Veertig jaar Historische Kring tussen Rijn en Lek

LANDELIJKE BELANGSTELLING VOOR HET KROMME RIJNSYMPOSIUM

De Historische Kring tussen Rijn en Lek viert dit jaar het vijftigjarig bestaan. Een van de oprichters is Prof. Dr. Cees Dekker. Hij heeft landelijke bekendheid geoogst door een dik boek over de geschiedenis van het Kromme Rijngebied en een even dik boek over de ontginningsgeschiedenis van het Sticht. Het zijn belangrijke naslagwerken voor de amateurhistorici van deze historische kring. Toch is nog veel onbekend en daarom werd dit symposium georganiseerd om mensen met velerlei deskundigheden bijeen te brengen met het doel een groot aantal vragen over de geschiedenis van het Kromme Rijngebied alsnog beantwoord te krijgen. Als einddatum voor dit project is het jaar 2022 gekozen, want dan over zes jaar is het 900 jaar geleden, dat de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd. Het symposium trok geïnteresseerden uit de streek, maar ook velen uit het hele land.

Het Kromme Rijngebied kent een lange bewoninggeschiedenis vanaf de prehistorie. De oeverwallen van de Kromme Rijn en de stroomruggen in het gebied werden al vroeg bewoond. De laaggelegen kommen waren moerassige wildernissen. Amateurarcheologen van de kring hebben in de omgeving van Wijk bij Duurstede, het vroegere Dorestad en Houten veel onderzoek gedaan. Overal vindt men in dit grensgebied van het Romeinse Rijk sporen van bewoning uit die tijd: een villa in het Oude Dorp van Houten, het Romeinse fort Fectio bij Vechten tussen Bunnik en Utrecht en de Weg langs de limes, de grens van het Romeinse Rijk. Met de Romeinen vertrekken in de vierde eeuw veel bewoners. Pas in de Karolingische tijd bloeit het gebied weer enigszins op. Er ontstaan dorpen op de oeverwal van de Kromme Rijn en op de Houtense stroomrug en later ook op de oeverwal van de Lek. De landschapsstructuur, die in de middeleeuwen is ontstaan, bestaat nog steeds.

Bepalend is de OZO-WNW gerichtheid van de Heuvelrug en de Kromme Rijn en de vroegere stroomgordels. Daar vind je steeds de ontginningsbases voor de langgerekte percelen, die bijna overal op het NNO gericht zijn. De oudste bewoningsgebieden kennen echter een blokverkaveling op de hoger gelegen oeverallen en stroomruggen. De wat lager gelegen gebieden bij de dorpen werden als gemeenschappelijke weiden gebruikt. Pas toen de bevolking groeide door natuurlijke groei, maar ook door vestiging werden andere gebieden ontgonnen. Een oeverwal met een weg vormde dan de ontginningsbasis, zoals hier in de buurt de Schoudermantel en de Werkhovenseweg en de Achterdijk.

De kommen van Langbroek en van Schalkwijk kon pas ontgonnen worden na de afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122. Zo’n kom krijgt regenwater en kwelwater en er moet dus voor ontwatering gezorgd worden door een wetering, een brede sloot. Maar dan komen de vragen. Is die Langbroekerwetering nu eerst helemaal gegraven voordat men aan de ontginning begon met de wetering als ontginningsbasis? Wie begon daarmee? Wie betaalde? Wie kende de percelen toe? In welke volgorde? Vaak is van een bepaald vak met meerdere percelen wel te zeggen dat het eerder dan een ander vak is ontgonnen, maar een jaartal is nog niet bekend. Tijdens het symposium werden meerdere methoden genoemd. Je kunt toponiemen inventariseren en in kaart brengen. Die stapeling van toponiemen met eigenarengegevens en lijsten met de cijns per perceel kunnen samengevoegd worden tot een kaart, die mogelijk een beeld geeft van de volgorde in de ontginning van een blok. De Geografische Informatie Systemen (GIS) bieden die mogelijkheid. We kregen daarvan spectaculaire beelden te zien. Zou archeologisch onderzoek in dit gebied mogelijkheden bieden, wanneer men bijvoorbeeld de ondergrond van oude boerenerven gaat onderzoeken op materiaal, dat gedateerd kan worden? Heel wat werk voor studenten en onderzoekers in de komende zes jaar.

Ik zou bijna zestig jaar jonger willen zijn en hier aan de slag gaan met al die nieuwe methoden ook, die in mijn studietijd nog niet bestonden. Als Cees Dekker er de beschikking over had gehad, hoe zou zijn boek dan geworden zijn? Het is een interessante vraag, maar die zullen we nooit kunnen beantwoorden. Cees is er helaas niet meer. Een nieuwe generatie moet het werk afmaken.

Jaargang 9, Nr. 434.

Leave a Reply