Over identiteit

Uit Parochiekontakt Odijk, juni 2009

Bij familiefeestjes heb ik het meegemaakt. Drie schoonzusters zitten te praten over hun mannen en dan hoor je ze zeggen als ze het over mij of mijn broers hebben: “Ja, het is een echte Jorna!” Kennelijk hebben wij bepaalde eigenschappen gemeenschappelijk, waaraan wij te herkennen zijn, zoals de douane ons herkent van de foto in ons paspoort of identiteitsbewijs. Wij hebben als persoon een identiteit. Zo hebben ook gezinnen of families een identiteit: een muzikaal gezin of een sportfamilie of wat minder gunstig, die Tokkies. 

Groepsidentiteiten
Of het nu bedrijven betreft of sportclubs of vakbonden of politieke partijen of kerkgenootschappen, ze verschillen vaak sterk van elkaar. Elke gemeenschap heeft haar eigen cultuur. De mensen gaar op een kenmerkende manier met elkaar om en ook met buitenstaanders. Ze hebben hun clubliederen, hun vlaggen of insignes, hun manier van werken en het belang dat zij hechten aan kwaliteit kan verschillen. Die verschillende cultuur is vaak een probleem bij een fusie. Als het ene bedrijf autoritair leiderschap kent en volgzame werknemers, wordt een fusie met een bedrijf, waar werknemers formeel en informeel voortdurend met elkaar en met de leiding overleggen een fors probleem. Zo zie je soms fusies volslagen mislukken. Ik maakte het mee, toen de vier Scoutingorganisaties in 1972 fuseerden. Er waren enorme cultuurverschillen en het heeft veel moeite gekost, die bij elkaar te krijgen. Maar binnen het grote geheel heeft elke plaatselijke scoutinggroep een eigen identiteit.

Zo zijn de drie gemeentes Bunnik, Odijk en Werkhoven in 1964 samengevoegd en toen ik in 1967 hier kwam wonen, merkte ik onmiddellijk, dat er de nodige naijver was. Bunnik had alles en Odijk had niets en Werkhoven was helemaal de “Vergeten Hoek”, de naam , die nog voortleeft bij de Carnavalsvereniging. Ik vind, dat er nog steeds karakterverschillen zijn tussen de drie dorpen, maar die vallen minder op. Daarnaast zie je de contacten tussen de drie kernen toenemen en vinden verenigingen leden uit andere dorpen. Voelen wij ons inmiddels inwoner van de gemeente Bunnik? Of betekent het niets voor ons? Misschien voel ik mij nog het meest Bunniker tegenover inwoners van andere gemeenten. Dan schep je op over Bunnik als kindvriendelijke gemeente of als groene gemeente of als gemeente, waar de Europese grondwet wel een meerderheid kreeg. Maar een echt ‘clubgevoel’ heb ik als inwoner van deze gemeente niet. 

En de parochies?
Onze kerk is er gekomen door het initiatief van de Odijkse katholieken zelf. Zij hebben jaren gespaard en toen het bisdom eindelijk ja zei en pastoor Bary benoemde, was de kerk ook snel klaar. Dat zorgde voor een enorm clubgevoel. Wij kunnen het zelf. Dat werkt nog steeds door, al wordt de geschiedenis niet altijd even goed doorgegeven aan de jongere generaties. Hoeveel achterkleinkinderen weten nog, dat hun overopa of –oma gecollecteerd heeft voor de kerk of kaartavondjes heeft georganiseerd of altaarkleden heeft genaaid en geborduurd? Dat zelfstandige karakter komt ook tot uiting in duidelijk standpunten en in een kritische houding. We staan ook open voor nieuwe ideeën van elders en proberen creatief te zijn, bijvoorbeeld door nieuwe symbolen of rituelen te bedenken of zelf de voorbeden bij een viering te formuleren. Een artikel, zoals dit zal in andere parochiebladen niet gemakkelijk verschijnen. Onze parochie heeft dus een eigen identiteit. Het sterke clubgevoel zorgt ervoor, dat mensen zich gemakkelijk voor de parochie inzetten, gemakkelijk ja zeggen, als er een beroep op hen wordt gedaan. Dat zijn belangrijke dingen als we een levende plaatselijke geloofsgemeenschap willen zijn en blijven.

Krijgt de nieuwe grote parochie nu ook een eigen identiteit? Ontwikkelt zich onder de katholieken van het Kromme Rijngebied nu ook iets als een clubgevoel? Dat zal er erg aan liggen of de mensen mee doen met gemeenschappelijke activiteiten en die helpen organiseren. Ik merkte in die groep doopleerlingen een sterke betrokkenheid op elkaar en een bereidheid van elkaar te leren. Een van hen vond het houten kruisbeeld van Omer Giellit prachtig. “Ik moest er steeds naar kijken”, zei ze mij na afloop van een viering. Ik denk, dat het geleidelijk zal groeien. Is zo’n gezamenlijke identiteit wenselijk?  Dat is zeker het geval als een of meer plaatselijke geloofsgemeenschappen niet langer levensvatbaar blijken. Dan moeten we voor elkaar opkomen.

Het zal ook erg afhangen van de naam van de nieuwe parochie. Die kan inspirerend werken. Zoals de H. Nicolaas door parochianen als een voorbeeld wordt gezien, zo kan de naam Johannes XXIII zeer inspirerend werken. We willen samen een parochie zijn, die open staat voor de wereld om ons heen. Wij willen onze geloofsgemeenschap bij de tijd brengen. Wij willen op kritische wijze naar de waarheid zoeken en theologen daarin een zekere vrijheid gunnen. Als we een H. Kruisparochie worden zullen we vooral gaan nadenken, waarom Jezus van Nazareth stierf aan een kruis en wat wij daarvan voor ons zelf kunnen leren. Maar het is niet erg een naam, die inspireert tot navolging. Lambertus was bisschop van Maastricht in een tijd, dat hier nog geen christenen waren. Hij maakte nogal wat vijanden, die hem uiteindelijk vermoordden. Maar hij werkte vooral in België en Noord Brabant. De enige Lambertuskerk in ons bisdom vinden we in het Overijsselse Hengelo. 

Conclusie
Mettertijd groeien we in de grote parochie naar elkaar toe. Dat moet een natuurlijk proces zijn. Proberen alles op een leest te schoeien zal alleen maar averechts werken. We moeten niets forceren. Dat wekt alleen maar weerstand. Het wordt interessanter wanneer ook burgerlijke gemeenten worden samengevoegd. Dan gaan mensen ook in ander verband samenwerken. Of dat wenselijk is? Je kunt ook samenwerken terwijl de gemeenten zelfstandig blijven.

Wij merken nu al, dat wij door de onderlinge contacten op bestuurlijk niveau of op het niveau van werkvelden van elkaar leren en elkaar inspireren. Als we vaker dingen samen organiseren, leren we elkaar beter kennen en waarderen. Maar dan moet het ook echt samen organiseren zijn, want als wij in Odijk iets organiseren op ons eigen houtje, blijkt het veel moeilijker medewerking en belangstelling vanuit de andere parochies te krijgen. Zorg voor een wijdere blik en sluit je niet op in je eigen dorp of je eigen parochie. Maak hiervan een leidraad voor de komende jaren.

Leave a Reply