Beroepsbevolking

TOENAME OF AFNAME?

 

De Nederlandse beroepsbevolking wordt gevormd door de Nederlanders van 18 tot en met 65 jaar. Dit deel van de bevolking telt veel te weinig mensen, zelfs nu veel vrouwen werken. Daarom werven bedrijven arbeidskrachten in andere lidstaten van de Europese Unie. Al in de vijftiger jaren kwamen “gastarbeiders” uit Italië, Griekenland, Spanje en Portugal naar Nederland. Toen die landen tot meer welvaart kwamen vertrokken de gastarbeiders uit Nederland naar hun eigen land. Daarna werd geworven in Marokko en Turkije. Dat is inmiddels minder gewenst. We maken nu gebruik van Polen en eventueel ook Roemenen en Bulgaren. We moeten echter wel bedenken, dat ook die landen tot meer welvaart zullen komen en dat de bevolkingsgroei er zal afnemen. In de nabije toekomst zal het moeilijk worden nog arbeidskrachten buiten Nederland te werven.

In de discussies over de politiek in verband met de verkiezingen kwam vaak naar voren, dat er meer mensen nodig zijn in de zorg, vooral ook in verband met de vergrijzing. Oudere mensen doen vaker een beroep op medische zorg. Met de ouderdom komen de kwalen. Er zijn ook meer mensen nodig in het onderwijs en meer mensen nodig bij de politie. En steeds dacht ik, waar halen we die mensen vandaan? Daarbij moeten we bedenken, dat er nu nog grote leeftijdsgroepen werken uit de jaren1955 – 1970.  Over zo’n kleine twintig jaar hebben die de arbeidsmarkt verlaten. De komende jaren gaat de Nederlandse beroepsbevolking voortdurend krimpen en tegelijk wordt het moeilijker werkkrachten in het buitenland te werven. Dat tekort aan arbeidskrachten kan tot een lager Bruto Nationaal Product leiden, dus tot minder welvaart.

Een laag geboortecijfer leidt op den duur tot een krimpende bevolking en tot een te kleine groep werkenden. Welvaart en welzijn nemen dan af. Anderzijds is Nederland een dichtbevolkt land, volgens sommige natuurvrienden een te dicht bevolkt land. Sommigen willen juist die bevolkingskrimp. Van hen hoor je nooit hoe de tekorten aan mensen in de zorg en het onderwijs kunnen worden opgelost. 

Zou het verstandig zijn te gaan streven naar een constante bevolking? Geen groei, maar ook geen afname? Het lijkt, dat er een taboe rust op een discussie daarover. Om een constante bevolking te krijgen is een vruchtbaarheid nodig van 2,1 kind per vrouw. Het is iets meer dan 2 omdat een klein deel sterft voordat het zelf kinderen heeft gekregen. De trend is juist, dat veel jonge mensen ervoor kiezen als alleengaand door het leven te gaan. Geen relatie en geen kinderen. Als ze zorgen voor een goed netwerk van vrienden en vriendinnen, die elkaar helpen in geval van ziekte of ouderdomsgebreken of andere nood, dan kunnen zij zich ook nog redelijk redden zonder hulp van familie. Het is wel zo, dat al die alleenstaanden zorgen voor een grotere behoefte aan woningen, want ze blijven natuurlijk niet hun hele leven bij pappie en mammie wonen. Meer woningen betekent ook meer ruimtebeslag en minder ruimte voor natuur. Bedenk daarbij, dat ook het hoge percentage scheidingen zonder een nieuwe relatie leidt tot meer alleenstaanden.

Als zoveel Nederlanders niet meedoen met het kinderen krijgen is het dan aan te bevelen, dat de gezinnen bij voorkeur drie of vier kinderen gaan tellen? Ik heb wel eens de indruk, dat zo’n gezin tot een beter sociaal opvoedingsklimaat leidt. Maar kinderen zijn duur en dus zou er moeten worden gezorgd voor hogere lonen en meer kindertoeslag.

In de huidige verkiezingscampagne gaat het in het geheel niet over dit soort vraagstukken. Het gaat om de opwarming van het klimaat zo snel mogelijk te stoppen. Het gaat om betere en voor iedereen betaalbare zorg. Het gaat om beter onderwijs. Een grotere veiligheid is eveneens een punt. Maar de komende jaren is een discussie over bevolkingsvraagstukken wel degelijk op zijn plaats.

14w Jaargang, Nr. 657.

Leave a Reply