Genieten bij de schilderijen van Charley Toorop
Het bekijken van de tentoonstelling van de schilderijen van Charley Toorop in het museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam is een waar genot. Charley Toorop (1891-1955) heeft een zeer persoonlijke stijl van schilderen. Ze schildert zeker niet natuurgetrouw. Haar portretten zijn sterk gestileerd. Je merkt iets van de invloed van haar vader Jan Toorop, die in zijn tekeningen en schilderingen vooral van rechte lijnen uitging. Bij Charley zijn het meer vlakken en binnen zo’n vlak vind je geleidelijke verschuivingen in kleur en donkerte. De trekken in een gezicht zijn sterk aangezet. Zo krijg je in bijna alle schilderijen krachtige koppen. Alleen bij enkele portretten in opdracht zie je iets zachtere gelaatstrekken. De ogen springen er steeds sterk uit en dat zie je vooral bij de vele zelfportretten. Soms schildert zij zich zelf met haar kinderen en dan merk je dat ze veel van haar kinderen houdt.
Die krachtige stijl zie je ook bij de schilderijen van arbeiders en ambachtslieden. Het zijn zelfbewuste koppen, ondanks de armoede, die subtiel wordt weergegeven, bijvoorbeeld in een sober interieur van een arbeiderswoning. Zij is duidelijk beïnvloed door Vincent van Gogh, maar terwijl Vincent de armen schildert als geslagen door het leven in armoede, schildert Charley de arbeiders zelfbewust en kracht uitstralend. Zij leeft in een tijd, dat de arbeiders via hun vakbonden emanciperen en een veel betere maatschappelijke positie weten te bereiken. Daarom zou het bekijken van deze tentoonstelling nuttig zijn voor die Groenlinksers bij wie de arbeidersbeweging een ver van mijn bedshow is geworden. Even deden haar schilderijen mij ook denken aan de socialistische kunst van achter het IJzeren Gordijn, maar die liet weliswaar fiere arbeiders zien, maar in een veel minder persoonlijke stijl, meer op de manier waarop bioscoopreclames worden geschilderd.
Van Gogh’s invloed is ook merkbaar in een Zuid-Frans landschap. Het is alsof je een schilderij van Vincent zelf ziet, maar toch wat strakker. Zo is ook de invloed van Breitner zichtbaar in schilderijen van de drukke Rotterdamse haven in de eerste helft van de vorige eeuw. Zo ondergaat ze ook de invloed van de nieuwe zakelijkheid en dat zie je het beste in enkele stillevens.
Als je al die invloeden ondanks de zeer persoonlijke stijl terugziet en leest over haar verblijf in Zuid-Frankrijk en in Parijs en over haar vriendschap met andere kunstenaars in Nederland en dan met name in het kunstenaarsdorp Bergen, maar ook uit andere landen, dan vraag ik mij af of je hier in deze werken opnieuw ziet, dat grote kunstenaars weliswaar vaak typisch Nederlands zijn en tegelijk ook Europees. Onze kunstenaars werkten al eeuwen lang nooit geïsoleerd van de rest van Europa. Ze werden beïnvloed en ze oefenden zelf invloed uit. Zo merk je ook, dat het museumpubliek internationaal is. Geldt dit alleen voor de beeldende kunst? Neen het geldt ook voor de muziek en de literatuur.
Maar is het dan iets van de kunst, de cultuur met een hoofdletter? Misschien geldt het voor de meer populaire vormen van cultuur nog wel veel meer: popmuziek, film, TV, voetbal en andere sporten: overal in Europa zie je hetzelfde. Verdwijnt zo de Nederlandse taal en cultuur? Daar ligt een zeker risico. Lezen jongeren nog onverplicht Nederlandse literatuur? Hebben ze aandacht voor Nederlandse films? Minder dan vroeger, maar er is voor hen zoveel meer, dat hun aandacht vraagt, zoals bijvoorbeeld deze Column van de Week lezen. Is die Europeanisering niet iets voor de culturele elite? Misschien is het belangrijkste verschil, dat die culturele elite zich bewust is van het internationaler worden van de cultuur. Het aardige is, dat er tegelijk ook veel meer belangstelling komt voor de eigen streek, voor de streektaal, de geschiedenis, het landschap, het stadsschoon, de streekproducten en de volksgebruiken. Zo blijft er toch een zeker evenwicht.