pingo’s. In een ijstijd is de bodem permanent bevroren. Op sommige plekken komt dieper grondwater naar boven en dichtbij de oppervlakte bevriest het water en als dat doorgaat vormt zich een ijslens, die steeds dikker wordt. De grond er boven wordt omhoog gedrukt en er ontstaat een heuvel, waar de grond vanaf zakt. Als het ijs smelt vormt zich een laagte met een ringvormige wal. In Drente is die laagte vaak met water gevuld. De vennen bij Oisterwijk zijn veelal ontstaan doordat de wind een laagte heeft uitgeblazen, die in een vochtiger tijd met water werd gevuld. Je vindt er dus ook stuifduinen bij.

Ook in Noord-Brabant vind je de Peelrandbreuk. Langs die breuk is de aardkorst aan de Westzijde gedaald en aan de Oostkant opgeheven. Het dalingsgebied noemen we een slenk, in dit geval de Centrale slenk en het opgeheven gebied een horst, de Peelhorst. In de horst komen ondoorlatende lagen dicht aan het oppervlak, zodat het water niet kan wegzakken. Het is er vochtig. Heel vreemd is dat het lager gelegen gebied juist droog is. Daar kan het water gemakkelijk wegzakken. Dit gebied gaan we met de Kring Utrecht van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) op zaterdag, 18 juni bezoeken.

Jaargang 4, Nr. 154.

Leave a Reply