EEN BEVLOGEN MENS
Piet Brouwer was voor ons Frater Winfridus, die voor de derde en vierde klas van de St. Ludgerus kweekschool in Hilversum surveillant was. Iemand, die zorgde, dat er tijdens de studie-uren ook echt gestudeerd werd en tijdens de recreatie zorgde voor de koffie en een gezellige sfeer. Hij was erg politiek geïnteresseerd, toen al, en de gesprekken gingen vaak over de politiek. Hij was goed op de hoogte en kon je vaak de achtergronden duidelijk maken. Een ding ben ik mij altijd blijven herinneren. In die tijd kwam het Mandement van de Nederlandse bisschoppen uit, waarbij katholieken verboden werd naar de Vara te luisteren en lid te worden van de Partij van de Arbeid, die toen de doorbraak nastreefde. Ze wilde christenen van de traditionele confessionele partijen losweken. Toen lukte dat niet zo erg. Piet Brouwer vond dat mandement maar een bedenkelijke zaak. Dat was voor ons keurige katholieke jongetjes nogal wat. Piet was zijn tijd vooruit. Zelfs nu nog viel in Rotterdam zijn kritische houding naar de bisschoppen op.
Piet was historicus en geboortig uit Sneek was hij een voorvechter van de Friese zaak. Hij probeerde kwekelingen uit Friesland ook lid te maken van de Friese club. Wij kwekelingen waren afkomstig uit het toen nog veel grotere aartsbisdom: ’t Gooi, Utrecht, Gelderland benoorden de Waal, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen. Toen wij in Hilversum studeerden kwam ‘t Gooi bij Haarlem en de drie Noordelijke provincies werden het bisdom Groningen. De Friezen en de Tukkers hadden de sterkste eigen identiteit. Bij onderlinge sportwedstrijden waren zij het meest fanatiek.
Jarenland hoorden we weinig meer van Frater Winfridus. Het drong tot ons door, dat hij geen frater mee was en dat hij getrouwd was. Een andere oud-docent kwam vaak op onze reünies. Waarschijnlijk door hem achterhaalden wij zijn adres. Sindsdien bezocht hij minstens drie keer zo een reünie. Twee keer pikte ik hem op bij station Driebergen-Zeist en reden we samen naar Zeddam en de laatste keer naar Oosterbeek. Op de terugweg zette ik hem weer af voor de trein naar Rotterdam. Onderweg had hij altijd veel te vertellen. Hij was enorm trots op zijn twee intelligente zoons, die het in de maatschappij goed deden. We hadden het over zijn lidmaatschap van de deelraad namens GroenLinks. Hij was al dik in de tachtig en nog steeds politiek actief. Er was in zestig jaar niets veranderd.
De laatste reünie in Zutphen was hij er niet. Tevoren had hij zich heel enthousiast getoond en tegenover zijn vrouw had hij gezegd, dat hij blij was weer iets te horen. Hij kwam zo graag. Kondigde zijn ziekte zich al aan?
Piet was een echte familieman. Dat kon je goed merken als hij over zijn zoons vertelde en je kon het ook bij de viering ten afscheid merken. Vierenveertig jaar de helft van zijn leven was hij getrouwd met zijn grote liefde Thea. Hij genoot van zijn kleinkinderen, die ook bij zijn afscheid een belangrijke rol speelden.
Zijn politieke overtuiging werd sterk bepaald door zijn geloof in Gods heil. God zorgt voor de mensen en de mensen zorgen voor elkaar. Zo krijg je een gelukkige samenleving. Zo toonde hij zich een visionair. Hij inspireerde mensen. Kennelijk speelde hij in Overschie lange tijd een belangrijke rol. De parochiekerk “De Verrijzenis van de Heer” was een tweede thuis. Zijn uitvaart stond in het teken van Pasen, het feest van de verrijzenis. De gedachte, dat er altijd nog hoop is op een beter leven, heeft zijn leven bepaald. Het gaf hem zijn vooruitgangsdenken. Niemand in Rotterdam-Overschie zong zo goed Gregoriaans en niemand wist er zo veel van. Gelovige mensen weten, dat hij nu de engelenkoren kan versterken om Gods lof te zingen. Moge hij rusten in vrede.
Jaargang 6, nr.294.