Op twee na alle Nederlandse landschappen

JE VINDT ZE IN DE PROVINCIE UTRECHT

Behalve de kustduinen en het krijt- en lösslandschap van Zuid-Limburg komen alle Nederlandse landschappen in de provincie Utrecht voor. Wil je in één of enkele dagen meerdere landschappen zien, dan kun je maar beter gaan fietsen. Dan zie je meer, dan wanneer je een autoroute volgt. Er zijn knooppuntenkaarten van delen van de provincie en met behulp van de Grote Bosatlas en deze kaarten kun je een route door verschillende landschapselementen via die knooppunten uitzetten.

Vorige week vertelde ik over de Kromme Rijn wandelroute. Je loopt dan steeds over de oeverwal van de huidige Kromme Rijn. Het woord zegt het al; een oeverwal ligt wat hoger dan de omgeving. De zandige en niet al te natte klei maakt de strook langs het riviertje erg geschikt voor akkerbouw en fruitteelt. De Rijn heeft in de loop van de laatste vijfduizend jaar regelmatig haar loop verlegd. Bij een overstroming kon de Rijn door de oeverwal naar lager gelegen gebied stromen en daar een nieuwe bedding vormen. Bewegingen langs diep gelegen breuken in de aardkorst speelden daarbij ook een rol. De oude bedding met aan weerszijden een oeverwal verzandde en de twee oeverwallen met de oude bedding vormden een stroomrug. Ook op een stroomrug vind je akkers, boomgaarden, oude boerderijen en licht bochtige wegen. De laag gelegen gebieden tussen de oeverwallen en de stroomruggen noemen we kommen. Je ziet er vooral grasland met veel sloten, soms vrij nieuwe boerderijen en rechte wegen.

Als je van Vreeswijk ofwel Nieuwegein-Zuid naar Doorn fietst kom je al die landschapselementen tegen. Je fietst over de dijk en ziet rechts de uiterwaarden, waar vroeger klei werd gewonnen voor de steenfabrieken en nu zand. Links ligt Tull en ’t Waal op de oeverwal van de Lek en dus vind je er veel. . . .  boomgaarden. Als je naar Schalkwijk fietst kom je in een groot komgebied, grasland en nogal kaal. De Schalkwijkse wetering zorgt voor de ontwatering van dit laaggelegen, dus natte gebied. We gaan de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal over en rijden door het dorp ’t Goy. Het ligt op de brede Houtense stroomrug, die van Wijk bij Duurstede naar Houten loopt. Langs de Watertoren tussen Werkhover en Cothen komen we op de oeverwal van de huidige Kromme Rijn. De Korte Zuwe en de Zuwe brengen ons bij kasteel Sterkenburg aan de Langbroeker wetering. We zijn “afgedaald” in de kom van Langbroek. Het hoogteverschil tussen de oeverwal en het laagste punt in de kom kan wel drie meter zijn. In dit gebied bevinden zich veel landgoederen met prachtige parkbossen en ook veel grienden met wilgen en essen. Als je vanaf kasteel Sterkenburg in NO richting de Sterkenburgerlaan volgt, kom je ongemerkt in een ander landschap. De laag rivierklei wordt steeds dunner en na een paar honderd mer zijn we op het zand aangeland.

Het overgangsgebied tussen de kom en de hoger gelegen zandgronden werd vroeger heel anders gebruikt. De Heuvelrug was toen grotendeels bedekt met heide. Op de heide graasden zomers de schapen. In de winter waren die in de schaapskooien met een kuilvormige bodem. De schapen produceerden mest en die werd vermengd met heideplaggen. Die potstalmest werd gebruikt op de akkers, die daardoor een bolle vorm kregen. Tussen Doorn en Leersum zie je die bolle akkers in het overgangsgebied. Soms werden er wat veel plaggen gestoken en dan kon het zand gaan stuiven. Bij het vakantiepark Het Grote Bos vind je zo’n stuifzandgebied. Met de komst van de kunstmest was de potstalmest niet meer nodig. De heide werd bebost en het hout werd gebruikt voor stutten in de kolenmijnen en nu om er papier van te maken. De boeren leefden nu vooral van de verkoop van melk aan de melk- en zuivelfabrieken. Nu bouwen ze hier en daar grote stallen en kopen ingevoerd veevoer. Daarnaast voeren ze hun vee met zelf geproduceerde snijmais en kuilgras of hooi.

In dit overgangsgebied zien we ook veel landgoederen met fraaie villa’s. Die strook aan de voet van de Heuvelrug noemen we de Stichtse Lustwarande. Sommige landgoedeigenaren hebben hun kapitaal verdiend in Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië. Vooral de heidegrond was in die tijd erg goedkoop.

De Utrechtse Heuvelrug is een stuwwal. Lagen zand en grint, afgewisseld met leem en soms klei werden opgestuwd door een enorme ijsmassa in de Vallei. Dat ijs bracht ook grote rotsblokken mee. Een serie is te zien op het zogenaamde Steneneiland in een meer in de zandafgraving bij Maarn.

Aan de Oostkant van de Heuvelrug vind je ook weer stuifzand en de Vallei is een groot dekzandgebied. Op de dekzandruggen liggen maisakkers en de natte laagten zijn in gebruik als grasland. Ook die Vallei kent een boeiend en zeer afwisselend landschap. Bij Veenendaal komt zelfs nog veen voor.

Dit hele gebied heb ik de afgelopen kwart eeuw met groepen ouderen doorkruist. Bij bijna elke tocht hoorde ik dan wel iemand zeggen: “Wat is Nederland toch mooi.” Overtuig u zelf.

 Jaargang 7, Nr. 321.

One Response to “Op twee na alle Nederlandse landschappen”

  1. Rob Alberts schreef:

    Mijn fiets wordt voorbereid om het Utrechtse te doorkruisen.
    Een collega noemde de zandverstuivingen van de Veluwe een eerste Nederlandse milieuramp. een treffende benaming.

    Ook dit blog beschrijft jouw woonomgeving weer heel uitnodigend!

    PS: dank voor jouw persoonlijke uitnodiging.
    Vriendelijke groet,

Leave a Reply