ZELFS EEN SPOORLIJN NAAR DE UITHOF
Ruim vijftig jaar geleden nam het autobezit en daarmee het autogebruik explosief toe. Leidinggevenden in het bedrijfsleven vonden het vanzelfsprekend met de auto naar hun werk te gaan. Al snel volgden met de toenemende welvaart ook hun werknemers. Het was daarom vanzelfsprekend nieuwe bedrijfsgebieden op een plek te situeren, die per auto goed bereikbaar is. Dat gebeurde ook met het nieuwe universiteitscentrum De Uithof. Het ligt gunstig voor de oostzijde van de stad en ook ten opzichte van de Heuvelrug. Intussen is het aantal werknemers en de bezoekers van het UMC explosief toegenomen. Zij komen vooral per auto en dat zorgt voor veel fileverkeer tijdens de spitsuren. Studenten maken met hun gratis OV jaarkaart gebruik van de gelede bussen van lijn 11 en 12. Die rijden om de paae minuten en veelal overvol. Een dubbele sneltram is dan een veel betere oplossing. Evenveel capaciteit als een enkele sprinter en bijna even snel, maar wel met meer haltes. Ik hoop niet nog eens in het UMC terecht te komen, maar voor het bezoek is de sneltram wel zo comfortabel.
Maar D66 Rupsje-nooit-genoeg wil er een heuse trein voor in de plaats. Voor dit soort vervoer is een trein in het geheel niet geschikt. Maar de Democraten willen nog wel eens beweren, dat ze een milieupartij zijn. Nu dat valt tegen, want de provinciale D66 afdeling tekent zonder blikken of blozen een treintracé door Amelisweer, Rhijnauwen en het nationaal landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie om zo met een bochtje vlak langs de bebouwde kom van Bunnik in zo’n 8 minuten in De Uithof te zijn. Je moet maar durven. In Bunnik werken ze samen met de VVD en die lokale partij noemen zich de Liberalen en zo zijn ze ook. Zeven dagen in de week moeten de winkels open. Dat overdreven economisme krijgt nu juist veel kritiek van Jesse Klaver en van Paus Franciscus in zijn milieu-encycliek ‘Laudato si’.
Als Rob Zakee doorkrijgt, wat die mededelingen over een onderzoekje naar de ontsluiting van De Uithof in concreto kan betekenen als hij een kaartje van tracés ziet op Facebook en hij zich afvraagt of ze nu helemaal gek zijn geworden, doen de Liberalen of ze nergens van weten en doen zeer verontwaardigd over het taalgebruik van de wethouder. Het begint er op te lijken, dat CDA en de Liberalen in de Bunnikse Raad heel goed wisten, dat de zoveelste aanslag van de landschapsvernielers op til was. In plaats van alarm te slaan, laten ze dat soort lieden rustig hun gang gaan. Het zou de beide fracties passen, dat ze tegenover de Bunnikse burgerij beloven voortaan meer openheid en meer waakzaamheid te zullen betrachten tegen verdere aantasting van de “Tuin van Utrecht”, zoals het gebied van de landgoederen en de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt genoemd.
Die gesloten bestuurscultuur – mondje dicht en geen slapende honden wakker maken – vinden we niet alleen in de Gemeente Bunnik. Dat maakt de positie van een burgemeester wat penibel. In allerlei overleggen hoort hij of zij van alles, maar het is allemaal vertrouwelijk. Tegelijk heeft de burgerij recht op informatie. Wij burgers eisen openheid. Dat schuurt. Eigenlijk zou een burgemeester een praatpaal moeten hebben, iemand die van de hoed en de rand weet en samen met de burgervader een uitweg zoekt uit dit soort dilemma’s. Stof om over na te denken
Jaargang 9, Nr. 440.